logo-sociale-alliantie6

Coronavirus, risicosamenleving en sociale ongelijkheid

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

Door Raf Janssen

risico coronaDe coronacrisis verstoort de gevestigde orde en doorbreekt vertrouwde structuren, dicht bij huis en wereldwijd. Dat veroorzaakt onzekerheid voor nu en angst voor de toekomst. Maar zou er ook iets goeds uit voort kunnen komen? Meer samenwerking en solidariteit? Eerlijker verdeling van welvaart en rijkdom? Geen armoede meer? Geen sociale ongelijkheid? Minder milieuvervuiling en meer besef van de waarde van de natuur? Het zou mooi zijn, maar hoe waarschijnlijk is dat alles? Wie of wat kan dit optimistisch perspectief dichterbij brengen? Raf Janssen zet enkele zaken op een rij rond de thema’s coronacrisis, risicosamenleving en sociale ongelijkheid. Hij komt tot de conclusie dat de economische crisis vanwege het coronavirus niet alleen armoede en andere sociale kwetsbaarheden vergroot, maar juist daardoor tegelijk ook ruimte schept voor een herontdekking van waarden die door de markteconomie decennialang achteloos weggeschoven zijn. Kleinschalige basisinitiatieven van burgers blijken pioniers te zijn van deze vergeten waarden en verkenners van mogelijkheden om de in risico’s en kwetsbaarheden vastgelopen huidige samenlevingsorde te hervormen.

2015-2019: Economie draait goed, aantal rijken stijgt, armoede daalt niet

Het Centraal Planbureau (CPB) komt ieder jaar in december met een verwachting hoe de economie zich het komende jaar gaat ontwikkelen. Voor 2012 en 2013 zijn de vooruitzichten nog somber, maar vanaf 2014 worden de verwachtingen ieder jaar beter: de recessie is voorbij, de economisch groei trekt aan, de consumptie van de huishoudens groeit, bedrijven blijven meer investeren, de groei van de uitvoer zet door, de werkloosheid daalt, de koopkracht neemt toe, de overheidsbegroting is in evenwicht. Naar verwachting is in het jaar 2018 sprake van hoogconjunctuur met een economische groei van 3%. Voor 2019 wordt nog steeds een groei verwacht van meer dan 2%, maar er klinken toch waarschuwingen, onder meer van Laura van Geest, de directeur van het CPB: “De cijfers zijn nog steeds mooi. De arbeidsdeelname en de werkloosheid zijn weer terug naar de niveaus van voor de grote recessie. Maar de vooruitzichten worden wel minder rooskleurig.” Voor 2020 wijst het CPB op enkele ernstige risico’s – afzwakking mondiale groei, stikstofproblematiek, Amerikaans handelsbeleid en Brexit – maar de overheid speelt daar goed op in en de verwachting blijft voorzichtig positief.

Deze positieve economische ontwikkeling vertaalt zich niet meteen in een afname van de armoedecijfers in Nederland. In de Statistische Trends 2019 meldt het CBS dat het aandeel huishoudens met een armoederisico stijgt van 7,9% in 2016 naar 8,2% in 2017. “Sinds 2014 daalde het aandeel huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens, maar dit zette in 2017 niet verder door. Ramingen van het Centraal Planbureau wijzen erop dat pas in 2019 weer een daling wordt verwacht. Ook het aandeel huishoudens dat al ten minste vier jaar moet rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens ging in 2017 omhoog [RJ: naar 3,3%]. Daarmee is 2017 het zevende jaar op rij met een stijging van het langdurige armoederisico.” In 2017 ligt de lage-inkomensgrens op 1040 euro per maand voor een alleenstaande, 1380 euro per maand voor een alleenstaande ouder met één kind en 1960 euro per maand voor een paar met twee kinderen.

Tegelijk blijkt uit cijfers van het CBS dat het aantal miljonairs in Nederland flink is toegenomen. In 2007 zijn er nog maar 80 duizend miljonairs. In 2017 zijn dat er al 180 duizend en een jaar later is het aantal miljonairs gestegen naar 207 duizend. Van deze 207 duizend miljonairs in 2018 heeft twee derde een vermogen tussen 1 en 2 miljoen euro. Rond 16 procent van de miljonairs beschikt over een vermogen tussen 2 en 3 miljoen euro. Ruim 2 procent bezit een vermogen van 10 miljoen euro of meer. Het gaat in totaal om 4,5 duizend huishoudens, dat is 2,7% van alle huishoudens in Nederland.

