logo-sociale-alliantie6

Een lang tekort

Langdurige armoede in Nederland

Door de economische recessie van de afgelopen jaren is de armoede in Nederland flink toegenomen. Ook zijn er aanwijzingen dat er steeds meer mensen zijn die ten minste drie jaar van een inkomen onder de armoedegrens moeten leven. In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat verscheen op 1 maart 2016 richten de onderzoekers zich op die langdurig arme groep.
Aan de orde komen vragen als: om hoeveel mensen gaat het? Is hun aantal inderdaad gestegen en zo ja, gaat het dan om een structurele of slechts tijdelijke stijging als gevolg van de crisis? Bij welke categorieën in de bevolking concentreert de langdurige armoede zich? Zijn dat de klassieke risicogroepen voor armoede, zoals uitkeringsontvangers, of komt het ook voor bij groepen waar je het niet zou verwachten?

Lees meer

Op de rug van de tijger

Pleidooi voor een economie met een menselijk gezicht

op-de-rug-van-de-tijgerKlik hier om onderstaand artikel te downloaden als pfd-document.

Inzet voor een economie met een menselijk gezicht - daarbij kunnen religieuze tradities ons helpen. Meer dan velen nu beseffen, hebben kerken en religies zich eeuwenlang diepgaand beziggehouden met de inrichting van de economie en het economisch handelen. Vanaf de moderne tijd is de band tussen economie en geloof dunner geworden. Economie is een veld van handelen, dat zich in hoge mate heeft verzelfstandigd ten opzichte van kerk en geloof. Dat wordt duidelijk als we ons de vraag te stellen of ons geloof iets te maken heeft met hoe wij in de economie staan (productie en consumptie). Het antwoord is minder eenvoudig dan de vraag.
Herman Noordegraaf bespreekt een verkenning van dit thema door Theo Salemink.

Stevig studieboek

Wie zich wil verdiepen in de betekenis van religie voor de economie kan terecht in het boek van de historicus en theoloog Theo Salemink, die al vele publicaties op dit terrein op zijn naam heeft staan, waaronder het standaardwerk ‘Katholieke kritiek op het kapitalisme 1891-1991. Honderd jaar debat over vrije markt en verzorgingsstaat’ (1991). Het beeld dat Salemink in de titel gebruikt, ‘Op de rug van de tijger’, geeft de problematiek aan: de huidige economie, het kapitalisme met zijn vrije markt, is te vergelijken met een rit op de rug van een tijger. Die tijger kiest zijn eigen weg en kan ons naar een bestemming brengen die noodlottig is, maar eraf springen zou nog gevaarlijker zijn. Het enige wat overblijft is temmen en een beetje bijsturen. De verzorgingsstaat was zo’n poging.
Salemink stelt zich de vraag hoe we de tijger in een bepaalde richting kunnen sturen. Daar-voor hebben we morele criteria nodig, zowel om de richting te kunnen bepalen, als om kracht tot verandering te vinden. Voorwaarde is wel dat de religieuze inzichten niet fundamentalistisch gebruikt worden, omdat zij anders omslaan in onderdrukking. Dat geldt ook voor seculiere varianten, zoals de klassenmoraal van het communisme. Wat is rechtvaardig? Welke visie op eigendom hebben we? Wat is verantwoord beheer van de aarde?
Voor beantwoording van deze morele vragen gaat de auteur ten rade bij wat hij noemt ‘de historische bibliotheek van de mensheid’, de morele verhalen, veelal verbonden met religies, die in alle culturen voorkomen en een wereldwijde spreiding hebben. Salemink behandelt enige case studies die vooral met het christendom van doen hebben, maakt enige uitstapjes naar islam en boeddhisme en wijdt een hoofdstuk aan het socialisme.

