logo-sociale-alliantie6

Minima 2022

Bespreking van het boek 'De achterblijvers'

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

de achterblijvers

In 1987 was ik redacteur van een bundel portretten van 22 krachtige mensen die ondanks hun persoonlijke capaciteiten de grootste moeite hadden om een leefbaar bestaan op te bouwen en vast te houden. Het boek werd destijds uitgegeven door de ‘Commissie Oriënteringsdagen voor problemen van maatschappelijke achterstelling’ onder de titel Minima 2000; losse eindjes aan elkaar knopen. De losse eindjes waar in de titel van het boek gesproken werd, hadden niet alleen betrekking op de moeite die de geportretteerde minima hadden om rond te komen, maar hadden ook en met name betrekking op wegen en aanzetten die deze minima, vaak uit nood geboren, creëerden naar een ecologisch alternatief voor de markteconomie die hen te weinig ruimte bood om een fatsoenlijk en zinnig bestaan op te bouwen. Het boek over deze minima was een van de activiteiten waarmee genoemde commissie aandacht vroeg voor de positie van lage inkomensgroepen in Nederland. De intentie waarmee dit gebeurde staat kort vermeld in de inleiding: “Geprobeerd wordt tegels te lichten waaronder maatschappelijke mechanismen schuil gaan die maken dat honderdduizenden mensen momenteel in een ondermaatse sociale en ekonomische positie gehouden worden. De Commissie heeft geleerd haar vertrekpunt daarbij te zoeken in de dagelijkse werkelijkheid van mensen. Die werkelijkheid en de verschuivingen die zich daarin voordoen geven haarscherp aan dat de huidige maatschappij midden in een ingrijpend veranderingsproces zit. Het ekonomisch systeem is zich drastisch aan het wijzigen en dikteert ook aan andere levensterreinen een nieuwe koers. Menigeen is geneigd daar ongedwongen in mee te gaan, als ware het een vanzelfsprekendheid of onontkoombaarheid. De gedwongen werkelijkheid en bittere waarheid van de minima kunnen deze verwachte of gedachte maatschappijontwikkeling mogelijk in een ander daglicht stellen. Regeren is vooruitzien en vanuit dat idee worden veel beleidsadviezen en toekomstontwerpen geschetst. De werkelijkheid van onder-op komt daarbij vaak niet door en er voltrekken zich maatschappelijke diskussies waarin de waarheid van de minima niet eens op tafel komt. Deze publikatie wil daaraan enig tegenwicht bieden door een licht te laten schijnen op maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een ‘objectieve vooringenomenheid’ met de belangen van de minima.” (Minima 2000, 1987, p. 7).

In gesprek met zes personen uit de lagere middenklasse

Zorgen dat de ergerlijke waarheid van de minima op tafel komt en een rol gaat spelen in het maatschappelijke debat over de inrichting van de samenleving. Dat is ook de insteek van het boek dat onlangs door de Vlaamse socioloog Geert Schuermans is uitgebracht onder de titel De achterblijvers. Hoe de vloer onder de lagere middenklasse wegzakt. (Epo, Berchem, 2021). Schuermans laat in zijn boek enkele personen aan het woord uit de heel omvangrijke “stille groep die niet meesurft op de voorspoed van het voorbije decennium. Mensen die misschien niet in armoede leven, hard moeten vechten om het hoofd boven water te houden, maar door één tegenslag in de problemen geraken.” (p. 9) Met veel zorg heeft Schuermans zes personen uitgekozen die hij in zijn boek presenteert. Het zijn mensen die zichzelf niet meer willen ‘wegsteken’ en die Schuermans als gegoede middenklasser helpen diens schroom te overwinnen om deze mensen aan het woord te laten.