Crisis is terug van (niet) weggeweest

In 2007 begint de bankencrisis in de USA. Anders dan verwacht, breidt deze crisis zich uit over de hele wereld. Financiële instellingen die hun hand zwaar hebben overspeeld, vallen om en banken die te groot zijn om failliet te gaan, worden door de overheid gered. De schuldenberg groeit en uiteindelijk mogen de gewone burgers voor deze schulden opdraaien. De economie stagneert, krimpt en er ontstaat een recessie die jaren aanhoudt.
Vanaf 2012 trekt de economie weer aan, en wordt het gangbare model van voor de crisis weer opgepakt. Voor veel mensen blijft de crisis echter voelbaar: arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid zijn verzwakt; grote bedrijven en kapitaalbezitters hebben hun positie versterkt. De samenleving heeft kennelijk niet veel geleerd van deze crisis. De kritiek op het gangbare economische systeem verstomt niet helemaal. Een studie van de Franse econoom Piketty uit 2014 over de groeiende sociale ongelijkheid krijgt wereldwijd aandacht. Er ontstaat een debat over de sociaaleconomische wereldorde die gekenmerkt wordt door een structurele opeenhoping van kapitaal. De almaar groeiende ongelijkheid wakkert de onvrede aan en ondermijnt sociale en democratische verworvenheden. Er ontstaat een roep om structurele veranderingen. Die roep wordt versterkt door klimaatproblemen, die steeds duidelijker en dreigender aan de dag treden.
Dan duikt plots het coronavirus op. Eind 2019 lijkt het nog een ver-weg-verschijnsel, maar al gauw heeft het de hele wereld in zijn greep. De meeste landen sluiten hun grenzen en zetten grote delen van de economie op slot. Dat staat haaks op de uitgangspunten van de globalisering die al dertig jaar de hoeksteen is van het economisch beleid. Er kondigt zich een economische recessie aan die nog veel groter is dan de recessie die begon met de bankencrisis. Ondanks miljardeninjecties van de overheid stijgt de werkloosheid en nemen armoede en sociale ongelijkheid toe. Gevreesd moet worden dat die tendens nog zal verscherpen als straks de oplopende schuldenrekening betaald moet worden. Of gaat het dit keer anders, omdat iedereen slachtoffer is van de coronacrisis?

Armoede is hiërarchisch, smog is democratisch

Han ten Broeke, voormalig VVD-kamerlid en sinds 2019 directeur politieke zaken bij het Haagse Centrum voor Strategische Studies, verwoordt in de tv-uitzending van WNL op zaterdagochtend 30 mei 2020 een visie die velen met hem delen: “Het coronavirus is volstrekt democratisch, kent geen aanziens des persoons en kent ook geen grenzen.” Die uitspraak roept herinneringen op aan de slogan die de Duitse socioloog Ulrich Beck in 1986 gebruikte om de overgang aan te duiden van de klassensamenleving naar de risicomaatschappij: “Nood is hiërarchisch; smog is democratisch”. In een klassensamenleving gaat het om de verdeling van de rijkdom: mensen aan de bovenkant krijgen veel; mensen aan de onderkant krijgen weinig of niets. Die ongelijkheid doet zich deels ook voor bij risico’s. Degenen die het slechtste af zijn wat betreft de verdeling van de welvaart, die het minste kunnen terugvallen op sociale voorzieningen, die ongezond werk hebben en in slechte huizen wonen, kunnen zich ook het minste teweerstellen tegen allerlei risico’s van de moderne samenleving. Volgens Beck wordt dat patroon in de risicosamenleving echter steeds verder afgezwakt. De door de technologie en productieprocessen opgeroepen risico’s worden steeds groter en daarmee worden de mogelijkheden voor de rijkeren om met beschermingsmaatregelen veiligheid te kopen, alsmaar kleiner. Moderne risico’s als luchtverontreiniging, radioactieve straling, pesticiden in de voedselketen maken de sociale verschillen en grenzen van de klassensamenleving minder belangrijk. Ze relativeren deze verschillen. In zeker zin zijn het gelijkmakers. Die egaliserende werking is volgens Beck een nieuwe politieke kracht, die het verschil met de klassenmaatschappij markeert. “Juist in deze zin zijn risicosamenlevingen geen klassensamenlevingen; hun risico-omstandigheden kunnen niet begrepen worden als klassen-omstandigheden en haar conflicten niet als klassenconflicten.” (*eindnoot 1)
Deze ontwikkeling wordt versterkt door het gegeven dat veel risico’s van de moderne samenleving wereldwijde risico’s zijn. Ongeacht waar de risico’s ontstaan, de hele wereld wordt eraan blootgesteld en iedereen heeft er last van. Ook degenen die deze risico’s mogelijk veroorzaken en degenen die er in eerste instantie mogelijk profijt van hebben, worden er op termijn door getroffen, ook rijken en machtigen. Vroeg of laat zitten dader en slachtoffer in hetzelfde schuitje en verdwijnt het onderscheid tussen arm en rijk, wit en zwart, Zuid en Noord, Oost en West. Kortom, de risico’s van de moderne samenleving zijn niet gebonden aan klassen. De vraag is of dit ook geldt voor het risico van besmetting met het coronavirus.