Neoliberaal denken en andere tradities

Allereerst gaat Salemink nog in op het dominante neoliberale denken met zijn geloof in de vrije markt. De Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman is hiervan een belangrijke vertolker. Het neoliberalisme acht de vrije markt economisch en moreel superieur aan andere benaderingen, omdat geen enkel ander stelsel zoveel welvaart schept, die ook nog ten goede komt aan de armen. Privatisering en meer marktwerking, ook in de publieke sector, passen hierbij. Terecht wijst Salemink erop dat de economische crisis, de toenemende ongelijkheid van inkomens en vermogens en de milieucrisis laten zien dat het neoliberalisme deze pretenties niet kan waarmaken, en sterker: de problemen mede veroorzaakt.
De verhalen waarmee Salemink in gesprek gaat, zijn de socialistische, katholieke, calvinistische, ecologische en – meer als uitstapjes – boeddhistische en islamitische spirituele verhalen. Daarbij selecteert hij door te zoeken naar die verhalen die de stem van de slachtoffers, van de armen, van gewone mensen laten horen. In het socialisme vinden we het recht op verzet tegen onderdrukking. Bij Thomas van Aquino is onder meer de visie op de sociale dimensie van eigendom te vinden. Thomas erkent het recht van privébezit, maar eigendom moet zo functioneren, dat naast het voorzien in de behoeften van de eigenaar eigendom ook aan de mensheid en in het bijzonder de armen ten goede komt. Het recht op leven gaat zelfs voor op het eigendomsrecht: in nood mag de arme ‘stelen’! Zo’n inzicht uit een heel andere tijd - de feodale middeleeuwen - krijgt een actuele toespitsing in de notie in de katholieke sociale leer van de universele bestemming van de aarde goederen.
Een andere casus vormt de ‘economie van het genoeg’ van de economen Bob Goudzwaard en Harry de Lange. Voortbouwend op Calvijns pleidooi voor een verantwoord beheer van de aarde (‘rentmeesterschap’) pleiten zij voor een economie waarbij binnen de grenzen die het milieu stelt het voorzien in de behoeften van de armen voorrang krijgt boven het bevredigen van de verlangens van de rijken.
Weer een andere casus vormt de franciscaanse spiritualiteit die uitgaat van verbondenheid van alles wat leeft. De encycliek ‘Laudatio si’ van Paus Franciscus verwoordt deze spiritualiteit. Weer andere religieuze verhalen betreffen de gevaren van de rijkdom, doordat deze mensen het zicht ontneemt op zijn ware bestemming, op waar het wezenlijk omgaat in het leven.
De morele motieven die Salemink aan het slot noemt. zijn die van de mensenfamilie (alle mensen zijn gelijk; het scheppingsverhaal beklemtoont de gezamenlijke afkomst), de waardigheid van de mens (beelddrager van God), het recht op verzet, voorrang van de armen, rentmeesters, moeder aarde en ‘niet bij brood alleen’ (relativering van rijkdom). Deze motie-ven zijn van belang met het oog op de benodigde mentaliteitsverandering, die nodig is om de tijger bij te sturen in de richting van een economie met en menselijk gezicht. Salemink gelooft in de kracht van verhalen.

Kritische kanttekeningen

Salemink stelt de zaken te eenzijdig voor als hij meent dat we enkel nog brokstukken en fragmenten van morele tradities hebben. Het is juist dat we in christelijk-sociaal denken niet te maken hebben met allesomvattende blauwdrukken. Die zijn noch mogelijk noch gewenst. Maar de katholieke sociale leer en de oecumenische sociale ethiek zijn meer dan brokstuk-ken doordachte beschouwingen over actuele sociaaleconomische vraagstukken.
Ten tweede wijst Salemink terecht op de afgenomen betekenis van kerken in West-Europa. Daarnaast moet echter gewezen worden op de mogelijkheden van kerken als wereldwijde netwerken die een kracht ten goede, in de richting van een economie met een menselijk ge-zicht kunnen vormen.

Studimiddag

Op 22 april 2016, van 14.00 - 16.30 uur, is er in Tilburg een studiemiddag over dit boek.
Klik hier voor meer informatie over de studiemiddag.

