logo-sociale-alliantie6

Nieuwsbrief 2015-1

11 februari 2015

Wilt u zich abonneren op deze nieuwsbrief, dan kunt u zich Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

In deze nieuwsbrief:


Column: De economie is te hard geworden

Raf Janssen

Op de website van de Sociale Alliantie hebben we in 2015 een nieuwe rubriek: de column. Ter gelegenheid van elke nieuwsbrief is er een nieuwe bijdrage.
Raf Janssen verricht in dit eerste nieuwsbriefnummer van 2015 de aftrap.

Klik hier om de column te lezen.

Ga naar boven


Thema: Natte voeten in de polder

Het thematisch deel van deze nieuwsbrief krijgt de titel 'Natte voeten in de polder' mee. Daarmee grijpen we terug op een publicatie van 20 jaar geleden, die nog verrassend wijze lessen heeft voor het heden.
We bieden hiermee een boeiende bundel cijfers, feiten en analyses van armoede in Nederland (en bij onze zuiderburen).

Natte voeten in het poldermodel

Natte voeten in het poldermodel

In dit artikel wordt teruggeblikt op de visie die onder meer door de anti-armoedebeweging in de jaren negentig werd opgetekend. En er wordt ingegaan op de vraag wat dit voor de beweging van nu kan betekenen. De analyse en beleidssuggesties gaan over zeven onderwerpen:

  1. Oorzaken van armoede
  2. Koopkrachtverbetering op nationaal niveau
  3. Inkomensondersteuning op lokaal niveau
  4. Toegang tot betaalde en onbetaalde (zorg)arbeid
  5. Culturele en organisatorische aspecten van zelfbeschikking
  6. Lokaal armoedebeleid
  7. Onderwijs en armoede

Klik hier om er meer over te lezen.

Armoedesignalement 2014

Armoedesignalement 2014

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) presenteren jaarlijks in een gezamenlijke publicatie de meest actuele gegevens over armoede in Nederland. Wij geven een overzicht van de belangrijkste bevindingen en voorzien die van commentaar.

Klik hier om er meer over te lezen.

Koopkrachtverwachtingen 2015

Nibud

Nibud analyseert telkens aan het begin van het jaar wat de verwachtingen zijn rond de koopkracht van een honderdtal huishoudtypen. Een korte samenvatting van de prognoses voor 2015 nemen wij op.

Klik hier om er meer over te lezen.

Monitor Betalingsachterstanden 2014

Monitor Betalingsachterstanden 2014

Ieder jaar geeft onderzoeksbureau Panteia weer hoe de stand van zaken in Nederland is rond betalingsachterstanden en (problematische) schulden. In 2014 blijken de problemen aanzienlijk te zijn gegroeid.

Klik hier om er meer over te lezen.

Een imposant boek over schuld

Schuld - de erste 5000 jaar

Raf Janssen bespreekt een boek van David Graeber, waarin vanuit een historisch perspectief met een nieuwe invalshoek wordt gekeken naar het begrip 'schuld' en wat de relatie is met de geldeconomie. Schulden kwijtschelden en met een schone lei opnieuw beginnen is een van de lessen die uit dit werk te trekken zijn.

Klik hier om er meer over te lezen.

Armoede en sociale uitsluiting in Vlaanderen 2014

Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting Vlaanderen

In de vorige nieuwsbrief gaven we al korte informatie over het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting in Vlaanderen. Herman Noordegraaf heeft nu een uitgebreider bespreking van het rapport gemaakt.

Klik hier om er meer over te lezen.

Ga naar boven


Landelijk

Expertmeeting 'De collectieve zorgverzekering als oplossing voor de WTCG / CER?'

Op donderdagmiddag 19 maart organiseren De Sociale Alliantie en Ieder(in) in samenwerking met BS&F de expertmeeting ‘De collectieve zorgverzekering als oplossing voor de WTCG / CER?’.
Tijdens deze bijeenkomst gaan ervaringsdeskundigen, mensen om wie het gaat en lokale belangenbehartigers met elkaar in gesprek over het belang van het bieden van inkomensondersteuning voor mensen met een beperking en meerkosten, de rol die de collectieve verzekering die de gemeente biedt hierin kan spelen en mogelijke aandachts- en/of verbeterpunten die benoemd kunnen worden.

Klik hier voor meer informatie.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. om u direct aan te melden (liefst vóór 5 maart).