De werking van de coronacrisis

In bepaalde opzichten is het juist om te stellen dat het coronavirus geen aanziens des persoons kent, geen grenzen tussen klassen en evenmin grenzen tussen landen of regio’s. Maar de feitelijke gang van zaken in de afgelopen maanden dwingen tot een nadrukkelijke nuancering van deze uitgangsstelling: het coronavirus kan iedereen treffen, maar niet alle groepen staan in gelijke mate bloot aan de risico’s van het coronavirus. Duidelijk is dat ouderen eerder en ernstiger getroffen worden door het virus. Dit heeft niet alleen te maken met de leeftijd, maar eerst en vooral met de sociale positie. Uit recent onderzoek naar het coronavirus blijkt dat mensen met een laag inkomen kwetsbaarder zijn voor corona. Ze zijn niet alleen vatbaarder voor besmetting, de kans dat ze sterven aan het virus is ook groter. Uit een onderzoek van ASA, de vereniging van Amerikaanse sociologen, blijkt bijvoorbeeld dat mensen met een lage sociaaleconomische status een grotere risicogroep vormen voor COVID-19. Dit heeft te maken met het feit dat mensen in armoede vaker en vroeger onderliggende aandoeningen hebben. Wie een laag inkomen heeft, heeft tot tien procent meer kans op chronische aandoeningen zoals diabetes en hartziektes (*eindnoot 2)
De gevolgen van de coronacrisis zijn ook niet gelijk verdeeld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kinderen die thuis onderwijs moeten volgen, omdat de scholen gesloten zijn. Kinderen van ouders met lage inkomens hebben vaak minder mogelijkheden dan kinderen van rijkere ouders. Denk aan een eigen kamer, eigen computer. Veel kinderen uit arme huishoudens moeten kamer en computer delen met broers of zussen. En niet alle ouders zijn even goed in staat om hun kinderen goed te begeleiden bij het digitale thuisonderwijs.
De mate waarin mensen zich in kunnen dekken tegen de risico’s van besmetting met het coronavirus zijn niet gelijk verdeeld in de samenleving. De beschermingsmogelijkheden hangen samen met sociale en economische verschillen in de samenleving. Ondanks alle nadruk die wordt gelegd op individuele toerusting en persoonlijke verantwoordelijkheid, blijken de ongelijkheden in de moderne samenleving samen te hangen met klassenverschillen, met de mate waarin onderscheiden groepen in de samenleving kunnen beschikken over kennis en inkomen. Mensen met meer geld en meer kennis kunnen zich het beste beschermen tegen de risico’s van het coronavirus. Bij mensen met weinig geld en onzekere, slecht betaalde banen is dat in veel mindere mate het geval. Het is goed dat deze kwetsbare groepen worden benoemd en ondersteund. Maar dat is niet genoeg. Er moet ook worden nagegaan waarmee die kwetsbaarheden samenhangen. De stenen waaronder de adders van de sociale ongelijkheden zitten, moeten worden gelicht.

Corona vergroot sociaaleconomische verschillen

De opvatting dat het coronavirus een gelijk gevaar oplevert voor rijk en arm wordt door de feiten gelogenstraft. Wetenschappers die onderzoek gedaan hebben naar de gevolgen van grote crises voor de verdeling van de welvaart, wijzen daar ook op: als er niet ingegrepen wordt, komen de rijken rijker uit de crisis en de armen armer (*eindnoot 3). Dat dit niet is gebeurd na de wereldoorlogen in de vorige eeuw, komt doordat er toen sociale en politieke tegenbewegingen waren en er instituties werden opgezet om de welvaart te verdelen. Een kenmerk van de risicosamenleving waar Beck over schrijft, is dat die tegenbewegingen en instituties opgelost zijn, versplinterd in de toenemende individualisering. Beck wijst daar nadrukkelijk op in zijn studie over de risicosamenleving. “Voorheen werd armoede opgevangen in sociale structuren en politieke verbanden van bijvoorbeeld de arbeidersklasse. Tegenwoordig is armoede daar los van komen te staan: ze is verdwenen in individuele personen en heeft daar een verscherpte vorm aangenomen. Maar daarmee is ze nog lang niet weg. Integendeel! In haar komt tot uiting hoe massaal de bestaanszekerheid onzeker is geworden in het kapitalisme van de verzorgingsstaat. Welke politieke uitwerking een dergelijke onzekerheid heeft, is een heel nieuw vraagstuk, onberekenbaar en globaal.” (*eindnoot 4)
Juist het verzwakken of wegvallen van die corrigerende sociale structuren heeft ertoe geleid dat de sociaaleconomische verschillen door de financiële crisis van 2008 zijn toegenomen. De politieke invalshoek om sociale ongelijkheid collectief te corrigeren en te compenseren, is door de neoliberale tijdgeest vervangen door individuele hulp ter vergroting van de vaardigheid om als individu mee te buigen met de crisis om meer greep te houden op het eigen leven en de motivatie uit zichzelf te halen om de onvermijdelijk geachte klappen van de crisis op te vangen. Zolang deze tijdgeest het denken en doen blijft bepalen, zal de uitkomst van de coronacrisis niet anders zijn dan de uitkomst van de crisis in 2008: de rijken komen rijker uit de crisis en de armen armer. Veel auteurs waarschuwen hiervoor, maar er zijn er te weinig die uitwegen uit deze klemsituatie zoeken door veel prominenter de vraag aan de orde te stellen hoe we als collectief, als samenlevende mensen, en niet zozeer als losse individuen, met de toenemende sociale onzekerheden omgaan. Waar werken we naar toe voor de periode na de coronacrisis? Op de voortzetting van een samenleving van de samenloosheid van losse individuen, die tot op zekere hoogte bereid zijn kwetsbare mensen een helpende hand toe te steken als deze zichzelf ook inzetten om hun situatie en met name hun gedrag(!) te verbeteren? Of oriënteren we ons op een samenleving die onderkent dat kwetsbaarheden samenhangen met sociaaleconomische posities van mensen en die meer politiek gevoel ontwikkelt voor hetgeen we in gezamenlijkheid tot stand brengen, samen bezitten en samen delen?

