Samen werken aan bestaanszekerheid
Voor het project 'Sociale Coöperaties: De kracht van verbinden en versterken', is een basisdocument opgesteld. Daarin is uiteengezet vanuit welke invalshoek en met welke intenties de Sociale Alliantie samen met enkele sociale coöperaties een project heeft opgezet om het denken en doen van sociale coöperaties meer handen en voeten te geven en een bredere maatschappelijke bekendheid.
Sociale coöperaties zoeken naar nieuwe normen en vormen voor bestaanszekerheid.
Voor deelnemers zelf en voor de maatschappij als geheel. Dit document schetst kort enkele achtergronden en intenties.
Klik hier om dit artikel als pdf-document te downloaden.
1. Een nieuw soort collectief
Op verschillende plaatsen richten groepen burgers sociale coöperaties op. Omdat zowel overheid als individuele burger zelf niet meer in staat lijken te zijn om bestaanszekerheid te garanderen, voor zichzelf en voor iedereen. Sociale coöperaties richten zich op publiekrechtelijke taken, taken die tot voor kort uitgevoerd werden door de overheid of door instanties die werken in opdracht van de overheid. Die publieke taken hebben betrekking op verschillende terreinen van bestaanszekerheid: werken, wonen, onderwijs, sociale zekerheid, volksgezondheid. Dit pakket taken vinden we zo belangrijk dat we de opdrachten daarvoor vast-gelegd hebben in de grondwet. We noemen ze dan ook: sociale grondrechten.
In de praktijk is het steeds minder de overheid en zijn het steeds vaker mensen zélf die publieke taken op zich nemen en zo steeds meer zelf vorm geven aan onze sociale grondrechten. Soms geloven mensen dat ze het zelf beter kunnen. In de meeste gevallen pakken mensen taken op, omdat de overheid die wegbezuinigt.
Met hun maatschappelijke taken staan sociale coöperaties met het ene been in het publieke domein, dat de verhouding tussen overheid en burger regelt, maar qua rechtsvorm staan ze met het andere been in het private domein, dat betrekking heeft op de regels tussen burgers onderling. Die twee domeinen staan met elkaar op gespannen voet. En waar het om sociale grondrechten gaat, wordt die spanning alleen maar groter. Sociale coöperaties werken niet alleen aan bestaanszekerheid voor deelnemers zelf, maar voor de maatschappij als geheel. Naast individuele belangen gaat het hier om algemeen belang, om solidariteit. De daarbij optredende spanningen tussen het privaatrecht en het publiekrecht is een van de uitdagingen voor sociale coöperaties.
Klem tussen twee rechtsdomeinen: een voorbeeld
Het privaatrecht is een bouwsel gefundeerd op het sterke exclusieve eigendomsrecht. Daardoor zijn zelfs de meest democratische rechtsvormen (bijvoorbeeld de NV waar iedereen een aandeel van zou kunnen kopen, of de vereniging waar iedereen in principe lid van kan worden) uiteindelijk gefundeerd op een uitsluitend recht: je kunt je stem alleen laten gelden als je lid bent. En omdat we geen verenigingsplicht kennen hebben niet-leden eigenlijk geen stem. Dat is anders in het publiekrecht, het domein dat ontwikkeld is om onze democratische samenleving en onderlinge solidariteit te waarborgen. Maar sociale coöperaties kunnen slechts kiezen uit privaatrechtelijke rechtsvormen (stichting, vereniging, coöperatie, BV of NV). Ze raken zo beklemd. Want solidariteit zonder zeggenschap, dat is moeilijk lang vol te houden.
1.1 Nieuwe vormen en normen voor bestaanszekerheid
In het zoeken naar waarborgen voor bestaanszekerheid ontwikkelen sociale coöperaties nieuwe normen en vormen van samenleven: vanuit hun alledaagse werkelijkheid geven mensen zin en betekenis aan hun leven, vanuit hun eigen beleving, vanuit hun eigen deskundigheden. Dat houdt in dat zoektochten opgezet worden naar nieuw denken en doen dat mogelijk afwijkt van het gangbare. Dat betekent denken en doen dat voorbij gaat aan wat vertrouwd is in eigen kring en aan wat gangbaar is in relatie met andere groepen en instanties, waaronder de overheid en aan de overheid verbonden organisaties. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gangbare denken en doen ten aanzien van werk waaraan in de huidige samenleving veel bestaanszekerheden gekoppeld zijn.