Sofie, de vrouw van veertig die zich van de laatste spaarcenten omgeschoold heeft tot medical management assitant, geen werk kan vinden omdat er Frans gesproken wordt in het lokale ziekenhuis, een tijdlang gezorgd heeft voor een zieke zoon en nu door de uitkeringsinstantie weer achter de vodden gezeten wordt om weer zo snel mogelijk aan het werk te geraken.
Eliza, de vrouw van vijfenveertig die vanwege een scheiding als het ware uit de welvaart gevallen is. Ze is kleuterleidster, maar al geruime tijd ziek. De uitkeringsinstantie wil dat ze terug gaat werken, maar zij kan dat niet. Het gevoel van kwetsbaarheid wordt versterkt door het huis dat ze bij haar scheiding moest kopen en dat veel gebreken vertoont, terwijl ze het geld niet heeft die te herstellen.
Koen, ook een veertiger, die zijn kost verdient als klusjesman, omdat hij zijn vast werk niet kon combineren met de zorg voor de kinderen die hij op zich nam na de scheiding. Nu ervaart hij dat “ge als zelfstandige keihard moet werken om op het einde van de maand niets over te houden”. (p. 19)
Amin, een Marokkaanse man van vierendertig, die in het laatste jaar van zijn opleiding tot sociaal-cultureel werker vol ambitie is om hier een goede job te vinden en intussen zich in leven houdt met een baantje in een winkelcentrum; die geen uitkering wil aanvragen, omdat hij vindt dat hij zijn geld zelf moet verdienen.
Kurt, die met z’n zestiende van school ging zonder diploma en sindsdien werk zoekt waarin hij zich thuis kan voelen; dat heeft hij nu in een drukkerij, maar daar moet hij wel ver voor reizen sinds het bedrijf na een fusie verplaatst is. Hij is getrouwd met Cindy, die altijd als poetsvrouw heeft gewerkt, maar nu al twee jaar vanwege mentale en fysieke problemen een ziekte-uitkering krijgt. Het echtpaar is ondanks een redelijk inkomen door pech in de schulden geraakt en na lang aarzelen zitten ze inmiddels in de schuldbemiddeling.

Met deze vijf mensen heeft Schuermans gedurende een jaar een aantal gesprekken gevoerd. Daarin kwamen vijf thema’s vaak terug en deze heeft hij in aparte hoofdstukken in het boek uitgewerkt: de waarde van werk, politiek, identiteit, ecologie en veerkracht.

De waarde van werk

Koen, de klusjesman, vertelt met de trots van een ambachtsman over het werk dat hij met zijn eigen handen verricht, ook al krijgt hij daar minder voor betaald dan menigeen die gestudeerd heeft ontvangt voor werk dat vaak maatschappelijk gezien overbodig is en daarom door de onlangs overleden antropoloog Graeber is aangeduid met de term onzinbanen, bullshitjobs. Amin, die als sociaal werker omgaat met kwetsbare mensen, is eveneens een ambachtsman die waardevol werk verricht en daarnaast zijn kost moet zien te verdienen met een baantje in een supermarkt. Sofie die zonder werk zat, is trots dat ze door het uitzendbureau uit een grotere groep sollicitanten is geselecteerd voor werk in een callcenter op basis van weekcontracten. Deze onzekere uitzendjob is van grote waarde voor Sofie, die zich daardoor meer voelt dan niet-productieven die een uitkering krijgen zonder ervoor te werken. Enige tijd later is Sofie vanwege de coronacrisis ontslagen. Ook Eliza, de kleuterjuf, vertelt met liefde over haar vak, dat ze steeds moeilijker als vakvrouw kan uitoefenen zoals zij vindt dat het hoort, vanwege het administratief gedoe er rondom heen. Kurt en Cindy, het echtpaar dat in de schuldsanering zit, is trots dat hun zoon zelf het geld verdiend heeft om mee te gaan op schoolreis en van zijn verdiensten als jobstudent zelfs iets afgeeft voor het huishouden als dat nodig is. Ook dat geeft een speciale waarde aan dat werk. Tussendoor komen korte beschouwingen van wetenschappers als Sennet, Graeber, Sandel, Mazzucato die uitdrukking geven aan de gevoelens die leven bij mensen met wie Schuermans gesprekken heeft gevoerd. “Alleen hebben zij niet de woorden om dat gevoel uit te drukken. Dat leidt tot boosheid en een gevoel van minderwaardigheid. Als ik [=Schuermans, RJ] dit politiek vertaal, ligt hier een boulevard aan kansen voor links. In plaats van rechts achterna te hollen in flinks beleid, zou het beter ongegeneerd in nieuwe vormen van volksverheffing investeren. Bevestig de groep gewone mensen in hun frustratie en leer hen tegelijk de taal om samen een correcter en rechtvaardiger verhaal over onze economie te vertellen.” (p. 61)