Wordt alles beter na de corona?

Tijdens de coronacrisis zijn veel lovende woorden gesproken over groepen werkers die systeemrelevante beroepen uitoefenen. Veel van die werkers worden slecht betaald en hebben slechte arbeidsvoorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan schoonmakers, winkelpersoneel, verzorgers en mensen in de vervoerssector. Er is alom geapplaudisseerd voor deze beroepsgroepen. Maar herinnert de maatschappij zich nog dat applaus als de coronacrisis voorbij is? De Oostenrijkse socioloog Ingolfur Blühdorn is daar sceptisch over. De noodzaak om de samenleving ingrijpend te veranderen, is al jarenlang duidelijk, bij voorbeeld om een antwoord te hebben op de klimaatcrisis. Blühdorn merkt op dat die verandernoodzaak al uitvoerig is onderzocht en onderbouwd en hij vraagt zich af welke inzichten de coronacrisis daar nog aan toevoegt. Hooguit wordt door deze crisis nogmaals benadrukt, dat onze moderne wijze van leven berust op de uitbuiting, ongelijkheid en uitsluiting van grote sociale groepen in de samenleving. Net als tijdens demonstraties rond de klimaatcrisis voeden acties rond de coronacrisis bij veel mensen de hoop op ingrijpende maatschappelijke veranderingen: afscheid van de marktsamenleving, de massaconsumptie, de maatschappelijke tweedeling en polarisatie; herontdekking van de solidariteit en vrij baan voor sociaalecologische hervormingen. Blühdorn tempert dergelijke verwachtingen met een rake verwijzing naar de kenmerken van het gangbare economische systeem. “Als er dan plotseling gesproken wordt van systeemrelevante beroepen, is dat een manier van spreken die verbergt dat de onacceptabele arbeidsvoorwaarden van deze beroepen en van de hele onzekere en flexibele lage-loon-sector niet toevallig en als het ware per ongeluk zijn ontstaan. Ze zijn juist bewust tot stand gebracht, tegelijk met de afbraak van sociale zekerheden van de verzorgingsstaat. De ogenschijnlijke efficiëntie, productiviteit en winstgevendheid van het huidige economische systeem zijn hierop gebaseerd; het zijn de hoekstenen van het systeem en van het goede leven van hen die hiervan profiteren; uitbuiting, ongelijkheid en uitsluiting zijn niet minder systeemrelevant dan de beroepsgroepen die momenteel zo aangeduid worden.” (*eindnoot 5) 
Blühdorn noemt het applaus voor de ‘helden van de corona’ en de aanduiding ‘systeemrelevant’ symboolpolitiek, waarmee mensen zichzelf een rad voor de ogen draaien, om het gangbare economische systeem in stand te houden. Deze cynische verwachting wordt versterkt door de vele miljarden die momenteel door overheden in veel landen worden ingezet om een economisch systeem overeind te houden waarvan de houdbaarheidsdatum intussen verstreken is. De financiële perikelen en de almaar stijgende schuldenlast waarmee tijd gekocht wordt om de ogen voorlopig nog gesloten te houden voor het falen van de heersende markteconomie, de groeiende ongelijkheid tussen rijk en arm, de steeds duidelijker aan de dag tredende uitputting van de natuur … steeds meer mensen zullen de symboolpolitiek van overheden doorprikken en zullen geen genoegen meer nemen met geneutraliseerde beleidsnota’s over transities, die vooral inzetten op technologische oplossingen en de levensbedreigende grondslagen van het huidige economische systeem verder onberoerd laten. Hetzelfde is gebeurd na de financiële crisis van 2008. Toen werden, naast financiële steun aan met name banken, van overheidswege ook maatregelen aangekondigd om de losgeslagen mechanismen van de markt te beteugelen. Daar is weinig tot niets van terecht gekomen. Al gauw werd weer terug overgegaan tot de orde van de markt.
Als reactie op dit kennelijke onvermogen van overheden om de markt te temmen, ontstaan van onderop initiatieven van burgers die zoeken naar vernieuwing van het economisch denken en doen. Dat gebeurt vanwege de toename van sociale kwetsbaarheden waarmee grote groepen mensen worden geconfronteerd.