In onze maatschappij is bestaanszekerheid via werk gekoppeld aan geld. Eten, wonen, kleding, vervoer, communicatie ... alles kost geld. Om geld te krijgen moet je kunnen werken. ‘Werk’ is steeds meer verengd tot betaald werken en daarbij is werken verhandelbare waar geworden: mensen moeten hun werkcapaciteit te gelde kunnen maken. Dat lukt niet alle mensen; werk is niet voor iedereen voorhanden. Globalisering en automatisering nemen een steeds groter wordende groep mensen het werk steeds vaker uit handen. Mensen hebben daardoor ook minder toegang tot geld. En daar waar mensen voor hun werkcapaciteit beloond worden, staan tarieven steeds verder onder druk. Dus zelfs mensen die werk hebben, krijgen steeds minder toegang tot geld. Daarmee is er voor hen ook minder ruimte om een deel van het verdiende geld te reserveren voor sociale voorzieningen. Dat geldt zeker ook voor mensen die uit noodzaak als zelfstandige zijn gaan werken.
Met een slinkend budget slinkt ook de bestaanszekerheid. Er is immers geen geld meer om benodigde voorzieningen te betalen. Steeds meer mensen zitten zonder werk en zonder geld. Ze krijgen wel steeds meer beschikking over tijd. Tijd die ze moesten afstaan om betaald te werken, houden ze nu over. Tenminste als ze vrij zouden zijn van de druk zich toch beschikbaar te houden voor betaald werk, ook als dat er niet is. Als die druk wegvalt zouden mensen met het slinken van de voorraad aan werk, dus eigenlijk toegang kunnen krijgen tot échte waarde, hun éigen waarde, een waarde niet gemeten in geld, maar in tijd. Die tijd kunnen ze inzetten om op een andere manier geld te verdienen en/of op een andere manier in hun bestaan te voorzien. Sociale coöperaties zijn die wegen aan het banen, wegen naar nieuwe vormen van bestaanszekerheid.
’Sociale’ politiek
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog is in de Westerse Wereld armoede bestreden door een nationaal georganiseerde economie onder regie van de overheden. Het maatschappelijk compromis tussen kapitaal en arbeid maakte het mogelijk om winsten, lonen èn sociale voorzieningen tegelijkertijd te laten stijgen. Maar vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is de economie zich sterker gaan organiseren op wereldschaal. En de overheid heeft dat proces begeleid met een moderniseringspolitiek die zich oriënteerde op de wereldmarkt. Dat beleid voltrok zich onder meer op het terrein van de ‘sociale’ politiek waar stelselmatig aangestuurd is op het drukken van de loonkosten en het omlaag brengen van de uitgaven voor de sociale zekerheid. Dat heeft ertoe geleid dat de laatste decennia de bestaansonzekerheden van veel mensen zijn toegenomen en de kloof tussen rijk en arm is gegroeid.
1.2 Steeds verder weg en dichterbij de alledaagse werkelijkheid
Vanaf de jaren tachtig is de verzorgingsstaat zijn beschermingstaken gaan minderen en is in toenemende mate de zorg voor bestaanszekerheid toegeschoven naar het autonome zelf-redzame individu. Er is gaandeweg een samenleving ontstaan die stoelt op het mens- en maatschappijbeeld van de zelfbewuste burger die zijn leven zelf in de hand neemt, zijn eigen loopbaan plant, eigen keuzes maakt en zichzelf indekt tegen bestaansrisico’s. Voor een groeiend aantal mensen staat dit op de markt georiënteerde mens- en maatschappijbeeld steeds verder weg van de alledaagse werkelijkheid. Er ontstaan onbestemde gevoelens en boze onzekerheid. Steeds meer mensen voelen zich buitengesloten van het gangbare. Als reactie daarop organiseren mensen op diverse plekken in het land zich in sociale coöperaties, om niet alleen, maar sámen waarborgen te creëren voor bestaanszekerheid. De zoektochten van dergelijke burgerinitiatieven naar nieuwe zelfgemaakte vormen van bestaanszekerheid geven mede inhoud en vorm aan een nieuwe tijdgeest die momenteel aan het ontstaan is. In die nieuwe tijdgeest ligt het initiatief van maatschappelijk denken en doen niet meer bij de overheid en ook niet meer bij de markt; er ontstaat een nieuw domein van maatschappelijk handelen waarin groepen burgers onderling het primaat van handelen hebben en waarin deze in alle verscheidenheid hun verhoudingen regelen. De houdingen en verhoudingen tussen (groepen) mensen die in de verzorgingsstaat en in de markteconomie zijn ontstaan, krijgen een andere maatschappelijke en politieke invulling. Met op de achtergrond een veelkleurig palet aan belangen, waarden en opvattingen over wat mogelijk en onmogelijk, wenselijk en onwenselijk is. Vanuit dit samen- én tegenspel van burgerinitiatieven ontstaan nieuwe vormen en nieuwe normen voor een nieuwe tijd, waarin niet de staat en niet de markt, maar (groepen) mensen zelf bepalend zijn voor de sociale ordening van de samenleving.