Gezocht: nominaties en donaties Ab Harrewijn Prijs 2015

Ab harrewijn Prijs

De jury van de Ab Harrewijn Prijs zoekt initiatiefrijke mensen die op originele wijze schijnbare tegenstellingen overbruggen en mensen bijeenbrengen om noden of belemmeringen weg te nemen of initiatieven om samen vooruit te komen organiseren. Iedereen die een inspirerend initiatief kent, solidair, creatief, wijzend op een nood of een taboe in de samenleving, wordt opgeroepen de jury daarop te attenderen, liefst vergezeld van zo uitgebreid mogelijke informatie, zoals een website of jaarverslag.

Aanmelding
De uiterste datum voor aanmeldingen is 1 maart 2015. Vijf genomineerde initiatieven worden in het zonnetje gezet. Vier van hen worden beloond met 1.500 euro, terwijl de uiteindelijke winnaar 5.000 euro krijgt.

Prijsuitreiking
De uitreiking vindt zoals ieder jaar plaats op 13 mei, de sterfdag van Ab Harrewijn in 2002. De aanvangstijd is drie uur ’s middags. De locatie is de Pauluskerk te Rotterdam, op vijf minuten lopen van het Centraal Station.

Giften welkom
Ondanks enkele grotere sponsors blijft de Ab Harrewijn Prijs grotendeels afhankelijk van particuliere giften. Daarom willen we ook dit jaar een beroep doen op jullie gulheid. Iedere bijdrage, groot of klein, is welkom op banknummer NL94-INGB-0009644396 ten name van Stichting Ab Harrewijn Prijs, te Rotterdam.

Klik hier om naar de website van de Ab Harrewijn Prijs te gaan.

Ga naar boven


Lokaal

Vragen die gemeenteraadsleden kunnen stellen aan hun college

Ieder raadslid kan vragen stellen aan het college. Dat zijn zogenaamde artikel 38 vragen. Het college moet deze in de regel binnen 6 weken beantwoorden. Vanuit de Sociale Alliantie is een aantal vragen aan te reiken die raadsleden zouden kunnen stellen aan het college. Het gaat om vier onderwerpen die basisbewegingen rond arbeid en inkomen in beeld brengt, met elkaar verbindt en verbreedt.
Maak er gebruik van in uw gemeente. Spoor raadsleden aan deze vragen te stellen.

Klik hier om de vragen te bekijken.

Ga naar boven


klik hier als u een vriend, kennis of collega op deze nieuwsbrief wilt attenderen.

Twitter

www.socialealliantie.nl
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

Armoede en Sociale Uitsluiting

Jaarboek 2014 Vlaanderen

jaarboek

Jaarlijks publiceert het Centrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASeS) van de Universiteit van Antwerpen een jaarboek waarin het een overzicht geeft van de ontwikkelingen op het terrein van armoede en sociale uitsluiting in Vlaanderen en in mindere mate België en Wallonië. Eind december 2014 verscheen het 23ste jaarboek.

De jaarboeken kenmerken zich door een eigen beargumenteerde visie op armoede, namelijk dat armoede vooral structurele oorzaken heeft en dat het gevoerde politieke beleid van belang is voor armoedebestrijding. Voorts vinden we er een consequente aandacht in voor de leefwereld van armen zelf. De jaarboeken kennen een vast stramien: we vinden er een schets van de ontwikkelingen wat betreft armoede in haar algemeenheid en op deelterreinen als sociale zekerheid en inkomen, werkgelegenheid volkshuisvesting, volksgezondheid, onderwijs en nog andere sectoren. Voorts is er aandacht voor specifieke groepen zoals kinderen en personen van buitenlandse herkomst. Daarbij komen ook actuele ontwikkelingen als schuldenproblematiek en voedselbanken aan de orde. In het laatste deel vinden we altijd een grote hoeveelheid statistische gegevens gegeven over de genoemde onderwerpen ('Armoede ontcijferd'). Elk jaarboek, ook dit jaarboek dus, bevat daarmee steeds weer een schat aan kwantitatieve en kwalitatieve gegevens.