Economisch rendementsdenken versterkt sociale kwetsbaarheden

In het halfjaarlijks rapport over Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten van juni 2020 meldt De Nederlandse Bank dat de schade van de coronacrisis voor de economie dermate groot is dat een diepe, vrijwel wereldwijde economische recessie onontkoombaar is. In de raming voor 2020 daalt het bruto binnenlands product (bbp) in Nederland met 6,4%. Dat is de grootste krimp in de naoorlogse geschiedenis en bijna twee keer zo groot als die tijdens de kredietcrisis (2008-2012). De werkgelegenheid neemt flink af in 2020 en 2021. Daardoor gaat de werkloosheid dit jaar omhoog naar 4,6% van de beroepsbevolking en stijgt deze volgend jaar verder naar 7,3%. Dan zullen meer dan 700.000 Nederlanders op zoek zijn naar een baan. Voor de corona-uitbraak was de werkloosheid nog 2,9% (*eindnoot 6). Het Centraal Planbureau, de Europese Commissie en de Rabobank komen met soortgelijke sombere cijfers (*eindnoot 7). Het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau denken dat de armoede extra toeneemt door de coronacrisis. Na de financiële crisis van 2008 bereikte de armoede een piek in 2013: toen waren er ruim 1,2 miljoen armen. De planbureaus waarschuwen dat de klap nu groter kan zijn, vanwege het toegenomen aantal flexwerkers en zzp’ers. Nu al leven bijna 1 miljoen mensen in Nederland in armoede (*eindnoot 8). De coronacrisis versterkt de verwachte stijging van de armoedecijfers ten gevolge van een besluit van het minderheidskabinet Rutte I om de bijstandsuitkeringen vanaf 2021 doorlopend tot 2035 jaarlijks te verlagen. De verwachting is dat het aantal personen in armoede daardoor met ruim een kwart toeneemt (*eindnoot 9). Niet alleen op het terrein van arbeid en inkomen zijn de vooruitzichten slecht. Dat geldt ook op het terrein van de gezondheidszorg. Daar zijn de voorzieningen en met name de werkers in deze voorzieningen zwaar op de proef gesteld door de coronacrisis.
Dit zijn ergerlijke feiten die duidelijk maken dat het huidige economische bestel heel weinig weerstandsvermogen heeft. Volgens de Duitse wetenschapper Sabine Nuss heeft dit te maken met de eigendomsverhoudingen die ten grondslag liggen aan de huidige markteconomie. Volgens haar is er te weinig aandacht voor deze oorzaak van sociale kwetsbaarheden (*eindnoot 10). Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is een felle concurrentiestrijd gevoerd tussen landen om de gunstigste vestigingsplaats te zijn voor bedrijven. Dat heeft geleid tot een enorme toename van onzekere en slecht betaalde banen. Deze ontwikkeling paste in de wereldwijde strategie van privatisering. Dat heeft afbreuk gedaan aan het weerstandvermogen van de openbare infrastructuur, waaronder gezondheidsvoorzieningen. Het in particuliere handen brengen van dergelijke voorzieningen heeft het toepassen van marktprincipes bij deze voorzieningen in de hand gewerkt. Een van de voornaamste marktprincipes is: daar investeren waar kapitaalkrachtige vraag aanwezig is of opgewekt kan worden en waar de opbrengsten het hoogst zijn. Dat blijken geen IC-bedden, beademingsapparatuur, mondkapjes en andere voorzieningen te zijn, die in onvoldoende mate aanwezig waren bij de uitbraak van de coronacrisis. Het rendementsdenken van de markteconomie produceert bij voorrang goederen die kunnen worden verkocht, waarmee geld verdiend kan worden en niet zozeer goederen die waarde hebben omdat ze voor het leven van belang zijn. De coronacrisis heeft nog eens duidelijk gemaakt wat bij de klimaatcrisis al eerder is vastgesteld: het economisch rendementsdenken is heel eenzijdig; het laat veel waardes buiten beschouwing. De omvang van de sociale kwetsbaarheden tijdens de coronacrisis heeft de overheid gedwongen tot financieel bijspringen en inhoudelijk bijsturen. Daardoor is er meer gevoel en aandacht gekomen voor andere belangen dan rendement en meer waardering voor de vormen van arbeid, waaronder zorgarbeid, die doorgaans als niet-productief naar het tweede plan zijn gedrongen. De vraag is of dit bredere zicht op wat van waarde is, vastgehouden kan worden.

