Huishoudens in de rode cijfers 2015
Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan onderzoeksbureau Panteia de opdracht gegeven een Monitor te ontwikkelen rond de staat van achterstallige betalingen en schulden van de Nederlandse huishoudens. De Monitor verschijnt elk jaar in een afwisselende kleur: het ene jaar is er een kwantitatief onderzoek naar de betalingsachterstanden en schulden en de laatste versie daarvan is verschenen als ‘Monitor Betalingsachterstanden 2014’. Het tweede is een meer kwalitatief onderzoek en de meest recente versie daarvan is recent verschenen als ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden’. Het tweede rapport geeft inzicht in de omvang, kenmerken en achtergronden van de groep huishoudens bij wie de schulden problematisch (dreigen te) worden.
Schokkend
De cijfers zijn schokkend. De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die niet gebruik maken van formele schuldhulpverlening. Ook de aard van de schulden is veranderd. Er zijn meer achterstallige rekeningen en minder kredieten. In totaal heeft bijna één op de vijf Nederlandse huishoudens een risico op problematische schulden, problematische schulden of zit in een schuldhulpverleningstraject. Er is dus nog een relatief groot reservoir van potentiële cliënten voor schuldhulpverlening. De drempel voor veel huishoudens om hulp te zoeken lijkt nog te hoog. Tevens ervaren veel huishoudens niet dat zij zich in een “gevarenzone” begeven. In een aantal regio’s is dit reservoir groter. Dat geldt voor de regio’s Rijnmond, Haaglanden, Rivierenland, Midden-Gelderland en Zuid-Limburg.
Een derde van de huishoudens heeft schulden
We zien in 2014 dat huishoudens met schulden sterk toenemen in vergelijking met de jaren ervoor. De Monitor Betalingsachterstanden 2014 leert dat in het jaar 2014 van de 7,34 miljoen huishoudens (CBS-Statline) in totaal in 2,33 miljoen huishoudens een van de onderzochte vormen van betalingsachterstanden voorkomt. Dat is 32,1% of een derde van alle huishoudens. In 2013 was het iets boven de 25%. Deze groep huishoudens worstelt met de volgende betalingsachterstanden:
- achterstallige rekening om financiële redenen (in de laatste 12 maanden: 863.000 huishoudens);
- krediet of lening (op dit moment: 1.618.000, exclusief hypotheken);
- op afbetaling gekochte goederen of diensten (op dit moment: 684.000);
- regelmatig en vaak rood staan (in de afgelopen 12 maanden: 1.071.000)6;
- creditcardschuld (op dit moment gespreide afbetalingsregeling: 209.000).
In de huishoudens met een of meer vormen van betalingsachterstanden neemt de kans op schulden enorm toe. Problematische schulden ontstaan als de uitstaande betalingsachterstanden of schulden groter zijn dan wat er aan maandinkomen binnenkomt.
Een op de vijf huishoudens zit in de gevarenzone
Het onderzoek 'Huishoudens in de rode cijfers 2015' is een kwalitatieve verdieping van de cijfers, die eerder verkregen zijn.
De basis voor dit rapport is een uitgebreid onderzoek onder Nederlandse huishoudens. Zo’n 2.000 huishoudens deden mee aan een telefonische enquête over betalingsachterstanden, leningen en kredieten. Nog eens 8.500 huishoudens vulden dezelfde vragen in via internet. Vervolgens zijn 200 huishoudens bezocht voor een persoonlijk interview, waarbij de onder-zoekers vragen stelden over inkomen, bezittingen en schulden, maar ook over oorzaken en oplossingsrichtingen.
De cijfers van het onderzoek hebben betrekking op de periode tussen september 2013 tot en met mei 2015. De definitie van problematische schulden is bepaald dooreen aantal criteria te gebruiken. De huishoudens hebben:
- meer dan drie soorten achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen, en/of
- een of meer achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen in de categorieën hypotheek, huur, elektriciteit, gas of water, ziektekostenverzekering, bij de afbetaling van leningen en afbetalingsregelingen, en/of
- de (totale) omvang van de achterstallige rekening(en) bedraagt meer dan 500 euro en/of
- minstens één keer per maand of meestal rood staan voor meer dan 500 euro en/of: een creditcardschuld hebben van meer dan 500 euro.
Een problematische schuld bedraagt dus minimaal 500 euro en bestaat uit meerdere achterstallige rekeningen of roodstand of een creditcard-schuld.
Op basis van de enquête (telefonisch en via het internet) en interviews zijn de huishoudens in vier groepen ingedeeld:
- Groep 1: geen risico. Huishoudens zonder risico op problematische schulden, afge-meten aan vijf risico-indicatoren.