Theo Salemink, ‘Op de rug van de tijger. Pleidooi voor een economie met een menselijk gezicht’, Valkhof Pers, Nijmegen 2015, 192 pp., ISBN 978 90 5625 4445 2, prijs: 19,50.

Herman Noordegraaf, universitair docent en bijzonder hoogleraar voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit (locaties in Groningen en Amsterdam)

 

Mechanismen van tweedeling

Over verarming en verrijking in Nederland

Nederland kent sinds het uitbreken van de internationale kredietcrisis in 2008 een langjarige periode van economische crisis. Feitelijk is het een opeenstapeling van crises: financieel, economisch, schuldencrisis van de Europese Unie, crisis van de Zuid-Europese en Oost-Europese landen binnen de EU, crisis met Rusland, crisis met een bezuinigende overheid en crisis van huishoudens die verarmen en schulden opbouwen.
Hub Crijns analyseert de crises, gaat in op verarming, verrijking en toenemende ongelijkheid, en mechanismen van herverdeling. Een actualisering van een artikel dat eerder op deze site verscheen.

Lees meer

Leren leven in overvloed

leren-leven-in-overvleodHet omgaan met geld en goed stelt christenen steeds opnieuw voor grote vragen. Mag je eigenlijk wel rijk zijn of is armoede beter? Mag je van je bezittingen genieten of moet je in onthouding leven?

In ‘Leren leven in overvloed’ trekt ds. Bas van der Graaf een aantal lessen uit het Bijbelse spreken over geld en bezit. De toon van de lessen is steeds positief en aanmoedigend: hoe kun je als leerling van Jezus leven met alle overvloed die je omringt? Het gaat in dit boek dus om een concrete vorm van discipelschap, van leerling-zijn van Jezus met hart en ziel in de complexe wereld van rijkdom en armoede. Discipelschap als leven vanuit de overvloed van Gods genade.

Leren leven in het spoor van Jezus

De aanleiding tot dit boek ligt in de financiële en economische crisis van 2007 en later. Heb-zucht en falende economische ideeën zijn drijfveren achter die crisis geweest. Economie is niet waardevrij, maar vatbaar voor goed en kwaad, met alle gevolgen van dien. De auteur merkte al snel dat schrijven vanuit theologische en bijbelse bronnen over economische thema’s een enorm studie- en werkterrein is. Om dat in één boekje weer te geven, werd teveel. De invalshoek voor het boekje is geworden het discipelschap van Jezus Christus. Door te leren leven in het spoor van Jezus komen we de vragen rond geld, goed en economie dagelijks tegen. Zoals dat ook blijkens de Evangeliën bij Jezus en zijn leerlingen gebeurde. Door ons te voegen in de groep leerlingen op reis met Jezus leren we leven met het krachtenveld van rijkdom en armoede.

Discipelschap

Discipelschap krijgt in vooral evangelische kringen meer aandacht en zo ook in de theologie. Discipelschap is in eerste instantie leerling zijn van Jezus. Leerling voor het leven, het ware leven in Gods Koninkrijk, waar Jezus ons in wil laten delen. De opdracht tot leerling zijn vin-den we terug in Mattheüs 28:18-20. Een leerling is iemand die alles leert, onthoudt en door-vertelt wat Jezus heeft gezegd en gedaan. De basis voor dat onderwijs ligt in het doopsel in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest, waarmee leerlingen worden opgenomen in de geloofsgemeenschap, die probeert te leven in de nieuwe werkelijkheid van Christus’’ Koninkrijk (Matth 4:17). Als leerlingen in Gods Koninkrijk kunnen we meewerken aan het her-verwerven van Gods heerschappij over de wereld en de mensen, waar we door de zonde val uit zijn gekropen. De weg terug is begonnen in het Verbond tussen God en Israël. In Jezus en door Jezus komt dat Koninkrijk Gods bij ons binnen. Ds. de Graaf vindt het hart van het discipelschap terug in de brief van Paulus aan de Kolossenzen. Uit Kol. 1:9-11 en 1:27-28 blijkt dat het gaat om een leerproces en in hoofdstuk 3 legt Paulus uit wat dit betekent. Het gaat om het afleggen van ondeugden en het aantrekken van deugden. De Brief aan de Kolossenzen maakt duidelijk dat discipelschap gaat over geestelijke vorming, die omgezet wordt naar handelen.
Andere gesprekspartners in dit deugdzaam leren vindt de auteur in de New Yorkse theoloog Tim Keller, Aristoteles, en de Amerikaanse filosoof Dallas Willard. Met hulp van deze auteurs kan hij het discipelschap gaan benoemen naar een rijtje deugden van onthouding en deugden van toewijding. De toets is oefenen in de praktijk, elke dag. Daarin staan drie momenten centraal: vragen of verlangen, blijven in Gods woorden en beslissen. Met de doop leg je het oude leven af en trek je het nieuwe leven aan, als leerling van Jezus op weg in zijn Koninkrijk. Wat daar onder te verstaan is in hoofdstuk 4 te lezen.