Door coronacrisis meer zicht op en ruimte voor sociale waarden

Door de coronacrisis zijn mensen welzijn belangrijker gaan vinden dan welvaart. Ongeacht de politieke voorkeur is er een ruime meerderheid die hoopt dat we samen ook na de coronacrisis meer belang hechten aan welzijn. Dat blijkt uit een peiling van Kieskompas onder ruim zesduizend mensen, uitgevoerd in opdracht van Greenpeace. Ook bij de keuze voor sectoren die gesteund moeten worden door de overheid kwamen veelal sociale waarden naar boven (*eindnoot 11). De coronacrisis heeft het belang duidelijk gemaakt van arbeid die niet primair gericht is op het verdienen van geld en op het maken van winst. Er is meer ruimte gekomen voor samenwerking in plaats van concurrentie. De blik wordt niet beperkt tot de verdiencapaciteit van mensen, maar alle aspecten die horen bij het leven van mensen komen in beeld. Zorgarbeid is niet gericht op onpersoonlijke verre handel, maar op persoonlijke dienstverlening dicht bij huis die mensen direct nodig hebben. De coronacrisis heeft geleid tot een herontdekking van de waarde van ontmoeting, aandacht, inleving, tijd voor elkaar. Dat zijn activiteiten die waarde hebben in zichzelf in tegenstelling tot activiteiten op de markt die pas van waarde worden als ze kunnen worden verhandeld, als ze tot geld kunnen worden gemaakt. Als dergelijke waarden meer aandacht en ruimde krijgen in de organisatie van de samenleving, ook in de organisatie van de economie, zou deze meer afgestemd zijn op het leven en op het bewaren van het leven. Anders dan in de huidige markteconomie zou het dan wèl mogelijk zijn om in de economie onderscheid te maken tussen creatieve en destructieve arbeid en de beroepsarbeid zou niet langer per definitie voorrang hebben op andere vormen van arbeid. De zorg om het bewaren van leven kan ook een emancipatorische uitweg bieden uit de ecologische crisis. Zorgarbeid zorgt voor anders denken en doen ten aanzien van het samenleven van mensen en hun verhouding tot de natuur.

Aanzetten tot een ‘economie van het leven’

De Duitse politicoloog Raul Zelik signaleert een aantal ontwikkelingen die voeding geven aan het tot stand komen van een paradigmawisseling in de economie: in plaats van de gerichtheid op geld ontwikkelt zich vanuit de samenlevende mensen een economie die ingebed is in het leven. In een recente studie (*eindnoot 12) beschrijft Zelik de volgende zes ontwikkelingen:

  1. Arbeidersstrijd, sociale bewegingen of solidariteitsprojecten waarin mensen zich samenpakken op basis van gelijkwaardigheid en elkaar ondersteunen.
  2. Aanzetten tot democratische controle op de economie; niet zozeer medezeggenschap in bedrijven als wel maatschappelijke controle en vormgeving van economische processen.
  3. Commoning: de praktijk om collectieve goederen tot stand te brengen of te beheren die bedoeld zijn voor gemeenschappelijk gebruik.
  4. Caring: wederzijdse zorg als vorm van een economie die niet op productiviteit is gericht.
  5. Coöperatieve bewegingen die de economie organiseren op basis van solidariteit.
  6. Vrijwillige burgerinitiatieven die collectieve voorzieningen tot stand brengen.

Een aantal van deze ontwikkelingen zijn ook herkenbaar in sociale coöperaties (*eindnoot 13). Dat zijn collectieven van burgers die werken aan de opbouw en/of herstel van sociale grondrechten om de bestaanszekerheid van mensen met een laag inkomen te vergroten. Het gaat daarbij om activiteiten die mensen zelf organiseren in hun eigen leefomgeving. Wat betreft aard en vorm wijken deze activiteiten af van de gangbare activiteiten in de twee vertrouwde domeinen van markt en staat. Die initiatieven van samenwerkende burgers zijn bezig een nieuw domein te vormen: het domein van het gemeengoed. In dat domein is de macht niet geconcentreerd bij een enkeling, maar wordt de macht juist verspreid over alle deelnemers: allen zijn eigenaar, schepper en gebruiker van het gemeengoed. Het gaat niet om een ding, een voorziening die buiten de mensen staat, een object dat door hen gebruikt kan worden; het gaat om een bron van leven die door mensen zelf wordt gemaakt en onderhouden, die een deel van hun levensontwerp is, dat alleen in gezamenlijkheid tot stand komt en in stand gehouden wordt. Het scheppen en het gebruiken van gemeengoederen liggen in handen van de mensen zelf.