Over de politiek

De coronacrisis blijkt grote gevolgen te hebben voor mensen als Sofie, Eliza, Koen, Amin, Kurt en Cindy. Geen computers of oude afdankers die niet geschikt zijn om digitaal te werken. Of slechts een computer voor drie kinderen die alle drie digitaal les moeten volgen. Geen opdrachten en weinig notie van ondersteuningsmaatregelen van de overheid, waarvan ze overigens weinig moeten hebben: “Wat gaan die mannen voor mij doen? Niks toch! Terwijl zij bezig zijn, blijven mijn rekeningen komen, hoor, dat maakt allemaal niks uit. Voor ons gaat het leven gewoon door. Regering of niet. Politiek, nee, dank u wel!” (p. 73) Sofie die blij was met haar interimbaantje maar intussen alweer ontslagen is, neemt het de politiek kwalijk dat ze niks doen voor flexwerkers. Ze is boos dat de overheid zelf misbruik maakt van mensen zoals zij. En Cindy ziet hoe mensen zoals zij moeten sappelen voor een schamel inkomen, terwijl politiekers bakken geld verdienen. Zij vindt het zakkenvullers. “Wij maar geld inleveren en zij incasseren. Ik wil ook wel 5.000 euro in de maand om niks te doen. Hoe kunnen die nu beslissingen over ons nemen?” (p. 90) Amin is milder over het politiek systeem van België, omdat hij het vergelijkt met Marokko. Wat België wel van Marokko kan leren is het opkomen voor elkaar, elkaar helpen. Dat gebeurt in Marokko vaak noodgedwongen, terwijl in België meer naar de staat en de politiek gekeken wordt als er hulp nodig is.

Over identiteit

Concrete voorvallen die zich voordoen in de huishoudens van de personen waarmee Schuermans in gesprek is, laten zien hoe moeilijk het met name voor kinderen is om zich goed te ontwikkelen. Financiële en andersoortige onzekerheid veroorzaken stress bij kinderen en een machteloos gevoel van tekortschieten bij ouders, die goede ouders willen zijn en hun kinderen willen helpen. Om de ongerijmdheden die veroorzaakt worden door armoede en onzekerheid aan de kaak te stellen, gaan geen grote groepen mensen uit solidariteit de straat op, terwijl arme huishoudens dat wel zien gebeuren als er bijvoorbeeld iets gebeurt met een zwarte man in de Verenigde Staten. Sofie kan er boos om worden: “Die hebben daar allemaal makkelijk protesteren. Hoeveel van die blanke betogers in Brussel zouden er in een wijk als de mijne wonen? Niet veel, denk ik.” (p. 105) Intussen is het inkomen van Sofie door het verlies van haar flexbaantje zo klein geworden dat ze aangewezen is op de voedselbedeling. Haar boosheid over het niet kunnen vinden van werk richt zich op de vluchtelingen van wie zij vindt dat die veel te gemakkelijk worden binnengelaten in België. “Ons land kan dat niet aan. Je kunt maatregelen nemen zoveel je wil, je gaat hen toch niet allemaal aan het werk krijgen. Dat gaat ten koste van Vlamingen zoals ik. Jij kunt niet begrijpen hoe frustrerend dat is.” (p. 109) Amin, de man uit Marokko, lijkt de coronacrisis goed door te komen: hij houdt zijn baan in de supermarkt en rondt zijn studie af. De gesprekken leren Schuermans om anders te denken over identiteit: mensen hebben niet één maar vele identiteiten. “In die zin zijn identiteiten hersenspinsels waar we ons graag, of minder graag mee vereenzelvigen. Amin wil geen nieuwkomer zijn, maar een gediplomeerd sociaal werker. Koen ziet zichzelf als een kundig loodgieter, Sofie is graag Vlaming, terwijl Eliza alleen haar rol van mama wil spelen. Zij zijn al die dingen, en niet alleen de achterblijvers in onze economische ratrace, zoals ik hen eerst bejegende. Misschien wel het belangrijkste dat ik bij het schrijven van dit boek geleerd heb om de mensen te zien en te aanvaarden in alles wat ze zijn: het mooie en het lelijke, het sterke en het kwetsbare, het lichte en het zware.” (p. 115) Amin is heel genuanceerd over racisme: “Ik keur het racisme van de witte bevolking hier niet goed, maar ik weet dat het iets is dat onder foute omstandigheden in ons allemaal zit.” (p. 117) Schuermans is het daar niet mee eens. Als socioloog weet hij dat er sprake is van structureel racisme. Maar hij aarzelt om het gesprek daarover met Amin aan te gaan, net zoals hij in meer gesprekken nalaat om meningen en ervaringen van zijn gesprekspartners te confronteren met feiten en inzichten die hij als socioloog heeft opgedaan.