Goed en geld

In het verdere boek worden lessen ontwikkeld, gebaseerd op de bijbel en de levensethiek of deugdenleer, die aan de theologen en filosofen ontleend zijn. Omdat alles van God is, die de schepping en mensen gemaakt heeft, zijn mensen geen eigenaren, maar rentmeesters. Daarom lezen we vooral over geleend goed. De Wetten van de Thora zijn bedoeld om inhoud te geven aan het wegblijven van afgoderij en het dienen van God. Concrete geboden en verboden volgen er uit. Rechtvaardige verdeling van vooral de opbrengsten is dan belangrijker dan bezit. Een belangrijke inspirator en uitlegger van dit alles wordt gevonden bij Franciscus van Assisi.
De Bijbel en het Evangelie kennen veel teksten die over geld gaan en de betekenis van geld. Voor de uitleg van deze teksten is de auteur te leen gegaan bij de evangelicale Amerikaanse auteurs Graig Hill & Earl Pitts ‘Overvloed, rijkdom & geld’. Hun boek leidt tot een deugden-schema, waarin de teksten van het evangelie rond geld herleid worden tot zeven thema’s. Reken af met de Mammon, leer van de vogels, geef tienden uit gewoonte, word Gods beheerder, maak een duidelijk budget, pak je schulden aan en word financieel vrij. Een leerling van Jezus wordt vrij van de Mammon en stelt geld altijd in dienst van de Leraar en God.

Het ware genieten

De deugdenleer komt uitgebreid aan bod door een catalogus van deugden van onthouding en deugden van toewijding. Zo ontstaat het ware genieten, waarin onbezorgdheid, tevredenheid, geven en duurzaamheid belangrijk zijn. Zo komt de auteur tot de aanbeveling: maak me niet arm, maar ook niet rijk. En hij eindigt met oude en nieuwe economie, in het licht van het uittrekken van de oude zondige mens en het aantrekken van de nieuwe mens, die leerling wil zijn naar Jezus’ voorbeeld.

Deugdzaam boekje

Het boek is duidelijk geïnspireerd vanuit een evangelische traditie. Van daaruit trekt de auteur door naar ethiek en leven naar de leer en daden van Jezus als voorbeeld. In dogmatieken van bijvoorbeeld Augustinus en Thomas van Aquino tref je vergelijkbare lijnen aan. Met dat bijbelse voorbeeld rond bezit, geld en economie heb je het al snel moeilijk in dit land en in deze huidige economie. Je kan je immers niet onttrekken aan dat economisch handelen of aan het financiële systeem. Hoe daarin met een evangelische richtlijn een weg te zoeken is het woord van hoop, dat uit dit boekje tevoorschijn komt.

Ds. B.J. van der Graaf (1963) is predikant in de Jeruzalemkerk in Amsterdam en hij begeleidt pioniersplekken van de PKN in Amsterdam.