De Belgische sociale wetenschapper Francine Mestrum, voorzitter van het mondiale netwerk van Global Social Justice (www.globalsocialjustice.eu), werkt aan een project voor ‘social commons’ (www.socialcommons.eu) dat zich richt op transformatieve en universele sociale bescherming. Zij ziet in de strijd tegen het coronavirus een kans voor de opbouw van lokale en multidisciplinaire zorgsystemen, die democratisch worden beheerd. Zij wil deze systemen verbinden met eveneens democratisch opgezette onderwijsmogelijkheden voor mensen. Dat kan leiden tot meer besef van de samenhang met andere sectoren zoals landbouw en mijnbouw. Het gaat om sociale commons, om gemeenschappelijke goederen en voorzieningen, die direct inspelen op de werkelijke behoeften van mensen. Deze commons kunnen diverse vormen aannemen en hun betekenis is meer dan louter een correctie op een falend economisch systeem. Sociale commons kunnen ervoor zorgen dat het leven, de mensen, de samenlevingen en de natuur bewaard blijven (*eindnoot 14).

Risico’s leggen verwaarloosde waarden bloot

De coronacrisis verstoort de gevestigde orde en doorbreekt vertrouwde structuren, dicht bij huis en wereldwijd. Dat veroorzaakt onzekerheid voor nu en angst voor de toekomst. De coronacrisis is waarschijnlijk niet direct veroorzaakt door het huidige wereldwijde systeem van de markteconomie, maar de crisis is er wel door uitvergroot en versterkt. Voor de ecologische crisis is het oorzakelijke verband met de huidige markteconomie duidelijker aantoonbaar. Het steeds verder doortrekken van de logica van de betaalde arbeid en de economische groei heeft levensbedreigende risico’s doen ontstaan en heeft opgebouwde bestaanszekerheden steeds meer doen omslaan in onbeheersbare bestaansonzekerheden. Groepen aan de basis van de samenleving worden in hun bestaan bedreigd en een aantal van hen komt in actie en zoekt naar andere, eigen, kleinschalige (binnen)wegen om zich te weren tegen sociale kwetsbaarheden en nieuwe vormen van bestaanszekerheden te creëren. Daarbij ontdekken ze waarden die door het gangbare economische systeem in vergetelheid zijn geraakt of naar de achtergrond zijn gedrongen. Hun ontdekkingen en de toepassing ervan in hun dagelijkse leven zijn intussen ook doorgedrongen in wetenschap en beleid. Dat duidt op een belangrijke functie van dergelijke kleinschalige basisinitiatieven: ze verkennen mogelijkheden tot sociaal-ecologische vernieuwing van de samenleving. Ter afsluiting drie recente voorbeelden van het doorsijpelen van basispraktijken in theorie en beleid.

Pleidooi voor een coöperatieve werkwijze
In een onlangs verschenen boek van de bestuurskundige Gabriël van den Brink houdt deze een pleidooi voor een coöperatieve werkwijze. Volgens hem resteert er in Europa maar één werkwijze waarmee men de huidige problemen op een geloofwaardige manier kan aanpakken. Dat is de coöperatieve werkwijze, “een bestuursfilosofie waarbij het vooral om de vrijwillige samenwerking van maatschappelijke actoren gaat.” (*eindnoot 15)

De eigen waarde van de natuur
In een recent gezamenlijk onderzoek waarschuwen De Nederlandse Bank (DNB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor de risico’s van de afname van de biodiversiteit. Nederlandse financiële instellingen hebben honderden miljarden aan financiering uitstaan waarop ze mogelijk risico’s lopen vanwege biodiversiteitsverlies. Tal van sectoren zijn afhankelijk van wat de onderzoekers ‘ecosysteemdiensten’ noemen: wilde bijen die gewassen bestuiven, micro-organismen die water zuiveren of bomen voor de productie van houten meubelen. Verder zijn veel miljarden belegd in en uitgeleend aan bedrijven die in de toekomst hun activiteiten mogelijk moeten stoppen omdat ze een verdere verslechtering van flora en fauna veroorzaken. Ook kunnen controverses over milieuproblemen schade berokkenen aan de reputatie van bedrijven en dat kan ook flinke financiële risico’s met zich meebrengen. In een interview met de directeuren van beide instellingen wordt geconcludeerd dat bloemen en bijen miljarden waard zijn. Ze willen het verlies aan biodiversiteit weliswaar nog het liefst beprijzen, dat wil zeggen in de voor hen vertrouwde termen gieten van de geldeconomie, maar het is toch een eerste begin van de ontdekking en de erkenning van de eigen waarde van de natuur (*eindnoot 16). 