Dit zijn van het totaal aantal huishoudens in Nederland tussen de 81,2% en 82,6% ofwel tussen 6.165.000 en 6.269.000 huishoudens. - Groep 2: onzichtbare risicovolle schulden. Huishoudens met een risico op problematische schulden, afgemeten aan vijf risico-indicatoren. Deze huishoudens nemen niet deel aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn tussen de 8,1% en 11,3% ofwel tussen de 614.000 en 858.000 huishoudens. - Groep 3: onzichtbare problematische schulden. Huishoudens met problematische schulden die niet deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn tussen de 4,6% en 7,5% ofwel tussen de 351.000 en 571.000 huishoudens. - Groep 4: zichtbare problematische schulden. Huishoudens die problematische schulden hebben én deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
Dit zijn 2,5% ofwel 193.000 huishoudens, en zij zijn grotendeels in statistieken zichtbaar voor beleidsmakers, omdat zij onder een wettelijke regeling vallen – de Wet Sanering Natuurlijke Personen (Wsnp) – of bekend en geregistreerd zijn bij (schuld) hulpverlenende instanties die zijn aangesloten bij de NVVK.
De voornaamste conclusies
De onderzoekers hebben de conclusies uit hun kwalitatief onderzoek van de huishoudens met rode cijfers vastgelegd in tien stellingen.
1. Er is een toename van huishoudens met problematische schulden.
De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die geen formele schuldhulpverlening ontvangen. In totaal behoort 15,7% van alle Nederlandse huishoudens tot de ‘onzichtbare huishoudens: zij hebben risicovolle schulden of problematische schulden zonder dat zij formele schuldhulpverlening ontvangen. Er is dus nog een relatief groot reservoir van potentiële cliënten voor schuldhulpverlening. Als we de huishoudens meerekenen die in een schuldhulpverleningstraject zitten, heeft bijna één op de vijf huishoudens te maken met risicovolle schulden of problematische schulden. In de ontwikkeling van het aantal onzichtbare huishoudens met risicovolle schulden en problematische schulden zien we dat het aantal huishoudens met risicovolle schulden is afgenomen ten opzichte van 2012 en het aantal huishoudens met problematische schulden is toegenomen. Er zijn dus minder huishoudens met beperkte betalingsproblemen en meer huishoudens met grote financiële problemen.
2. Huishoudens hebben meer achterstallige rekeningen en minder krediet dan in 2012.
De aard van de schulden is veranderd in 2015 ten opzichte van 2012 en 2009. Er zijn meer huishoudens met achterstallige rekeningen en minder huishoudens die regelmatig rood staan of een creditcardschuld hebben. Deze uitkomsten suggereren dat huishoudens met financiële problemen minder gebruik hebben gemaakt van kredietfaciliteiten en eerder zijn gaan stoppen met het betalen van rekeningen.
3. Schuldenproblematiek is groter in bepaalde regio’s in Nederland.
In een aantal arbeidsmarktregio’s wonen meer huishoudens met problematische schulden die geen gebruik maken van schuldhulpverlening. Dat geldt voor de regio’s Rijnmond, Haag-landen, Rivierenland, Midden-Gelderland en Zuid-Limburg.
4. Er is grote kans op problematische schulden bij laag inkomen, huurwoning en kinderloosheid.
Huishoudens met een laag inkomen, een huurwoning en zonder kinderen hebben een grotere kans op problematische schulden. Het preventiebeleid van gemeenten is daarom effectiever als het is gericht op wijken met veel lage inkomens, huurwoningen en samenwonenden zonder kinderen.
5. Er is een iets grotere kans op risicovolle schulden bij laagopgeleide jonge stellen met kinderen, een laag inkomen en een niet-Westerse afkomst.
Huishoudens met risicovolle schulden zijn minder goed te identificeren op basis van persoons- en huishoudkenmerken. Laagopgeleide jonge stellen met kinderen, een laag inkomen en een niet-Westerse afkomst hebben een iets grotere kans op risicovolle schulden. Risicovolle schulden bestaan uit twee clusters van schulden: huishoudens met kredieten en huishoudens met betalingsachterstanden.
6. Schulden ontstaan door een combinatie van oorzaken.
Schulden ontstaan zelden als gevolg van één oorzaak. De oorzaak is vaak een combinatie van omgevingsfactoren, bewust en onbewust gedrag, onverwachte gebeurtenissen (life-events) en in de persoon gelegen factoren. Bij huishoudens met risicovolle schulden leidt veelal onbewust irrationeel gedrag tot financiële problemen, al zien huishoudens zelf dat probleem niet. Huishoudens met problematische schulden zien hun problemen wel. Zij kun-nen hun financiële situatie niet langer negeren. De schulden gaan hun hele leven beheersen en leiden tot stress en korte-termijn oplossingen.
7. Onzichtbare schuldenaren hebben nauwelijks reserves en ontvangen vooral hulp uit sociale netwerk en van niet-financiële hulpverleners.
Huishoudens houden hun inkomsten en uitgaven bij, maar hebben nauwelijks reserves en een ‘komt wel goed’-mentaliteit. Ze schrikken achteraf van rentetarieven en andere financiële voorwaarden. Om uit de schulden te komen, gaan huishoudens bezuinigen of proberen ze meer inkomen te verwerven. Sommige huishoudens negeren of ontkennen hun financiële problemen geheel. Hulp ontvangen huishoudens vooral uit hun sociale netwerk of van niet-financiële hulpverleners.