 

Armoedecijfers

In het rapport van 2014 worden ook veel cijfers over armoede en uitsluiting in Vlaanderen gegeven. Speciale aandacht is er over de vraag hoe inkomensarmoede over meerdere generaties speelt. De auteurs brengen ook nieuwe analyses over 'multidimensionele' armoede. Ook kinderarmoede komt aan bod. Verder presenteert het Jaarboek de nieuwe resultaten over ongelijkheid in het onderwijs en analyseert het de impact van de hervormingen in de werkloosheidsverzekering. Het vraagt aandacht voor discriminatie op de private huurmarkt en onderzoekt sociale ongelijkheden in de preventieve gezondheidszorg. Ook de problematiek van schuldenoverlast wordt belicht. Het boek sluit af met een uitgebreid overzicht van de recentste statistieken over armoede en sociale uitsluiting.
Nog enkele conclusies uit het rapport, in dit verband:

  • Uitkeringen van mensen doen zakken tot ver onder de armoedegrens helpt hen niet aan een job. Integendeel, ze belanden nog dieper in de put. De versnelde afbouw van werkloosheidsuitkeringen creëert armoede in plaats van tewerkstelling. Het probleem is vooral dat er niet voldoende banen zijn.
  • De kindertijd mag niet onderschat worden als risicofactor voor armoede. Wie opgroeit in armoede, heeft later zelf meer kans op armoede: 26% van de Belgen tussen 25 en 59 jaar die opgroeiden in een gezin met een (zeer) slechte financiële situatie, is arm, tegenover slechts 8% van de respondenten die opgroeiden in een gezin met een (zeer) goede financiële situatie. Deze resultaten betekenen dat een individu geen onbeschreven blad is dat zelf ten volle verantwoordelijk is voor zijn of haar sociale positie. Deze bevinding zou de toenemende focus op het individuele schuldmodel moeten temperen.

Armoedebeleid en duurzame ontwikkeling

Naast de bovengenoemde onderdelen wordt een onderwerp altijd uitvoeriger behandeld. Dit keer is dat de verhouding tussen armoedebeleid en duurzame ontwikkeling. Het was de door de Verenigde Naties ingestelde Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling (naar haar voorzitter Brundtland-commissie genoemd) die in 1987 duurzame ontwikkeling omschreef als 'ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien.' Sindsdien is duurzaamheid niet meer weg te denken in de discussies en het beleid over milieu en armoede. Er worden echter wel heel verschillende invullingen aan gegeven. Daarbij is steeds de verhouding in het geding tussen economisch, sociaal en milieubeleid. In enige artikelen worden de discussies over deze invulling in het beleid en in de discussies op wereld, Europees, Belgisch en Vlaams niveau helder weergegeven. Het jaarboek laat tevens zien dat de verhouding tussen armoede en duurzaamheid op verschillende manieren aan de orde is.

Allereerst is daar het thema van de 'milieuongelijkheid'. Er is sprake van een dubbele milieuongelijkheid omdat armen meer dan andere sociaaleconomische groepen bloot staan aan milieuvervuiling (bijvoorbeeld doordat zij minder in het groen wonen en dichter bij de industrie en snelwegen). Ten tweede omdat zij gezien hun slechtere gezondheidssituatie in het algemeen meer gevoelig zijn voor schadelijke stoffen. Dit was aanleiding voor het ontstaan in Amerika voor de 'Environmental Justice Movement'. In het Jaarboek komt de milieuongelijkheid onder meer aan de orde in een artikel waarin onderzoek naar blootstelling aan milieuvervuilende stoffen bij buurtbewoners van industriezones behandeld wordt.