Bas J. van der Graaf, ‘Leren leven in overvloed - Over discipelschap in rijkdom en armoede’, Artios reeks, Uitgeverij Royal Jongbloed Meppel in samenwerking met de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, Utrecht, 2015, ISBN 978-90-8879-114-3, 160 pag., € 12,50.

Hub Crijns is directeur landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken

Huishoudens in de rode cijfers 2015

Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden

huishoudens-in-de-rode-cijfers-2015Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan onderzoeksbureau Panteia de opdracht gegeven een Monitor te ontwikkelen rond de staat van achterstallige betalingen en schulden van de Nederlandse huishoudens. De Monitor verschijnt elk jaar in een afwisselende kleur: het ene jaar is er een kwantitatief onderzoek naar de betalingsachterstanden en schulden en de laatste versie daarvan is verschenen als ‘Monitor Betalingsachterstanden 2014’. Het tweede is een meer kwalitatief onderzoek en de meest recente versie daarvan is recent verschenen als ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden’. Het tweede rapport geeft inzicht in de omvang, kenmerken en achtergronden van de groep huishoudens bij wie de schulden problematisch (dreigen te) worden.

Schokkend

De cijfers zijn schokkend. De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die niet gebruik maken van formele schuldhulpverlening. Ook de aard van de schulden is veranderd. Er zijn meer achterstallige rekeningen en minder kredieten. In totaal heeft bijna één op de vijf Nederlandse huishoudens een risico op problematische schulden, problematische schulden of zit in een schuldhulpverleningstraject. Er is dus nog een relatief groot reservoir van potentiële cliënten voor schuldhulpverlening. De drempel voor veel huishoudens om hulp te zoeken lijkt nog te hoog. Tevens ervaren veel huishoudens niet dat zij zich in een “gevarenzone” begeven. In een aantal regio’s is dit reservoir groter. Dat geldt voor de regio’s Rijnmond, Haaglanden, Rivierenland, Midden-Gelderland en Zuid-Limburg.

Een derde van de huishoudens heeft schulden

We zien in 2014 dat huishoudens met schulden sterk toenemen in vergelijking met de jaren ervoor. De Monitor Betalingsachterstanden 2014 leert dat in het jaar 2014 van de 7,34 miljoen huishoudens (CBS-Statline) in totaal in 2,33 miljoen huishoudens een van de onderzochte vormen van betalingsachterstanden voorkomt. Dat is 32,1% of een derde van alle huishoudens. In 2013 was het iets boven de 25%. Deze groep huishoudens worstelt met de volgende betalingsachterstanden:

  • achterstallige rekening om financiële redenen (in de laatste 12 maanden: 863.000 huishoudens);
  • krediet of lening (op dit moment: 1.618.000, exclusief hypotheken);
  • op afbetaling gekochte goederen of diensten (op dit moment: 684.000);
  • regelmatig en vaak rood staan (in de afgelopen 12 maanden: 1.071.000)6;
  • creditcardschuld (op dit moment gespreide afbetalingsregeling: 209.000).

In de huishoudens met een of meer vormen van betalingsachterstanden neemt de kans op schulden enorm toe. Problematische schulden ontstaan als de uitstaande betalingsachterstanden of schulden groter zijn dan wat er aan maandinkomen binnenkomt.

Een op de vijf huishoudens zit in de gevarenzone

rekeningenHet onderzoek 'Huishoudens in de rode cijfers 2015' is een kwalitatieve verdieping van de cijfers, die eerder verkregen zijn.
De basis voor dit rapport is een uitgebreid onderzoek onder Nederlandse huishoudens. Zo’n 2.000 huishoudens deden mee aan een telefonische enquête over betalingsachterstanden, leningen en kredieten. Nog eens 8.500 huishoudens vulden dezelfde vragen in via internet. Vervolgens zijn 200 huishoudens bezocht voor een persoonlijk interview, waarbij de onder-zoekers vragen stelden over inkomen, bezittingen en schulden, maar ook over oorzaken en oplossingsrichtingen.
De cijfers van het onderzoek hebben betrekking op de periode tussen september 2013 tot en met mei 2015. De definitie van problematische schulden is bepaald dooreen aantal criteria te gebruiken. De huishoudens hebben:

  • meer dan drie soorten achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen, en/of
  • een of meer achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen in de categorieën hypotheek, huur, elektriciteit, gas of water, ziektekostenverzekering, bij de afbetaling van leningen en afbetalingsregelingen, en/of
  • de (totale) omvang van de achterstallige rekening(en) bedraagt meer dan 500 euro en/of
  • minstens één keer per maand of meestal rood staan voor meer dan 500 euro en/of: een creditcardschuld hebben van meer dan 500 euro.

Een problematische schuld bedraagt dus minimaal 500 euro en bestaat uit meerdere achterstallige rekeningen of roodstand of een creditcard-schuld.

Op basis van de enquête (telefonisch en via het internet) en interviews zijn de huishoudens in vier groepen ingedeeld:

  • Groep 1: geen risico. Huishoudens zonder risico op problematische schulden, afge-meten aan vijf risico-indicatoren.
    Dit zijn van het totaal aantal huishoudens in Nederland tussen de 81,2% en 82,6% ofwel tussen 6.165.000 en 6.269.000 huishoudens.
  • Groep 2: onzichtbare risicovolle schulden. Huishoudens met een risico op problematische schulden, afgemeten aan vijf risico-indicatoren. Deze huishoudens nemen niet deel aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
    Dit zijn tussen de 8,1% en 11,3% ofwel tussen de 614.000 en 858.000 huishoudens.
  • Groep 3: onzichtbare problematische schulden. Huishoudens met problematische schulden die niet deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
    Dit zijn tussen de 4,6% en 7,5% ofwel tussen de 351.000 en 571.000 huishoudens.
  • Groep 4: zichtbare problematische schulden. Huishoudens die problematische schulden hebben én deelnemen aan een wettelijk schuldhulpverleningstraject (WSNP) of minnelijke schuldhulpverlening.
    Dit zijn 2,5% ofwel 193.000 huishoudens, en zij zijn grotendeels in statistieken zichtbaar voor beleidsmakers, omdat zij onder een wettelijke regeling vallen – de Wet Sanering Natuurlijke Personen (Wsnp) – of bekend en geregistreerd zijn bij (schuld) hulpverlenende instanties die zijn aangesloten bij de NVVK.

De voornaamste conclusies

De onderzoekers hebben de conclusies uit hun kwalitatief onderzoek van de huishoudens met rode cijfers vastgelegd in tien stellingen.

1. Er is een toename van huishoudens met problematische schulden.
De schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens is verergerd. Uit een vergelijking van 2015 met 2012 en 2009 blijkt dat er meer huishoudens zijn met problematische schulden die geen formele schuldhulpverlening ontvangen. In totaal behoort 15,7% van alle Nederlandse huishoudens tot de ‘onzichtbare huishoudens: zij hebben risicovolle schulden of problematische schulden zonder dat zij formele schuldhulpverlening ontvangen. Er is dus nog een relatief groot reservoir van potentiële cliënten voor schuldhulpverlening. Als we de huishoudens meerekenen die in een schuldhulpverleningstraject zitten, heeft bijna één op de vijf huishoudens te maken met risicovolle schulden of problematische schulden. In de ontwikkeling van het aantal onzichtbare huishoudens met risicovolle schulden en problematische schulden zien we dat het aantal huishoudens met risicovolle schulden is afgenomen ten opzichte van 2012 en het aantal huishoudens met problematische schulden is toegenomen. Er zijn dus minder huishoudens met beperkte betalingsproblemen en meer huishoudens met grote financiële problemen.