Over ecologie

Koen, de klusjesman, houdt van de natuur en is net op vakantie geweest. Amin probeert aan de slag te komen als welzijnswerker nu hij zijn studie heeft afgerond. Hij is degene die zich zorgen maakt over de klimaatverandering: “Eigenlijk zouden we onmiddellijk moeten stoppen met dit economisch systeem dat onze planeet uitbuit.” (p. 137) Hij wil daar ook persoonlijke consequenties uit trekken voor zijn manier van leven. Aan Schuermans is dat niet besteed: in het sociaal beleid en het milieubeleid is sprake van “hemeltergend moralisme dat individueel gedrag, tegen de feiten in, als oorzaak van een probleem bestempelt (…)Armoede wordt een kwestie van morele schuld. Hoe verzeil je in armoede? Door niet te willen werken, door geen Nederlands te leren, door liever drugs te nemen … Zo voelen mensen die het beter hebben zich verheven en weigeren ze elk herverdelend debat.” (p.139) Die mensen hebben geen idee van de dagelijkse werkelijkheid van mensen zoals Eliza en haar drie kinderen, die constant kampen met problemen, die het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden naar anderen voor alles wat bij hen niet op rolletjes loopt, die het allerliefste zouden hebben dat bij hen ook alles normaal zou zijn, die zich best druk willen maken over het milieu als ze daar het geld voor hadden. Sofie die weer werkloos is na een paar maanden flexwerk, ervaart dat juist mensen met een laag inkomen de dupe zijn van het milieubeleid. “Ze hebben geen geld om bijvoorbeeld zonnepanelen te kopen en profiteren niet van gunstige fiscale regimes. Tot slot worden ze in verhouding harder getroffen door allerlei milieubelastingen. De vervuiler betaalt, ongeacht hij sterke dan wel zwakke schouders heeft.” (p. 146) Ze geeft daar met name de linkse partijen de schuld van. Voor Kurt en Cindy, het echtpaar dat in de schuldsanering zit, is de kalmerende kracht van de natuur een tegenwicht voor het dagelijkse gevecht om het hoofd boven water te houden. Tegelijk maken ze zich boos over het verbod om met hun oude wagen de stad in te rijden, tenzij ervoor betaald wordt: “die lage emissiezone is er om de kas te vullen. Zeg dat gewoon, en geef mij niet het gevoel dat ik hier de vervuiler ben.” (p. 152)