Een tweede thema is dat van de 'energiearmoede', een thema dat in het armoededebat in Vlaanderen veel prominenter aan de orde is dan in Nederland. Hierbij valt te denken aan een relatief hoog percentage van het inkomen dat armen aan energielasten betalen, bijvoorbeeld doordat de huizen letterlijk vol gaten en kieren zitten. Dat kan tot betalingsachterstanden leiden en tot afsluitingen. Mede onder druk van de anti-armoedebeweging is er in Vlaanderen een regeling in deze die armen enigszins ontziet, vooral in de winterperiode. Een ander aspect van energiearmoede kan zijn het minder verwarmen van de woning. Dat tast natuurlijk de leefkwaliteit aan. Hier treedt een spanning op als men uit sociaal oogpunt huishoudens meer energie wil laten gebruiken, terwijl uit milieuoverwegingen energiebesparing wenselijk is. Daarom is een beleid gericht op energiebesparende maatregelen nodig, zoals het isoleren van huizen, zuinige verlichting en nog meer. Om daar een suggestie mijnerzijds aan toe te voegen: laten we mensen in armoedesituaties voorzien van winddelen (deelname aan coöperaties die windmolens beheren). Een volgend onderwerp betreft het opleggen van heffingen, zoals een CO2-tax. Ook hier is een gericht beleid onontbeerlijk om te voorkomen dat de energiearmoede onder armen toeneemt. Als laatste punt uit het Jaarboek noem ik de stadsinitiatieven. Voorbeelden zijn het organiseren van ruilhandel, van vrijwilligerswerk om kansarme gezinnen te ondersteunen (bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding), hergebruik van goederen, verbouw van voedsel (beheren van biologische tuintjes of een boerderij), bevorderen van fietsverkeer, gezamenlijk materiaal inkopen en zo worden er nog meer voorbeelden genoemd. Duidelijk wordt dat dergelijke initiatieven bijdragen aan de verbetering van de leefsituatie, maar dat participatie van armen zelf belangrijk is (co-creatie en mede-eigenaarschap) en dat dergelijke initiatieven wel een goede aanvulling maar geen vervanging vormen van een goed sociaal beleid, zoals herverdeling.

Conclusies

Ik kom tot de volgende gevolgtrekkingen. Voor de milieu- en anti-armoedebeweging liggen er verschillende mogelijkheden tot samenwerking:

  • Hoe kunnen we in de noodzakelijke omslag naar een andere economie armoedebestrijding en verbetering van het milieu combineren? Te denken valt aan het scheppen van kwaliteitsvolle arbeid ook voor laag- en ongeschoolden op het gebied van milieu, energiebesparing en dienstverlening.
  • Het ontwikkelen van initiatieven op lokaal niveau die ook de leefsituatie van mensen in armoede verbetert. Participatie van hen is daarbij noodzakelijk.
  • Het scheppen van win-winsituaties, zoals het isoleren van huizen.
  • Het compenseren van mensen in armoedesituaties als zij getroffen worden door milieumaatregelen, zoals bijvoorbeeld heffingen.

Bij dat alles moet gezocht worden naar het verbinden van een gericht macro-economisch beleid met initiatieven van onderop, zoals de stadsinitiatieven. Daarbij blijft bij alle burgerinitiatieven de rol van de overheid van groot belang, ondersteunend en faciliterend en soms kaderstellend.

Herman Noordegraaf

Verder lezen, kijken en bestellen

Klik hier om een uitgebreider bespreking van de publicatie te lezen.
jaarboek-video

Klik hier om een video (item nieuwsuitzending) n.a.v. de publicatie te bekijken.

Om het jaarboek te bestellen (ook vorige jaren), mail, fax of stuur de verzend- en facturatiegegevens naar:
Universiteit Antwerpen – OASeS, Sint-Jacobstraat 2 (M 241), 2000 Antwerpen, België.
Mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Danielle Dierckx, Jill Coene & Peter Raeymaeckers (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 2014,Acco, Leuven/Den Haag 2014, 444 pp., ISBN 978-90-334-9800-8. Prijs: 42 euro.

Een imposant boek over schuld

Schuld – de eerste 5000 jaar

schuldKlik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

De Engelse antropoloog David Graeber heeft een imposant boek geschreven over schuld. Hij behandelt daarin onder meer de vraag waar schuld vandaan komt en wat de relatie is met de geldeconomie. Zijn bevinding is dat schuld veel ouder is dan geld. Veelal denken we dat schuld ontstaat vanwege de aanwezigheid van geld, maar Graeber beschrijft in zijn boek dat de relatie juist anders om ligt. Graeber beschrijft 5000 jaar geschiedenis van schuld, geld en markten. Uit deze geschiedenis zijn leerzame lessen te trekken voor mensen en samenle-vingen die meer dan ooit worstelen met schulden. De schulden kwijtschelden en met een schone lei opnieuw beginnen is een van deze lessen.