1.3 Nieuwe termen en nieuwe kracht: de positieve belofte van sociale coöperaties
Sociale coöperaties delen een missie (bestaanszekerheid veilig stellen) en ze delen een visie (er is een nieuw soort collectief nodig om invulling te geven aan onze sociale grondrechten). Maar ze hebben niet per se dezelfde rechtsvorm. Sociale coöperaties zijn burgercollectieven die niet altijd de coöperatie ook als rechtsvorm gekozen hebben. Die rechtsvorm kan immers voor collectieven grote nadelen met zich meebrengen, bijvoorbeeld wat betreft de mogelijkheid om met vrijwilligers te werken. Met de term sociale coöperatie staat dus niet de rechtsvorm, maar de coöperatieve aanpak centraal.
Sociale coöperaties geven niet alleen andere invulling aan de term coöperatie. Ook de term sociaal krijgt een heel eigen invulling, vanuit twee invalshoeken. De eerste invalshoek betreft de soort van coöperatieve initiatieven: het betreft initiatieven van burgers die samen werken aan nieuwe vormen van bestaanszekerheid als reactie op de verslechtering van door de overheid georganiseerde waarborgen van bestaanszekerheid. Daarnaast heeft het woord sociaal betrekking op de aard van deze burgerinitiatieven: zij zetten het sociale, het relationele, de verhoudingen tussen mensen onderling, centraal.
Sociale problemen zijn problemen van het sociale
Sociale problemen hebben te maken met het vraagstuk van ‘het sociale’, dat wil zeggen met de wijze waarop samenlevende mensen – in grotere en kleinere verbanden – hun samenleven regelen. Het sociale gaat over onderlinge houdingen en verhoudingen tussen (groepen) mensen. Die zijn vaak heel bepalend voor vraagstukken die mensen bezighouden: armoede, werk en werkloosheid, bestaansonzekerheid, milieu, economie. Bij veel sociale problemen wordt juist dit ‘sociale’ van het vraagstuk over het hoofd gezien. Geprobeerd wordt het vraagstuk op te lossen binnen de bestaande verhoudingen. Maar om echte oplossingen te bereiken moeten bestaande, gegroeide houdingen en verhoudingen ter discussie gesteld worden, omdat deze onvoldoende recht doen aan bepaalde (groepen) mensen. De ordening van het samenleven moet opnieuw geregeld worden. Dat geldt voor de onderlinge verhoudingen binnen kleine verbanden zoals een sociale coöperaties; het geldt evenzeer voor grote verbanden op het landelijk niveau. De permanente strijd om passende, rechtvaardige ver-houdingen tussen groepen mensen is de kern van de democratie en vormt evenzeer de kern van burgerschap. Na of in een periode van maatschappelijke dialoog en strijd worden mensen het eens met elkaar over een nieuwe, vaak slechts voorlopige, ordening van het sociale. Deze nieuwe ordening wordt het gangbare waartegen vroeg of laat sommige groepen burgers weer in verzet komen, omdat ze vinden dat zij ook of toch nog onvoldoende tot hun recht komen. Zo voltrekt zich een permanente strijd en blijft het sociale voortdurend in ontwikkeling: de bestaande ordening wordt ter discussie gesteld; er wordt een nieuwe ordening gecreëerd; die wordt opnieuw ter discussie gesteld. Die maatschappelijke uiteenzettingen geven vorm en inhoud aan burgerschap en democratie.