8. Schuldhulpverlening gezien als laatste redmiddel.
Schuldhulpverlening wordt gezien als het laatste redmiddel voor de allerergste gevallen, waartoe huishoudens zichzelf niet rekenen. Huishoudens ervaren forse drempels voordat ze van schuldhulpverlening gebruik durven te maken. Na een ervaring met schuldhulpverlening zijn huishoudens overwegend positief.
9. Preventie en vroegsignalering nog belangrijker door toename schuldenaren.
Meer kennis vergaren over mogelijke risicocategorieën van schuldenaren in de gemeente is een eerste stap bij het opzetten van doeltreffend preventiebeleid. Gemeenten kunnen daarbij slimmer inspelen op het onbewuste gedrag dat schulden veroorzaakt. Voor huishoudens met risicovolle schulden kan de gemeente laagdrempelige, onafhankelijke financiële hulp aan-bieden. Om de drempels van schuldhulpverlening te verlagen, kan de omgeving van de schuldenaar betrokken worden en moeten de positieve kanten van schuldhulpverlening sterker worden benadrukt. Hierbij moeten gemeenten er tegelijkertijd voor zorgen dat de verwachtingen van huishoudens die zich melden bij schuldhulpverlening realistisch zijn.
Omdat de onzichtbare huishoudens met problematische schulden niet in beeld zijn bij schuldhulpverlening, is het belangrijk dat deze mensen worden bereikt en de stap willen en kunnen zetten naar professionele (schuld)hulpverlening. Hier ligt een taak voor gemeenten en overige betrokken instanties (huisartsen, maatschappelijk werk, psychologen, scholen, UWV en schuldeisers etc.) die eventueel in contact komen met deze huishoudens. Denk aan activiteiten in het kader van preventie en vroegsignalering: het bereiken van de doelgroep, een doorverwijs protocol, signaleringsinformatie: waaraan herken je schulden, welke vragen kan je stellen. Een goede samenwerking en communicatie tussen betrokken partijen is van groot belang.
10. Gemeenten hebben coördinerende rol bij schuldpreventie life-events.
Life-events zoals scheiding, ontslag en ziekte vormen belangrijke factoren bij het ontstaan van schulden. Mensen die een life-event meemaken, zijn lang niet allemaal klanten van de gemeenten en schuldhulpverlening. Mochten zij financiële problemen krijgen, dan komen zij daar mogelijk wel terecht. Inspanning op preventief terrein voorkomt instroom in de toekomst.
Schulden nemen toe en de hulpeloosheid van de overheid ook, zo lijkt het
Het onderzoek ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015’ is geen eenvoudige leesstof. Het boek bevat veel cijfers, onderzoeksvaktaal, statistieken en ingetogen conclusies of aanbevelingen. Het is schokkend om te lezen hoezeer de economische crisis sinds 2008 zijn doorwerking heeft in de huishoudens door de toename van achterstallige betalingen en schulden. Over de oorzaken van deze toename lezen we ook het een en ander. Wat opvalt is, dat de oorzaken-vraag vooral individueel gesteld wordt: de onderzoekers zoeken naar kenmerken van huishoudens, persoonlijk gedrag van huishoudens, individuele weetjes en meetgegevens en halen daar hun conclusies uit over de samenstelling van huishoudens met risicovolle of problematische schulden en waar die zich bevinden in Nederland. Wat eigenlijk meer opvalt, maar niet vermeld wordt of onderzocht, zijn de macro-economische oorzaken die leiden tot verschulding: financiële kredietcrisis, economische crisis, Euroschuldencrisis, massa-werkloosheid, enorme bezuinigingen door de overheid op sociale zekerheid, zorg, welzijn, educatie. De gevolgen van die macro-economische tegenslag worden afgewenteld op de huishoudens en de meest kwetsbare daarvan kampen langdurig met schulden. Een deel van de analyse blijft dus buiten beeld en daarmee ook een deel van de oplossingen. Namelijk een overheid die actief op macro-economisch gebied iets doet aan vergroten van de werkgelegenheid, bestrijding van armoede, op peil houden van de inkomenssituatie van mensen met een laag inkomen.
Nu lijkt de hulpeloosheid van de overheid zichtbaar te worden in allerlei adviezen door de onderzoekers voor gemeenten of ambtenaren rondom preventie en vroegsignalering, waar-mee de huishoudens op hun individuele kenmerken geholpen kunnen worden om weer verantwoordelijke huishoudens te worden zonder achterstallige betalingen en schulden. Elke hulp is gezien de noodsituatie welkom, maar het blijft toch een beetje een vorm van paard achter de wagen spannen in plaats van ervoor.
Klik hier voor de Monitor Betalingsachterstanden 2014.
Klik hier voor 'Huishoudens in de rode cijfers' 2015.
Hub Crijns is directeur landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving en bestuurder Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad