logo-sociale-alliantie6

Gemeentelijke maatwerkvoorzieningen zorgkosten schieten ernstig tekort

Maatwerkvoorzieningen voor compensatie van extra zorgkosten i.v.m. ziekte en handicap

Door Henk Weijnen

Sinds 2014 en 2015 is een aantal landelijke regelingen voor compensatie van extra kosten i.v.m. chronische ziekte of handicap afgeschaft. Dat betrof de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de compensatie eigen risico (CER), en het mantelzorgcompliment.
Gemeenten werden verantwoordelijk gesteld voor het opzetten van nieuwe maatwerkregelingen. De overheveling ging gepaard met een flinke bezuinigingen. Gemeenten hadden hierbij een grote beleidsvrijheid om een maatwerkvoorziening te treffen en de vormgeving daarvan. Als gevolg van de aanzienlijke budgetkorting hebben de meeste gemeenten zich voornamelijk gericht op de (financieel) meest kwetsbare groepen.

Over welke regelingen gaat het?

In 2015 werden deze regelingen afgeschaft:

1. De Wtcg

de Wtcg bestond uit verschillende deelregelingen, waaronder:
a. een algemene tegemoetkoming voor de meerkosten i.v.m. chronische ziekte en/of handicap met een jaarlijks bedrag van aanvankelijk € 150 tot en met € 500, afhankelijk van leeftijd (65+ of 65-) en hoogte van het zorggebruik. Sinds 2012 was deze regeling inkomensafhankelijk tot een plafond van € 24.570 (eenpersoonshuishouden) of € 35.100 (meerpersoonshuishouden). Deze regeling is per 2014 afgeschaft.
b. een korting van 33% op de eigen bijdragen voor Wmo- en Wlz-voorzieningen (Wet langdurige zorg, voorheen AWBZ), afgeschaft per 2015.

2. De CER

De CER was een compensatie voor het eigen risico van de Zvw bedoeld voor mensen met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, in het bijzonder als gevolg van chronische ziekte of handicap. De tegemoetkoming bedroeg in 2013 € 99, het maximale eigen risico in dat jaar. Deze regeling kende geen inkomensgrens.

Beide regelingen (Wtcg en CER) werden uitgevoerd door het CAK.

3. Het mantelzorgcompliment

De voorheen landelijke regeling kende aan mantelzorgers jaarlijks een bedrag uit van aanvankelijk € 250, vanaf 2012 € 200. Het bedrag werd uitgekeerd via de SVB en wie mantelzorger was werd door het CIZ geregistreerd. Per 2015 is deze regeling overgeheveld naar gemeenten. Het budget is toegevoegd aan het basisbudget Wmo, met 6,62% hiervan als richtlijn voor mantelzorg. De gemeenten zijn vrij in de invulling van dit budget. Gemeenten werden vanaf 2015 verantwoordelijk gesteld voor het opzetten van nieuwe maatwerkregelingen.

Hebben gemeenten maatwerkregelingen getroffen en zo ja, hoe?

Het ministerie van VWS liet in een brief van 11 maart 2016 aan de Tweede Kamer weten dat onderzoek en een quickscan zouden laten zien dat gemeenten compenserende maatregelen treffen voor minima en chronisch zieken. ”Nagenoeg alle onderzochte gemeenten bieden een bijdrage in de zorgpremie aan, verlenen bijzondere bijstand voor zorgkosten en bieden de mogelijkheid het eigen risico of eigen bijdrage te herverzekeren via een aanvullende zorgverzekering.”

Zoals we vaker zien bleek al gauw dat de werkelijkheid er anders uitziet, zoals o.a. onderzoek van de FNV laat zien. De FNV onderzoekt om de twee jaar het sociale beleid van Nederlandse gemeenten. Uit de lokale monitor over het jaar 2016, waaraan 144 gemeenten hebben meegedaan, blijkt het volgende beeld.

Jaarlijks vaste bijdrage?