Over veerkracht

De sterken vinden dat zij hun problemen aanpakken en dat mensen die achterblijven beter hun best zouden moeten doen. Schuermans stelt vast dat dit de gangbare benadering is geworden en dat die nadruk op individueel gedrag op een handige manier het systeem buiten zicht houdt. “Die manier om naar de werkelijkheid te kijken vormt een enorme rem op sociale verbetering.” (p. 156) Door de corona wordt de situatie van mensen die al slecht zaten nog slechter. Amin die intussen een deeltijdjob heeft als maatschappelijk werker merkt dat, niet alleen in dat werk, maar ook in de supermarkt waar hij deeltijds is blijven werken. Sofie is een voorbeeld van iemand die het slecht heeft en vanwege geldgebrek continu leeft in een ziekmakende stress. Zij mixt haar persoonlijke problemen met die van de wereld tot een giftige cocktail, die boosheid op linkse partijen teweegbrengt en haar doet kiezen voor personen en partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum. Naar aanleiding van haar situatie komt Schuermans tot de volgende conclusie: “Als we werkelijk bekommerd zijn over het algemene welbevinden van mensen, moeten we het misschien wat minder over ‘zelfzorg’ en wat meer over ‘klasse’ hebben.“ (p. 163) Sofie moet haar autistische zoon terug in huis opnemen. Een goed voorbeeld van zelfzorg? Helemaal niet. Het is dwang vanwege geldgebrek. Het zou veel beter zijn voor zoon en moeder als ze gescheiden zouden kunnen blijven wonen en de zoon goede begeleiding kreeg. Dat kost geld, eigen bijdragen, en dat geld is er niet. Koen, de klusjesman, zit ook in de stress omdat het huis waarin ze wonen verkocht wordt en ze een ander onderkomen moeten zien te vinden. Financiële problemen bepalen ook het leven van Kurt en Cindy, hoewel ze dat eigenlijk niet willen en blij zijn dat ze elkaar en de kinderen hebben. Kurt is daar open over: “Dat raakt mij, zeker als ik zie wat het met mijn vrouw en kinders doet. Maar je kunt moeilijk vijf jaar lang met een vies gezicht rondlopen. Daar word je ziek van en dat wil ik niet. Daarom pak ik vandaag zoals het komt. Is het goed? Fijn. ’t Is een schone dag. Is het slecht? Ga dan slapen. Morgen gaat het waarschijnlijk beter.” (p. 176) Anders dan de veerkracht van de sociale-sector-industrie kenmerkt Schuermans deze houding van Kurt en de andere gesprekspartners als echte veerkracht: “Na elke tik die ze krijgen – en dat zijn er veel – krabbelen ze recht en gaan ze weer door. Wat zouden ze anders? Ze zijn op zichzelf aangewezen. Daar koesteren ze geen enkele illusie over.” (p. 178) 

Afscheid

Aan het einde van het boek laat Schuermans zijn gesprekspartners nog eens aan het woord, waarbij hun toekomstverwachtingen aan de orde komen. Amin is vol vertrouwen dat hij het gaat redden in het sociaal werk. Eliza tobt over een zoon die een zelfmoordpoging heeft gedaan. Het heeft erg veel moeite gekost om passende hulp geregeld te krijgen. Zelf moet ze binnenkort opgenomen worden in een psychiatrische instelling. Koen zit inmiddels goed in de opdrachten en er komt voldoende geld binnen. Dat geeft ruimte om zich bezigt te houden met de toekomst van zijn kinderen. Hij kan een vaste baan krijgen bij een gemeente, maar weet nog niet of hij daarvoor kiest. Kurt sukkelt nog steeds met zijn hernia, ondanks dat hij daar intussen aan geopereerd is. Hij zit inmiddels al enkele maanden ziek thuis. Daardoor hebben ze minder inkomen, maar vanwege de schuldbemiddeling blijft het leefgeld hetzelfde. Alleen zal de aflossing van de schulden wat langer duren. Voor Sofie zijn de vooruitzichten niet zo rooskleurig. Zij is een van de vele mensen in deze samenleving die op de rand balanceren of erover getuimeld zijn. Voor de lagere inkomensgroepen lijkt de bodem eruit te vallen. Sofie is in de armoede gekukeld en ondanks al haar inspanningen slaagt ze er niet in de sociale ladder op te klimmen.