Uit meer dan een eeuw maatschappelijke strijd werd in het midden van de vorige eeuw de verzorgingsstaat gevormd, als een voorlopig compromis tussen werkgevers en werknemers, dat ook door de rest van de burgers werd onderschreven en ondersteund. De kern van dit samenlevingscompromis was een sociale markteconomie onder regie van de nationale overheid. Het sociale, het politieke en het economische waren daarbij met elkaar verbonden, maar behielden ieder hun eigenheid. Processen van globalisering en individualisering hebben dit compromis ondergraven. De ongelijkheden, die werden afgevlakt door de elkaar via de verzorgingsstaat in evenwicht houdende groepen, nemen weer toe.
De sociale problemen die daaruit opnieuw opleven – armoede, woningnood, werkloosheid, onzekere en onderbetaalde banen, gezondheidsverschillen, onderwijsongelijkheid – kunnen tegenwoordig echter steeds moeilijker opgepakt worden op het niveau van de samenleving als geheel. Er is als het ware geen ‘samenleving als geheel’ meer. De economie opereert op wereldschaal, daar dicteert de markt de marsroute. De staten hebben de greep op dit proces verloren. Het politieke en het sociale zijn gaan samenvallen met het economische. Daarover groeit een onbestemd ongenoegen, dat gevoed wordt door en voeding geeft aan negatieve gevoelens van frustratie bij met name zich onzeker en machteloos voelende ‘samenloze’ mensen. Om aan dergelijke negatieve verlamming te ontsnappen, ontstaan momenteel op diverse plekken in het land initiatieven van verontzekerde burgers die door coöperatievorming bestaanszekerheden willen hervinden en uitbouwen. Deze coöperatieve tegenstroom buigt de negativiteit van de groeiende bestaansonzekerheden om naar het positieve doel om in de eigen alledaagse samenleving met alle daar samenlevende mensen een open cultuur en structuur van solidariteit, vrijheid en gelijkheid te creëren. Niet iedereen is actief betrokken bij de werkzaamheden van de sociale coöperaties, maar de uitwerking ervan raakt een ieder: de samenleving wordt op een andere leest geschoeid. Voorlopig nog op kleine schaal, in de eigen wijk of buurt. Maar op termijn mogelijk op bredere schaal, als er verbindingen ontstaan tussen de wirwar van opnieuw gevormde kleinschalige moderne gemeenschappen. Dat is de positieve belofte van sociale coöperaties.
2. Verbinden en versterken
Sociale coöperaties drijven op andere fundamenten dan het gangbare. Dat maakt ze complex: ze combineren een scheppend vermogen (een nieuwe ordening van het sociale) met een rebellerende aard (verzet tegen het gangbare). Een uitdagende combinatie. En om de ruimte te vinden die ze nodig hebben om tot ontplooiing te komen en de kracht te ontwikkelen om aan de eigen koers vast te houden, kunnen sociale coöperaties veel aan elkaar hebben en veel van elkaar leren. Met dat doel verenigen ze zich in dit project: samen sterk.
2.1 Het onmogelijke denken
Sociale coöperaties zetten het gangbare onder veranderingsdruk. Niet vanwege fysieke of financiële macht, maar vanwege hun ideële kracht. Sociale coöperaties ontwikkelen vanuit de alledaagse werkelijkheid van mensen nieuwe denkrichtingen die dingen mogelijk maken die nu onmogelijk lijken. Het onmogelijke denken, dat is waar sociale coöperaties voor staan:
In plaats van een economie geleid door de logica van het geld, een economie van eigen gezamenlijke mogelijkheden. In plaats van een economie van privaat bezit, een economie van gemeengoederen. In plaats van een economie van eigendom, een economie van vruchtgebruik. In plaats van een economie van marktwaarden, een economie van gebruikswaarden. In plaats van een economie van verkochte tijd, een economie van eigen tijd. In plaats van een economie van individuele rijkdom, een economie van gemeenschappelijke rijkdommen.