In dit onderzoek is aan gemeenten gevraagd of men maatwerkvoorzieningen heeft getroffen en onder welke voorwaarden.
Wat betreft de voormalige algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) is aan gemeenten gevraagd of men een jaarlijkse vaste bijdrage voor de meerkosten van ziekte of handicap verstrekt. Slechts 34% van de onderzochte gemeenten deed dit, de rest verwees mensen naar de collectieve zorgverzekering voor minima of de bijzondere bijstand. In gemeenten die een vast jaarlijks bedrag verstrekken hanteert de helft van de gemeenten een inkomensgrens van 110% van het minimum, de andere helft een hoger bedrag.

Eigen bijdragen

Wat betreft korting op of kwijtschelding van eigen bijdragen voor Wmo-maatwerkvoorzieningen (d.w.z. persoonlijke voorzieningen, zoals begeleiding, vervoer of woningaanpassing) is de uitkomst dat driekwart van de gemeenten volstond met een (meestal kleine) compensatie via de bijzondere bijstand of de collectieve zorgverzekering. Gemeenten kunnen ook de maximum eigen bijdrage verlagen of de uurtarieven verlagen. Dit ging op voor 22% van de gemeenten. Slechts 15% van de gemeenten had voor inkomens tot 120% van het minimum een kwijtscheldingsbeleid, 2% voor hogere inkomens. In totaal verstrekte dus 37% van de gemeenten een (gedeeltelijke) financiële compensatie.
Voor algemene Wmo-voorzieningen (bijvoorbeeld maaltijdservice en boodschappendienst) vroeg 44% geen eigen bijdrage, de rest wel of volstond met individuele toetsing. Verder zetten gemeenten voorzieningen steeds meer in als een algemene voorziening, waarvoor geen wettelijk en inkomensafhankelijk maximum geldt. Zo hebben veel gemeenten van de huishoudelijke zorg een algemene voorziening gemaakt.

N.B. Sinds 2019 is er een nieuwe wettelijke regeling voor het maximum van eigen bijdragen voor Wmo-voorzieningen voor hulp en ondersteuning. Voor 2020 bedraagt die € 19 per maand.

Het eigen risico voor de zorgverzekering werd door 46% van de gemeenten gecompenseerd, in de meeste gevallen (36%) echter slechts gedeeltelijk.

Mantelzorgcompliment

Een mantelzorgwaardering werd door 33% van de gemeenten verstrekt in de vorm van een jaarlijks vast bedrag. Bij 14% van de onderzochte gemeenten was niets geregeld voor mantelzorgers. Van 13% was onbekend of zij een regeling hebben. In andere gemeenten kreeg men een cadeaubon, kortingpas, jaarlijkse lunch, een parkeervergunning of een vergoeding van reis- of telefoonkosten, soms alleen voor minima. Volgens Mantelzorg.nl is voor gemeenten met een jaarlijks bedrag het gemiddelde € 115.

Over het jaar 2018 is eveneens door de FNV een lokale monitor uitgebracht, waaraan 135 gemeenten hebben deelgenomen. Hierbij zijn geen vragen over compensatie van het eigen risico en over het mantelzorgcompliment opgenomen.

Hieronder de uitkomsten voor de overige onderwerpen. Ter vergelijking vermeld ik ook de cijfers over 2016.

 

2018

2016

Jaarlijks vast bedrag meerkosten

24%

34%

Compensatie eigen bijdrage WMO-maatwerk voorziening

18%

39%

Compensatie eigen bijdrage WMO-algemene voorziening

45%

44%

Zoals men ziet is voor twee van deze regelingen het aantal gemeenten met een financiële compensatie in deze twee jaren sterk afgenomen.
Het aantal gemeenten met een vast jaarlijks bedrag voor meerkosten is met 10% gedaald, voor de compensatie van eigen bijdragen voor Wmo-maatwerk-voorzieningen met 21%. Het aantal gemeenten dat geen eigen bijdrage vraagt voor algemene Wmo-voorzieningen is nagenoeg gelijk gebleven (45%).