1987 versus 2020

minima 2000De verhalen die minima in 1987 aan mij vertelden en de verhalen die mensen uit de lagere middenklasse in 2020 aan Geert Schuermans vertelden, vertonen veel overeenkomsten: ze laten zien wat mensen overkomt, hoe zij ermee omgaan, maar de verhalen tonen vooral wat er met onze samenleving aan de hand is. Toch is er een groot verschil tussen beide publicaties. Dat is het verschil van 33 jaar waarin de tijdgeest drastisch veranderd is. Van een samenleving waarin de markteconomie in bedwang werd gehouden door sociaal beleid van de overheid, hebben we ons ontwikkeld tot een samenleving die helemaal doortrokken is van de geldeconomie en die stoelt op het mens- en maatschappijbeeld van de zelfbewuste burger die zijn leven zelf in de hand neemt, zijn eigen loopbaan plant, eigen keuzes maakt, zichzelf indekt tegen risico’s. De zes ‘achterblijvers’ die in de publicatie uit 2021 aan het woord komen, staan er alleen voor, zijn op zichzelf aangewezen, moeten hun leven draaiende proberen te houden in hun eentje of als apart gezet huishouden. De minima die in de publicatie uit 1987 aan het woord komen, maakten veelal deel uit van een of meer basisbewegingen die toen actief waren, stelling namen tegen de beginnende afbraak van het sociaal beleid en op zoek waren naar alternatieven voor de ordening van de samenleving die hen aan de kant geschoven had. Een citaat ter illustratie: “Wat mens en maatschappij overkomt roept verontwaardiging op. Velen voelen zich verplicht daartegen stelling te nemen. Iets doen voor de minima, dat spreekt velen aan. Maar die kaarten komen anders te liggen als de minima zélf opstaan en ijveren voor een maatschappij en instituten die ook de húnne zijn. Geen vakbeweging voor de uitkeringsgerechtigden. Geen politiek voor de armen. Geen kerk voor de armen. Wel een vakbeweging van de uitkeringsgerechtigden. Wel een politiek van de minima. Wel en kerk van de armen. Dat is de beweging van onder-op. Ze zet veel kaders onder druk van vernieuwing.” (Minima 2000, pag 167)
De ‘achterblijvers’ uit de jaren tachtig van de vorige eeuw voelden zich verbonden met veel lotgenoten, die elkaar ondersteunden en samen een vuist probeerden te maken richting politiek. Dat maakte veel situaties draaglijk en gaf ook hoop en perspectief op verbetering. En er werden ook verbindingen gelegd tussen basisgroepen in diverse sectoren van de samenleving. Het gevoel deel uit te maken van een collectiviteit, van een groep lotgenoten die elkaar vasthouden en zich samen teweerstellen, ontbreekt bij de achterblijvers die in 2020 vertellen over hun situatie. Toch zijn er in Vlaanderen net als in Nederland en elders in de wereld op veel maatschappelijke terreinen collectieven van burgers actief die een gezamenlijk antwoord zoeken op vraagstukken waar ze tegen aan lopen vanwege ontwikkelingen in de samenleving. Er zijn op talloze plekken burgerinitiatieven en sociale coöperaties actief rond arbeid, zorg, inkomen, identiteit, klimaat. Ook daar zitten mensen bij die gerekend zouden kunnen worden tot ‘achterblijvers’, tot mensen die niet mee kunnen en soms ook niet meer mee willen in de tredmolens van het gangbare. Het boek van Schuermans had aan werkelijkheidswaarde en aan perspectief gewonnen als ook een of twee van zulke ‘achterblijvers’ als gesprekspartner zouden hebben meegedaan. Niettemin blijft het boek ook nu een waardevol document dat én inzicht geeft in het leven dat honderdduizenden mensen in een rijke samenleving moeten leven én dat respect afdwingt voor de wijze waarop deze mensen met hun situatie omgaan. Terecht merkt Schuermans aan het einde van zijn expeditie in het dagelijkse leven van ‘achterblijvers’ op, dat de verhalen van deze mensen die naar de marge van de samenleving gedrukt worden, allerminst marginaal zijn. “Er is weinig dat meer over de kern van de samenleving vertelt dan hoe ze omgaat met diegenen die op de rand balanceren of erover getuimeld zijn.” (p. 206)

Raf Janssen
20 juni 2021

Afdrukken

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media