2.2 Het onmogelijke uitproberen
Sociale coöperaties denken niet alleen na over manieren om het onmogelijke mogelijk te maken, ze proberen het onmogelijke uit. Ze verstaan namelijk de kunst van de voorlopige oplossing als het hoogst haalbare op korte termijn. Dat is niet makkelijk, vooral niet omdat ze coöperatief georganiseerd zijn. Ze hebben een inclusieve houding (meedoen en meepraten staat voorop) en ze werken op basis van inclusieve besluitvorming (one man one vote). Maar: zoveel mensen, zoveel wensen.... dat zorgt voor uitdagingen. Sociale coöperaties zoeken daarom naar nieuwe vormen van besluitvorming. Dat valt niet mee in een wereld waarin democratie lange tijd samenviel met eenmaal in de vier jaar een kruisje achter een naam zetten. Sociale coöperaties maken daardoor ook deel uit van een belangrijke democratische transformatie in de samenleving. Ze hebben tijd en ruimte nodig om inhoud en vorm te geven aan zowel de samenwerking intern als de samenwerking met organisaties om zich heen. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is het Bijzonder Statuut (zie bijlage).
De interne organisatie
Mensen die binnen een sociale coöperatie met elkaar samenwerken moeten over allerlei zaken nieuwe soorten afspraken maken, bijvoorbeeld over:
De doelstelling
Met de doelomschrijving wordt het speelveld van de werkzaamheden van de sociale coöperatie vastgelegd: het bestuur moet handelen binnen de grenzen van het om-schreven doel. Gangbaar is om de grenzen van het handelen op te rekken door een zo ruim mogelijke doelomschrijving en daar dan aan toe te voegen ‘alles in de ruimste zin van het woord’. Maar bij sociaal ondernemen vormt de sociaal maatschappelijke doelstelling hét ankerpunt waar diverse betrokkenen zich aan committeren. Met een te ruime doelomschrijving kan het handelen van directie of bestuur op gespannen voet komen te staan met de belangen van overige betrokkenen: van kwetsbare doelgroepen in het sociale domein tot strategische partners als gemeenten en investeerders. Ook moet worden bepaald door wie de doelomschrijving mag worden gewijzigd.
Wie heeft waarover zeggenschap?
Voor de bedrijfsvoering is het van belang hoe de zeggenschap geregeld is. Zeker als de maatschappelijke doelstelling betrekking heeft op kwetsbare groepen kunnen rond dit onderwerp financiële en relationele spanningen ontstaan tussen belanghebbenden: hoeveel mag de ondernemer verdienen aan werk dat door vrijwilligers gedaan wordt?; welke zeggenschap hebben en/of willen kwetsbaren zelf?
Transparantie
Eigenlijk wil een ondernemer helemaal niet alles delen met de buitenwereld, uit zorg dat daarmee de voorsprong op concurrenten verloren gaat. Maar transparantie is ook een manier om draagvlak te ontwikkelen. Krijgen betrokkenen en niet-direct betrokkenen (niet-leden) dan ook de kans om een tegengeluid te laten horen? En hoe om te gaan met klachten?
Waarborgen voor continuïteit
Er kunnen regelingen getroffen worden rond het in- en uittreden van leden en aandeel-houders. Er kunnen afspraken worden gemaakt over bijdragen die leden kunnen leveren. Er kunnen afspraken worden gemaakt over de bestemming van het aanwezige vermogen als de coöperatie zich opheft.
Samenwerken met overheid, instanties en andere organisaties
Een sociale coöperatie moet de houdingen en verhoudingen regelen met (groepen) mensen, instellingen, organisaties buiten de sociale coöperatie. Daaronder vallen groepen en organisaties die partners zijn van de coöperatie, maar ook groepen en organisaties die tegenstrevers zijn. Het betreft hier onderwerpen als:
Bevoegdheid om doelstelling te wijzigen
Afhankelijk van de rechtsvorm komt de bevoegdheid om wijzigingen in statuten door te voeren toe aan het bestuur, de aandeelhouders of de leden. Deze wijzigingsbevoegdheid kan een knelpunt vormen voor strategische partners. Het kunnen wijzigen van het doel kan er immers toe leiden dat met geld van partners investeringen worden gefinancierd die later voor een ander doel worden ingezet. Dit kan verklaren waarom financiers aandeelhouder willen worden: ze willen zeggenschap houden over het doel waarvoor de investering wordt aangewend. Nu en in de toekomst. En dat stelt de sociaal ondernemer voor een nieuw dilemma. Want als aandeelhouder kan een financier zeggenschap krijgen over de prioriteiten in de bedrijfsvoering. Dat zet alle betrokkenen bij een sociale onderneming op scherp: staat de bedrijfsvoering in dienst van het realiseren van het sociaal maatschappelijk doel of in dienst van het realiseren van winst voor de aandeelhouders? In het gangbare denken heeft een aandeelhouder recht op winst en is een aandeelhouder gericht op winstmaximalisatie. Maar bij sociaal ondernemerschap staat het realiseren van het maatschappelijk doel centraal. Als daarbij winst wordt gemaakt is het niet altijd in het belang van de doelstelling om de winst aan aandeelhouders uit te keren.