Hoeveel mensen er ook daadwerkelijk gebruik van maken is niet bekend, maar zeer waarschijnlijk is er sprake van een aanzienlijk (onterecht) niet-gebruik. Ook onder de voormalige landelijke regelingen was er een fors niet-gebruik. Nu de gemeenten voor deze voorzieningen verantwoordelijk zijn en daar, voor zover er al een voorziening getroffen is, vaak ingewikkelde en moeilijk toegankelijke regelingen voor ontworpen zijn, zal het niet-gebruik nog meer zijn toegenomen.

Conclusies

1. Een minderheid van de gemeenten heeft een maatwerkvoorziening getroffen

Op basis van de cijfers uit de FNV monitor over 2016 blijkt dat slechts een minderheid van de onderzochte gemeenten een maatwerkvoorziening had getroffen voor de 5 voormalige landelijke regelingen. De percentages liggen tussen 34% (vast jaarlijks bedrag voor meerkosten) tot 47% (mantelzorgcompliment).

Over het jaar 2018, waar 3 regelingen onderzocht zijn, blijkt dat er bij 2 regelingen sprake is van een flinke daling tot 24% (vast bedrag meerkosten) en 18% (compensatie eigen bijdragen Wmo-maatwerkvoorzieningen). De conclusie moet derhalve zijn dat de decentralisatie van deze voorzieningen zeer nadelig is uitgevallen. Het betreft een zeer grote groep mensen die daar bij extra ziektekosten in veel gevallen in de oude regeling (Wtcg) recht op zou hebben. Het aantal mensen met een chronische aandoening ligt tussen de 30% en 50% van de bevolking (50% met 1 aandoening en 30% met meerdere aandoeningen). Het aantal mensen met een matige of ernstige handicap bedraagt volgens wat oudere cijfers van het CBS 2,4 miljoen (2012).
In een zeer groot aantal gemeenten kunnen zij dus geen beroep doen op deze compensatieregelingen. Een vast jaarlijks bedrag voor meerkosten is anno 2018 (op basis van de cijfers van de FNV-monitor, aannemende dat het onderzoek representatief is) in 76% van de Nederlandse gemeenten niet geregeld. Voor zover van de gemeenten nog wel voor minima onder hen een regeling hebben is men aangewezen op de bijzondere bijstand of een korting op de collectieve gemeentelijke zorgpolis. In nog meer gemeenten, 82%, is de standaardkorting van 33% op de eigen bijdragen voor Wmo-maatwerkvoorzieningen die bestond in de Wtcg niet geregeld.
Gelet op deze cijfers kan men hieruit concluderen, dat deze decentralisatie naast diverse andere, o.a. de Wmo, het predicaat 'miskleun' verdient.

2. Verschillen tussen gemeenten

Een ander groot negatief gevolg van de decentralisatie is dat er zeer grote verschillen zijn ontstaan tussen gemeenten. De oorzaak daarvan is dat gemeenten een grote vrijheid hebben gekregen om al of niet een maatwerkvoorziening te treffen of de vormgeving daarvan, via een aparte financiële compensatieregeling, een regeling in het kader van de Wmo, de bijzondere bijstand, minimaregelingen of de collectieve (aanvullende) zorgverzekering.
Voor mensen met extra ziektekosten moet het een mistroostige gewaarwording zijn dat men in de eigen gemeente geen recht heeft op een compensatie en in een andere, bijvoorbeeld naburige, gemeente wel.

Daarnaast doen zich grote verschillen voor tussen gemeenten wat betreft de inkomensgrens om in aanmerking te komen voor een compensatie en de hoogte van de compensatie.
Zo varieert de inkomensgrens voor diverse regelingen tussen de 100% en 150% van het sociaal minimum. De hoogte van het vaste bedrag voor meerkosten varieert van € 100 tot € 385.