2. Huishoudens hebben meer achterstallige rekeningen en minder krediet dan in 2012.
De aard van de schulden is veranderd in 2015 ten opzichte van 2012 en 2009. Er zijn meer huishoudens met achterstallige rekeningen en minder huishoudens die regelmatig rood staan of een creditcardschuld hebben. Deze uitkomsten suggereren dat huishoudens met financiële problemen minder gebruik hebben gemaakt van kredietfaciliteiten en eerder zijn gaan stoppen met het betalen van rekeningen.

3. Schuldenproblematiek is groter in bepaalde regio’s in Nederland.
In een aantal arbeidsmarktregio’s wonen meer huishoudens met problematische schulden die geen gebruik maken van schuldhulpverlening. Dat geldt voor de regio’s Rijnmond, Haag-landen, Rivierenland, Midden-Gelderland en Zuid-Limburg.

4. Er is grote kans op problematische schulden bij laag inkomen, huurwoning en kinderloosheid.
Huishoudens met een laag inkomen, een huurwoning en zonder kinderen hebben een grotere kans op problematische schulden. Het preventiebeleid van gemeenten is daarom effectiever als het is gericht op wijken met veel lage inkomens, huurwoningen en samenwonenden zonder kinderen.

5. Er is een iets grotere kans op risicovolle schulden bij laagopgeleide jonge stellen met kinderen, een laag inkomen en een niet-Westerse afkomst.
Huishoudens met risicovolle schulden zijn minder goed te identificeren op basis van persoons- en huishoudkenmerken. Laagopgeleide jonge stellen met kinderen, een laag inkomen en een niet-Westerse afkomst hebben een iets grotere kans op risicovolle schulden. Risicovolle schulden bestaan uit twee clusters van schulden: huishoudens met kredieten en huishoudens met betalingsachterstanden.

6. Schulden ontstaan door een combinatie van oorzaken.
Schulden ontstaan zelden als gevolg van één oorzaak. De oorzaak is vaak een combinatie van omgevingsfactoren, bewust en onbewust gedrag, onverwachte gebeurtenissen (life-events) en in de persoon gelegen factoren. Bij huishoudens met risicovolle schulden leidt veelal onbewust irrationeel gedrag tot financiële problemen, al zien huishoudens zelf dat probleem niet. Huishoudens met problematische schulden zien hun problemen wel. Zij kun-nen hun financiële situatie niet langer negeren. De schulden gaan hun hele leven beheersen en leiden tot stress en korte-termijn oplossingen.

7. Onzichtbare schuldenaren hebben nauwelijks reserves en ontvangen vooral hulp uit sociale netwerk en van niet-financiële hulpverleners.
Huishoudens houden hun inkomsten en uitgaven bij, maar hebben nauwelijks reserves en een ‘komt wel goed’-mentaliteit. Ze schrikken achteraf van rentetarieven en andere financiële voorwaarden. Om uit de schulden te komen, gaan huishoudens bezuinigen of proberen ze meer inkomen te verwerven. Sommige huishoudens negeren of ontkennen hun financiële problemen geheel. Hulp ontvangen huishoudens vooral uit hun sociale netwerk of van niet-financiële hulpverleners.

8. Schuldhulpverlening gezien als laatste redmiddel.
Schuldhulpverlening wordt gezien als het laatste redmiddel voor de allerergste gevallen, waartoe huishoudens zichzelf niet rekenen. Huishoudens ervaren forse drempels voordat ze van schuldhulpverlening gebruik durven te maken. Na een ervaring met schuldhulpverlening zijn huishoudens overwegend positief.

