De risico’s van energietransitie voor arme huishoudens
Door Raf Janssen
Raf Janssen formuleert een aantal bedenkingen tegen de concept-RES van de regio Noord- en Midden-Limburg. Mogelijk zijn die ook relevant voor de plannen voor de energietransitie die in andere delen van Nederland worden opgesteld. De vraag is of daarbij voldoende oog is voor de belangen van mensen met een kleine portemonnee.
In Nieuwsbrief 2019 nr. 5 (27 november 2019) heb ik melding gemaakt van de activiteiten die de gemeenten in Noord- en Midden-Limburg ondernemen om een regionale energiestrategie (RES) op te stellen. De linkse raadsfracties in deze gemeenten hebben hun zorgen kenbaar gemaakt over proces en inhoud van deze RES, omdat ze vrezen dat de belangen van mensen met een kleine portemonnee te weinig behartigd worden en omdat de kansen op daadwerkelijke maatschappelijke veranderingen onvoldoende worden aangegrepen. De concept-RES is inmiddels zo goed als af: de colleges moeten de voorgelegde versie nog goedkeuren; aan de gemeenteraden is wat betreft dit concept geen rol toebedeeld. Er staan best goede zaken in de concept-RES. Niettemin blijf ik een aantal bedenkingen naar voren brengen, mede in het belang van mensen met een kleine portemonnee. Omdat het goed is als in andere RES-regio’s ook kritisch naar de plannen voor de energietransitie gekeken wordt, geef ik de bedenkingen weer die ik onlangs aan de opstellers van de concept-RES nogmaals kenbaar heb gemaakt.
- Bij het opstellen van de RES is gekozen voor een traditionele bestuurlijke aanpak: een vrij gesloten strak geregisseerd ambtelijk proces. Het thema ‘energietransitie’ leent zich naar mijn mening meer voor een open proces: zoveel mogelijk groepen en mensen worden uitgenodigd om in het openbaar mee te denken en denkbeelden ook openlijk uit te wisselen. Zo’n open benadering is nodig om een breed maatschappelijk draagvlak te krijgen voor energietransitie in samenhang met transities op andere terreinen.
- Er is tot nu toe weinig gedaan met de inbreng van progressieve fracties. Hier en daar worden enkele opmerkingen die we ingebracht hebben wel aangestipt en worden begrippen genoemd die ons zeer zeker aanspreken – bijvoorbeeld sociale duurzaamheid, collectieve voorzieningen, lokaal eigendom – maar deze goede aanzetten worden vooral doorgeschoven naar een later stadium: het komt aan de orde bij het opstellen van de RES 1.0 is de belofte. Eerder was de belofte dat de uitwerking in de concept-RES zou gebeuren. Dat is er niet van gekomen. Ik hoop niet dat we achteraf een soortgelijke conclusie moeten trekken over de RES 1.0.
- Het begrip ‘transitie’ wordt geneutraliseerd. Er wordt nergens in kritische zin verwezen naar de aard en werking van de huidige markteconomie die transities op veel terreinen, waaronder energie, levensnoodzakelijk maakt. De tegels waaronder de adders broeden worden niet gelicht. Dat werkt ‘mond-belijdenissen’ voor transitie in de hand, maar het frustreert uiteindelijk de veranderingen die daadwerkelijk moeten plaats vinden om de gestelde doelen te bereiken. Deze doelen kunnen niet worden bereikt in een economie die essentiële condities – eerlijk delen en respect voor de natuur – externaliseert, niet meetelt als opbrengsten en kosten van het productie- en consumptieproces in kaart worden gebracht.
- Maatregelen om kleinschalig duurzame energie op te wekken zijn vooral gericht op bedrijven en ‘losse’ burgers. Die worden ondersteund. Dat klinkt goed, maar het miskent dat energievoorziening eerst en vooral een collectief proces is. Alleen in collectief verband kunnen mensen met een kleine portemonnee ook meedoen, tenminste als zeggenschap en financiële inbreng gescheiden worden, hetgeen nu meestal niet het geval is. De steun aan afzonderlijke huishoudens maakt het op de duur steeds lastiger voor huishoudens met een kleine portemonnee om mee te doen in de transitie en de kansen ervan te onderkennen en mee te realiseren. Veel sterker zou benadrukt kunnen worden dat energietransitie alleen duurzaam en sociaal tot stand komt via een collectieve aanpak. Ook het begrip ‘lokaal eigendom’ zou in deze collectieve zin uitgewerkt moeten worden. Dat geldt ook voor grootschaliger opwekking van energie.
- Bij de transitie naar duurzame warmte-opwekking wordt nadrukkelijk gekozen voor een individuele insteek. Dat resulteert naar mijn mening in een versterking van de energie-armoede. Collectieve voorzieningen die naast de eigen door individuele huishoudens geregelde voorzieningen nodig blijven, moeten met steeds minder mensen – ook nog de minst draagkrachtigen – bekostigd worden. En zelfs als deze minima-huishoudens voor de gestegen kosten gecompenseerd worden, bevestigt dat toch hun positie van achterstelling en verhindert het dat ook mensen met weinig inkomen een positieve houding aannemen t.o.v. verbeterkansen die een sociaal uitgevoerde energietransitie zou kunnen bieden.
Raf Janssen
Panningen, 21 juni 2020