Hetzelfde geldt voor de criteria die gemeenten vastgelegd hebben om als chronisch ziek of gehandicapt erkend te worden voor de toekenning van bepaalde compensaties. Doorgaans moet in elke gemeente wel een bewijs dat men chronisch ziek of gehandicapt is overgelegd worden, vaak ook meerdere malen, alhoewel doorgaans de ziekte of handicap onveranderd is of uit andere voorzieningen bekend is.
Welke meerkosten voor compensatie in aanmerking is bij sommige gemeenten tot in detail vastgelegd, bijvoorbeeld de gemeente Drimmelen, die overigens relatief een van de betere regelingen voor meerkosten heeft. De gemeente Amsterdam heeft voor een aantal groepen van extra ziektekosten afzonderlijke compensatiebedragen vastgesteld, bijvoorbeeld voor extra kledingkosten, extra bewassingskosten, extra energiekosten e.a. kosten, met een maximum van € 91,25 per maand. Andere gemeenten stellen als voorwaarde dat het eigen risico geheel gebruikt moet zijn.
De gemeente Emmen heeft een tegemoetkoming voor eigen bijdragen Wmo van € 300, met de gunstige bepaling dat men dat bedrag ontvangt ongeacht het aantal maanden dat men een bijdrage heeft betaald, en ook wanneer het CAK de bijdrage op 0 heeft gesteld. De gemeente Utrecht heeft een compensatie voor meerkosten bij niet-vergoede zorgkosten boven € 200, met een inkomensgrens van maximaal € 39.000.
Conclusie: ook wat betreft vormgeving van de maatwerkregelingen is de decentralisatie volledig uit de hand gelopen en heeft tot een grote mate van ongelijke behandeling geleid.

3. Waardering van mantelzorg

Hierover zijn alleen over het jaar 2016 gegevens bekend. In 33% van de onderzochte gemeenten werd een vast jaarlijks bedrag uitgekeerd. Volgens Mantelzorg.nl bedroeg dit gemiddeld € 115, beduidend minder dan het bedrag van € 200 onder de vroegere landelijke regeling.
In 14% was er niets geregeld. In de overige gemeenten werd volstaan met een cadeaubon, een jaarlijkse lunch, kortingspas, of voor de minima via de bijzondere bijstand.

Mantelzorgers verzorgen doorgaans onbetaald en langdurig zieke familieleden of vrienden. In feite wordt hiermee een aanzienlijk bedrag op de professionele zorg bespaard. Via de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning en waardering van mantelzorgers.
Zij krijgen hiervoor een relatief aanzienlijk budget. Landelijk gaat het om 143 miljoen, dat is toegevoegd aan het basisbudget voor de WMO, anno 2019 2,159 miljard, ofwel 6,62% van dit budget is bedoeld voor mantelzorg. Gemeenten beschikken dus in principe over voldoende budget om een redelijke financiële compensatie te verschaffen aan mantelzorgers.
Niettemin is in 14% van de gemeenten helemaal niets geregeld voor mantelzorgers, terwijl de grote meerderheid er zich tamelijk goedkoop van af maakt met een cadeaubon e.d.

Hoe dit te verdedigen valt is de vraag. Hoewel de gemeenten vrij zijn in de verdeling van het Wmo-budget is dit in ieder geval in strijd met de bedoeling van de mantelzorgregeling. Volgens de 6,62% richtlijn zou het bij de kleinere gemeenten gaan om bedragen tussen € 100.000 en € 250.000 en in grote gemeenten tussen de 1,5 en 2 miljoen, bedragen die dus in de meerderheid van de onderzochte gemeenten niet voor dit doel besteed worden. Volgens Mantelzorg.nl zijn er Nederland 4,4 miljoen mantelzorgers, waarvan grofweg de helft dus, anders dan onder de vroegere landelijke mantelzorgregeling, geen of slechts een symbolische compensatie krijgt.

Henk Weijnen

 

Afdrukken

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media