Beschikkingsvrijheid
De beschikkingsvrijheid van aandeelhouders over hun aandelen, het vermogen van de onderneming dan wel de gehele onderneming, kan spanningen opleveren met degenen die de onderneming van middelen hebben voorzien (dat kunnen strategische partners zijn maar ook bijvoorbeeld vrijwilligers). Voorzieningen zijn nodig om enerzijds de continuïteit van de onderneming te waarborgen als aandeelhouders zich willen terugtrekken en anderzijds waar-borgen voor aandeelhouders te verzegelen in geval de onderneming beëindigd wordt of overgaat in andere handen.
2.3 Samenwerken
Het onmogelijke denken en uitproberen kan niet zonder een nieuwsgierige en lerende basishouding. Een houding waar je leden van sociale coöperaties aan kunt herkennen. Dit project brengt initiatieven met elkaar in contact – fysiek en digitaal – om door het uitwisselen van alledaagse praktische ervaringen van elkaar te leren. Zodat ze het wiel niet steeds opnieuw zelf uit moeten vinden. Maar ook om scherper zicht te krijgen op de eigen identiteit en hun rol in maatschappelijke veranderingen. Dat is belangrijk omdat overheden en instanties – bewust of onbewust en met alle goede bedoelingen – de veranderkracht van sociale coöperaties kunnen ondergraven, door ze te instrumentaliseren: ze te maken tot instrument van overheidsbeleid.
Sociale coöperaties werken samen aan:
- Presentaties: laten zien waar je voor staat als sociale coöperatie (via website www.initiatief.nu)
- Manifestaties: on- en offline bijeenkomsten (via Social Talks)
- Combinaties: samenwerken, met elkaar en met bedrijfsleven (bijvoorbeeld via Koop-bij-Coop)
- Het ontwikkelen van nieuwe methoden en technieken (zoals bijvoorbeeld het Bij-zonder Statuut)
- Een nieuwe toon in de maatschappelijke dialoog (via publicaties en de website www.socialecooperatie.nl)
Sociale coöperaties richten zich daarbij met name op de volgende thema’s:
- Nieuwe rechtsvormen
- Nieuwe vormen en normen voor bestaanszekerheid
- Nieuwe manieren van samenwerken
Overzicht
Na dertig jaar denken en doen vanuit de overheid (1955-1985) en na dertig jaar denken en doen vanuit het autonome individu (1985-2015) is er nu een nieuwe tijdgeest aan het ontstaan. Sociale coöperaties proberen die nieuwe tijdgeest te grijpen in anders denken en anders doen door met name samen nieuwe normen en vormen van bestaanszekerheid te creëren. Dat betekent gangbare vanzelfsprekendheden ter discussie stellen en met vallen en opstaan toekomstgerichte veranderingswegen verkennen en ontsluiten. Dat betekent met positieve scepsis de dialoog aangaan met soortgelijke initiatieven en met partijen wiens medewerking nodig is om de nodige bewegingsruimte te krijgen om nieuwe wegen te verkennen. Wegen die leiden naar nieuwe normen en vormen van bestaanszekerheid. Voor deelnemers en voor de maatschappij als geheel. Enkele belangrijke onderwerpen van de maatschappelijke dialoog die sociale coöperaties in gang zetten, worden in een schema kort samengevat.
Klik hier om het schema te downloaden.
Nicole Estejé en Raf Janssen, Amersfoort, 3 juli 2016
Klik hier om naar de startpagina van dit thema-dossier te gaan.