De vijf krachten van de decentralisatie
Column Raf Janssen, april 2016
De lokale strijd tegen armoede maakt deel uit van de uitdagingen waarvoor overheden, maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven staan nu het Rijk steeds meer taken in het sociaal domein naar gemeenten toeschuift. Voor een krachtige positionering van het lokale armoedebeleid is het van belang per gemeente in kaart te brengen welke partijen een rol spelen bij het proces van decentralisatie en welke rol dat is. Door die in kaart te brengen kunnen alle spelers meer bewust een positie kiezen in het veranderingsproces dat ze zelf mee gestalte geven en dat mogelijk leidt tot een samenleving die losser staat van overheid en markt.
Marktdenken
De verzorgingsstaat is gegroeid uit de noodzaak om (groepen) mensen te beschermen tegen de hardheid van de markteconomie. Dat gebeurde met algemene regelingen onder regie van de landelijke overheid. Zo werd een stelsel van collectieve solidariteit opgebouwd. Dat stelsel is steeds meer in de greep gekomen van het marktdenken waartegen het een bescherming moest bieden. Ook de positie van de overheid is verschoven: de regisseur van de per land georganiseerde economie is zoetjesaan veranderd in een dienstknecht van de wereldwijd georganiseerde economie. Het schild voor de zwakken brokkelt af en wordt vervangen door wortels en stokken om mensen weer de markt op te duwen. De staat trekt de handen steeds verder af van de collectieve bescherming en schuift deze als individueel maatwerk op het bordje van de lokale overheden. Deze worstelen met het gegeven dat de uitvoeringsorganen van de collectieve solidariteit zich intussen hebben ontwikkeld tot marktconforme dienstverleningsbedrijven. Centraliseren en met grootschaligheid inkoopvoordelen behalen lijken in veel gemeenten de twee kernopdrachten bij de decentralisatie-operatie.
Tegenbeweging
Maar er is sprake van een tegenbeweging. Die komt van onderop. Van professionals die zich willen ontworstelen aan de directieven van de managers en zich veel meer laten inspireren en leiden door hun eigen vakmanschap en de directe bijdrage die ze van daaruit samen met collega’s kunnen leveren aan de aanpak van problemen waarmee ze mensen zien worstelen. Een tweede tegenbeweging komt op vanuit de leefwereld van mensen die met problemen geconfronteerd worden, die elkaar opzoeken en eigen tactieken ontwikkelen om voor hen bereikbare en begaanbare wegen te banen tussen enerzijds hun eigen leefsituatie en anderzijds de plannen en strategieën van overheden en instellingen die iets van hen moeten, die zeggen hen te willen helpen, maar waarin ze het vertrouwen goeddeels hebben verloren en waarmee ze vaak ook het contact zijn kwijt geraakt.
Vijf krachten
Dat zijn de vijf krachten die het spel van de decentralisatie spelen. Het is zaak de achtergronden, motieven, kenmerken en perspectieven van elk van deze spelers scherp in kaart te brengen. Een korte samenvattende typering:
- De landelijke overheid die veel taken in het sociaal domein uit handen wil geven, maar toch wil blijven sturen op einddoelen: minder geld en meer aanpassing.
- De grote instellingen die ieder een eigen imperium hebben opgebouwd en de opgetrokken bouwwerken, gevestigde belangen en werkplekken in stand willen houden.
- De lokale overheid die graag taken naar zich toetrekt, maar die ze vanwege aangehechte bezuinigingen liefst, minstens voor een deel, door mensen zelf wil laten uitvoeren zonder daarbij de regie uit handen te geven.
- De beroepskrachten die elkaar tegenkomen of opzoeken in wijk- en dorpsteams waar vakbekwame integrale probleemaanpak worstelt om voorrang te krijgen op de protocollen en richtlijnen waarmee ze door de eigen instellingen afzonderlijk het pad op zijn gestuurd.
- De mensen voor wie iedereen zegt te werken, maar die merken dat de hulpverleners de groei van de onzekerheden niet bij kunnen benen en die daarom steeds meer zelf uit moeten zoeken en hun eigen wegen daarin proberen te vinden.
Deze vijf krachten goed in kaart brengen is nodig om iets meer zicht te krijgen op het maatschappelijk proces waar we midden in zitten en waaraan we allemaal diverse bijdragen leveren: het proces van het ontstaan van nieuwe vormen van samen-leven, die zich onttrekken aan de wetten van de markt en de staat en die daarmee mogelijk losser komen te staan van een economie die totaal in de greep verkeert van het geld.
Raf Janssen