De eigen waarde van het sociale weefsel
De coronacrisis is een kans om de maatschappij schokbestendiger te maken, zeggen systeemonderzoekers Alex Pentland en Dirk Helbing in een recent interview in de NRC (*eindnoot 17). Zij pleiten voor een bestuursmodel dat minder top-down is, meer speelruimte en macht geeft aan lokale initiatieven en instellingen en dat sneller leert van lokale experimenten. Verder willen ze veel meer zelf laten doen door lokale netwerken van mensen. Helbing spreekt in dit verband over ‘participatieve veerkracht’ en hij stelt voor om elke burger een ‘participatieve investeringspremie’ te geven. “Die mogen mensen niet consumeren, maar moeten ze investeren in lokale projecten of bedrijven die ze belangrijk vinden.” Pentland gelooft daarnaast in coöperaties: de bedrijfsvormen waarin de medewerkers ook aandeelhouder zijn. Essentieel voor ieder maatschappelijk systeem is dat er onderling vertrouwen is tussen burgers en dat gewerkt wordt aan de versterking van de onderlinge banden tussen burgers, het sociale weefsel in de samenleving. “Dat kan door het opzetten van lokale netwerken, sterkere steden, veerkrachtiger buurten, digitale burgerinitiatieven, participatieve begrotingen, crowdfunding, privacyrechten, en een échte digitale deeleconomie.”

Raf Janssen
Panningen, 21 juni 2020

Noten
  1. Ulrich Beck, Risikogesellschaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne, Suhrkamp, Frankfurt aM, 1986, p. 48
  2. https://www.mo.be/nieuws/mensen-armoede-wereldwijd-vatbaarder-en-kwetsbaarder-voor-corona
  3. Artikel van Willem Schoonen in Trouw van 16 mei 2020: “De crisis vergroot de verschillen tussen arm en rijk, zeggen hoogleraren – tenzij wordt ingegrepen.”
  4. Ulrich Beck, Risikogesellschaft, pag. 152-153
  5. https://blog.transcript-verlag.de/das-virus-der-nicht-nachhaltigkeit/; aankondiging van een boek over de coronamaatschappij dat eind juli 2020 bij Transcript Verlag verschijnt. Die Corona-Gesellschaft. Analysen zur Lage und Perspektiven für die Zukunft, herausgegeben von Christian Keitel, Michael Volkmer und Karin Werner
  6. https://www.dnb.nl/binaries/EOV%20voorjaar2020_tcm46-389040.pdf
  7. Zie bericht in NRC van woensdag 17 juni 2020, p. E3
  8. Zie bericht in NRC van donderdag 18 juni 2020, p. 3
  9. Kansrijk armoedebeleid, p. 8. Een in juni 2020 gepubliceerd rapport van het Centraal Planbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau. De structurele verlaging van de bijstandsuitkering is een besluit uit 2011 van het minderheidskabinet-Rutte I van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Die verlaging moest werken lonender maken. De kabinetten erna hebben het beleid gedurende hun eigen kabinetsperiode wel verzacht, maar niet geschrapt. Na 2021 daalt de bijstandsuitkering voor een alleenstaande tot 2035 nog met in totaal 1.250 euro op jaarbasis. Het terugdraaien van deze verlaging kost de overheid 1,9 miljard euro. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/17/planbureaus-voorzien-sterke-groei-van-de-armoede-in-nederland-a4003245
  10. Sabine Nuss, Geld oder Leben. Corona und die Verwundbarkeit der Eigentumslosen, in: Prokla 199, Juni 2020, pag. 201-218
  11. https://www.duurzaam-ondernemen.nl/nederlanders-vinden-welzijn-belangrijker-dan-welvaart-in-coronacrisis/
  12. Zelik, Raul, Wir Untoten des Kapitals. Über politische Monster und einen grünen Sozialismus, Suhrpamp Verlag, Berlin, 2020; zie ook Raul Zelik, In Verteidigung des Lebens, in Prokla 199, Juni 2020, pag. 345-353
  13. In de Nieuwsbrief van de Sociale Alliantie van maart 2019 is uitvoerig aandacht besteed aan sociale coöperaties. Zie https://ymlp.com/z3PY9j
  14. Francine Mestrum, Social commons: the social protection we want. Sociale Europe, 18th June 2020. Zie https://www.socialeurope.eu/social-commons-the-social-protection-we-want
  15. Gabriël van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent, Prometheus, Amsterdam, 2020, p. 260 e.v.
  16. Bloemen en bijen zijn miljarden waard, interview van Koen Haegens en Pieter Hotse Smit met Frank Elderson (DNB) en Hans Mommaas (PBL) in De Volkskrant van donderdag 18 juni 2020, p. 10 en 11
  17. De wereld heeft een nieuw besturingssysteem nodig, interview van Wouter van Noort met Alex Pentland (directeur van MIT, Massachusetts Institute of Technology) en Dirk Helbing (hoogleraar Technische Universiteit Delft) in NRC van 20/21 juni 2020, p. E16/17

Afdrukken

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media