Een lang tekort
Langdurige armoede in Nederland
Door de economische recessie van de afgelopen jaren is de armoede in Nederland flink toegenomen. Ook zijn er aanwijzingen dat er steeds meer mensen zijn die ten minste drie jaar van een inkomen onder de armoedegrens moeten leven. In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat verscheen op 1 maart 2016 richten de onderzoekers zich op die langdurig arme groep.
Aan de orde komen vragen als: om hoeveel mensen gaat het? Is hun aantal inderdaad gestegen en zo ja, gaat het dan om een structurele of slechts tijdelijke stijging als gevolg van de crisis? Bij welke categorieën in de bevolking concentreert de langdurige armoede zich? Zijn dat de klassieke risicogroepen voor armoede, zoals uitkeringsontvangers, of komt het ook voor bij groepen waar je het niet zou verwachten?
Eenmaal arm betekent vaak blijvend arm
Enkele belangrijke conclusies uit het rapport:
- Ruim de helft van de arme Nederlanders verkeert drie jaar of langer in armoede. Het gaat om bijna 600.000 mensen, veel meer dan volgens eerdere tellingen: de gebruikelijke methoden om langdurige armoede te meten leiden tot een onderschatting.
- Door de recessie is de langdurige armoede gegroeid. Het is onzeker of dit terug zal lopen nu de economie weer aantrekt.
- Ongeveer de helft van de langdurig armen bestaat uit werkenden en hun aandeel is sinds 2005 flink gegroeid, van ruim 40% naar ruim 50%.
- Ouderen en niet-westerse migranten met minderjarige kinderen hebben een bovengemiddelde kans op langdurige armoede.
- Bij ‘nieuwe armen’ daalt de kans dat er een eind komt aan hun armoede sterk. Na het eerste jaar stroomt 60% uit, na het tweede armoedejaar is dit minder dan 20%. Snel ingrijpen is dus cruciaal.
- Van degenen die uitstromen, is bijna 20% een jaar later weer tot armoede vervallen.
- Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie 'Een lang tekort; langdurige armoede in Nederland' die op 1 maart 2016 is verschenen. In deze studie zijn onderzoekers drs. Jean Marie Wildeboer Schut en dr. Stella Hoff nagegaan in welke mate langdurige armoede voorkomt, of het in de loop der tijd is toe- of afgenomen en welke groepen erdoor getroffen worden. De definitie van ‘armoede’ is afgebakend volgens de SCP-budgetbenadering, die uitgaat van de minimaal noodzakelijke uitgaven voor basisbehoeften en sociale participatie. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van administratieve gegevens uit de periode 1989- 2013.
Ruim de helft van de armen verkeert drie jaar of langer in armoede
Als gevolg van de economische crisis is het aantal mensen in Nederland dat in armoede leeft, de laatste jaren flink toegenomen. Terwijl in 2007 minder dan 850.000 personen een inkomen onder de armoedegrens hadden, ging het in 2013 om ruim 1,25 miljoen mensen. Uit het huidige onderzoek blijkt dat het ook bij langdurige armoede om een flinke groep gaat. In peiljaar 2011 bedroeg het aantal personen dat te maken heeft (gehad) met een ten minste drie jaar durende armoedeperiode bijna 600.000. Dit is bijna 60% van de totale groep armen in dat jaar en bijna 4% van de totale Nederlandse bevolking. Ook in economisch gunstigere tijden vormen de langdurig armen al gauw ruim de helft van het totaal aantal armen en gaat het om zo’n 500.000 mensen.
Eerdere cijfers onderschatten de langdurige armoede
Deze cijfers over langdurige armoede liggen veel hoger dan gewoonlijk wordt gesignaleerd. Langdurige armoede is in deze studie vastgesteld via de zogenoemde episodemethode. Hierbij wordt voor ieder peiljaar zowel twee jaar terug als twee jaar vooruit gekeken. Mensen die binnen zo’n periode (van in totaal vijf jaar) ten minste drie jaar achter elkaar onder de armoedegrens verkeerden (met inbegrip van het peiljaar), telden mee als ‘langdurig arm’. Deze methode is beter geschikt om langdurige armoede te berekenen dan de gebruikelijke berekeningswijzen. In onderzoek wordt meestal vanaf het peiljaar alleen gekeken naar de twee jaren die daaraan vooraf zijn gegaan, of juist alleen naar de twee jaren die erop volgen. In beide gevallen leidt dat echter tot een onderschatting van het aantal langdurig armen.
Werk geen garantie om uit armoede te komen
Hoewel betaalde arbeid gewoonlijk wordt beschouwd als de beste manier om uit de armoede te komen, laat het onderzoek zien dat werk zeker geen garantie biedt. Niet alleen bestaat ongeveer de helft van de groep langdurig armen uit werkenden, maar ook is juist onder werkenden het aandeel langdurig armen gegroeid. In het peiljaar 2005 was 40% à 45% van de arme werkenden ten minste drie jaar achtereen arm, in 2011 was dit toegenomen tot 50% à 55%.
Arme pensioenontvangers weinig kans op ontsnapping
Een van de groepen die naar verhouding vaak te maken hebben met langdurige armoede, betreft de pensioenontvangers. De kans dat pensioenontvangers arm worden is klein; maar áls ze eenmaal arm zijn, hebben zij nauwelijks mogelijkheden om hun inkomenspositie te verbeteren. Voor bijna 60% van de arme pensioenontvangers is sprake van langdurige ar-moede.
Niet-westerse migranten met minderjarige kinderen vaker langdurig arm
Niet-westerse migranten zijn een bekende risicogroep voor armoede. Uit dit SCP-onderzoek blijkt dat ze ook vaak langdurig arm zijn: twee derde van de arme niet-westerse migranten zit minstens drie jaar in die situatie. Degenen met minderjarige kinderen hebben nog een extra verhoogd risico op langdurige armoede, zowel vergeleken met autochtonen of westerse migranten met kinderen als vergeleken met niet-westerse migranten zonder minderjarige kinderen. Eerder onderzoek suggereert dat verbetering van hun kans op een vaste baan hier een positief effect kan hebben: in economisch slechte tijden vermindert de kans op een vaste baan het risico op baanverlies en bovendien versterkt een vaste baan de binding met de arbeidsmarkt van met name migrantenvrouwen.
Snel ingrijpen cruciaal om langdurige armoede te voorkomen
Er is nog een andere manier om langdurige armoede vast te stellen, namelijk door na te gaan hoe groot het risico van langdurige armoede is voor mensen die net arm zijn geworden, de zogenaamde ‘nieuwe instroom’. Kijkend naar de uitstroomkansen voor deze groep lijkt er in eerste instantie een tamelijk gunstig beeld naar voren te komen. Rond 60% is namelijk na het eerste armoedejaar weer uitgestroomd. Na dit eerste jaar neemt die kans echter snel af: na het tweede armoedejaar gaat het nog om bijna 20% en daarna om minder dan 10%. Snel ingrijpen is daarmee cruciaal om langdurige armoede te voorkomen. Bovendien valt een fors deel van de uitstromers uit de armoede op een zeker moment weer in die situatie terug. Bijna 20% is een jaar na de uitstroom weer arm, en in totaal ruim 40% is na vijf jaar uitstroom weer teruggevallen.
Een lang tekort. Langdurige armoede in Nederland
Jean Marie Wildeboer Schut en Stella Hoff,
Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, maart 2016, ISBN 978 90 377 0782 3.
De publicatie verschijnt alleen als pdf en is gratis te downloaden via www.scp.nl.