9. Preventie en vroegsignalering nog belangrijker door toename schuldenaren.
Meer kennis vergaren over mogelijke risicocategorieën van schuldenaren in de gemeente is een eerste stap bij het opzetten van doeltreffend preventiebeleid. Gemeenten kunnen daarbij slimmer inspelen op het onbewuste gedrag dat schulden veroorzaakt. Voor huishoudens met risicovolle schulden kan de gemeente laagdrempelige, onafhankelijke financiële hulp aan-bieden. Om de drempels van schuldhulpverlening te verlagen, kan de omgeving van de schuldenaar betrokken worden en moeten de positieve kanten van schuldhulpverlening sterker worden benadrukt. Hierbij moeten gemeenten er tegelijkertijd voor zorgen dat de verwachtingen van huishoudens die zich melden bij schuldhulpverlening realistisch zijn.
Omdat de onzichtbare huishoudens met problematische schulden niet in beeld zijn bij schuldhulpverlening, is het belangrijk dat deze mensen worden bereikt en de stap willen en kunnen zetten naar professionele (schuld)hulpverlening. Hier ligt een taak voor gemeenten en overige betrokken instanties (huisartsen, maatschappelijk werk, psychologen, scholen, UWV en schuldeisers etc.) die eventueel in contact komen met deze huishoudens. Denk aan activiteiten in het kader van preventie en vroegsignalering: het bereiken van de doelgroep, een doorverwijs protocol, signaleringsinformatie: waaraan herken je schulden, welke vragen kan je stellen. Een goede samenwerking en communicatie tussen betrokken partijen is van groot belang.

10. Gemeenten hebben coördinerende rol bij schuldpreventie life-events.
Life-events zoals scheiding, ontslag en ziekte vormen belangrijke factoren bij het ontstaan van schulden. Mensen die een life-event meemaken, zijn lang niet allemaal klanten van de gemeenten en schuldhulpverlening. Mochten zij financiële problemen krijgen, dan komen zij daar mogelijk wel terecht. Inspanning op preventief terrein voorkomt instroom in de toekomst.

Schulden nemen toe en de hulpeloosheid van de overheid ook, zo lijkt het

Het onderzoek ‘Huishoudens in de rode cijfers 2015’ is geen eenvoudige leesstof. Het boek bevat veel cijfers, onderzoeksvaktaal, statistieken en ingetogen conclusies of aanbevelingen. Het is schokkend om te lezen hoezeer de economische crisis sinds 2008 zijn doorwerking heeft in de huishoudens door de toename van achterstallige betalingen en schulden. Over de oorzaken van deze toename lezen we ook het een en ander. Wat opvalt is, dat de oorzaken-vraag vooral individueel gesteld wordt: de onderzoekers zoeken naar kenmerken van huishoudens, persoonlijk gedrag van huishoudens, individuele weetjes en meetgegevens en halen daar hun conclusies uit over de samenstelling van huishoudens met risicovolle of problematische schulden en waar die zich bevinden in Nederland. Wat eigenlijk meer opvalt, maar niet vermeld wordt of onderzocht, zijn de macro-economische oorzaken die leiden tot verschulding: financiële kredietcrisis, economische crisis, Euroschuldencrisis, massa-werkloosheid, enorme bezuinigingen door de overheid op sociale zekerheid, zorg, welzijn, educatie. De gevolgen van die macro-economische tegenslag worden afgewenteld op de huishoudens en de meest kwetsbare daarvan kampen langdurig met schulden. Een deel van de analyse blijft dus buiten beeld en daarmee ook een deel van de oplossingen. Namelijk een overheid die actief op macro-economisch gebied iets doet aan vergroten van de werkgelegenheid, bestrijding van armoede, op peil houden van de inkomenssituatie van mensen met een laag inkomen.
Nu lijkt de hulpeloosheid van de overheid zichtbaar te worden in allerlei adviezen door de onderzoekers voor gemeenten of ambtenaren rondom preventie en vroegsignalering, waar-mee de huishoudens op hun individuele kenmerken geholpen kunnen worden om weer verantwoordelijke huishoudens te worden zonder achterstallige betalingen en schulden. Elke hulp is gezien de noodsituatie welkom, maar het blijft toch een beetje een vorm van paard achter de wagen spannen in plaats van ervoor.

Klik hier voor de Monitor Betalingsachterstanden 2014.
Klik hier voor 'Huishoudens in de rode cijfers' 2015.

Hub Crijns is directeur landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving en bestuurder Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media