Geld haalt de moraal uit de schuld

Schuld duidt op een relatie tussen mensen. Schulden hebben vaak te maken met morele verplichtingen die mensen ten opzichte van elkaar hebben en met opvattingen over wat rechtvaardig is, hoe de ene mens de andere behoort te behandelen. Door deze onderlinge verplichtingen te gaan uitdrukken in geld, in financiële schuld, wordt het morele karakter uit de verplichting en de daaronder liggende relaties tussen mensen gehaald. Het boek van Graeber beschrijft hoe die vervanging van morele verplichtingen door financiële schulden gedurende de laatste 5000 jaar haar beslag heeft gekregen en welke uitwerking dit heeft, met name voor de huidige tijd.
Een citaat om de centrale vraag van het boek aan te duiden: "Een schuld is de verplichting om een bepaalde som geld te betalen. Als gevolg hiervan kan een schuld, in tegenstelling tot elke andere vorm van verplichting, nauwkeurig gekwantificeerd worden. Dit maakt schulden eenvoudig, kil en onpersoonlijk, en dat maakt het weer mogelijk om schulden overdraagbaar te maken. Als je iemand een wederdienst schuldig bent, of je leven aan hem of haar te dan-ken hebt, betreft die verplichting een specifieke persoon. Maar als je veertigduizend dollar met een rente van 12 procent verschuldigd bent, maakt het niet uit wie de schuldeiser is en hoeft geen van beide partijen zich het hoofd te breken over wat de andere partij nodig heeft, wil, of in staat is te doen, iets wat ze zeker wel zouden doen als ze iemand een gunst, respect of dankbaarheid schuldig waren. Je hoeft met menselijke effecten geen rekening te houden; je hoeft alleen maar op een hoofdsom, balansen, boetes en rentevoeten te letten. Als je tenslotte je huis moet opgeven en naar andere streken moet vertrekken, als je dochter in een mijnwerkerskamp als prostituee moet gaan werken, is dat voor de schuldeiser een ongelukkige bijkomstigheid. Geld is geld en zaken zijn zaken." (p. 21) In meer dan 600 pagi-na's beschrijft Graeber het vermogen van het geld om moraal om te zetten in een zaak van onpersoonlijke rekenkunst: menselijke relaties worden omgezet in rekenkunde. Zo kan men dingen rechtvaardigen die anders misdadig of obsceen zouden lijken.

Geschiedenis van het geld

Veel economen vertellen dat schuld een afgeleide is van geld: eerst komt ruilhandel, dan komt geld en pas later ontwikkelt zich krediet. Graeber laat zien dat deze visie niet strookt met de historische werkelijkheid. Krediet, virtueel geld, is eerst ontstaan; munten kwamen veel later en ze hebben het kredietsysteem nooit helemaal vervangen. Ruilhandel, aldus Graeber, lijkt in hoofdzaak een toevallig bijproduct van het gebruik van munten of papiergeld. Als mensen toevallig geen geld hadden of geen toegang tot geld, gingen ze over tot ruilhandel.
Ook de hardnekkige liberale veronderstelling dat staten en markten elkaars tegenhangers zijn, wordt door Graeber op basis van historisch onderzoek onderuit gehaald. Hij laat zien dat deze twee instellingen tegelijk geboren zijn en altijd met elkaar vervlochten zijn gebleven. "Staten hebben markten geschapen. Markten kunnen het niet stellen zonder staat. Geen van beide zou zonder de ander in stand kunnen blijven, althans niet in de vorm waarin ze op dit moment bestaan."(p. 84)

Perioden in de geschiedenis

In de afgelopen 5000 jaar is er een regelmatige afwisseling geweest van perioden waarin samenlevingen vooral georganiseerd waren op basis van krediet en perioden waarin munt-geld – goud en zilver – de hoofdrol speelden. Graeber laat zien dat oorlog de belangrijkste factor is om deze afwisseling te verklaren: edelmetaal heeft vooral de overhand in periodes van algemeen geweld; kredietsystemen overheersen in periodes van relatieve sociale kalmte en in netwerken die op vertrouwen zijn gestoeld.
Graeber onderscheidt en beschrijft de volgende perioden in de geschiedenis:

  • 3500 – 800 voor Christus: periode van de agrarische gemeenschappen; deze waren gebaseerd op kredietsystemen.
  • Rond 800 voor Christus worden los van elkaar in China, India en in landen rond de Egeïsche Zee systemen van muntgeld ingevoerd ten behoeve van alledaagse transacties. De belangrijkste factor waarom kredietsystemen niet langer voldeden, was de oorlog: dit was een periode waarin overal oorlogen werden gevoerd met veel rondtrekkende legers van huursoldaten die betaald moesten worden.
  • In de Middeleeuwen (600 – 1450 na Christus) wordt weer teruggekeerd naar virtueel geld en krediet. De religieuze autoriteiten krijgen weer meer greep op het economische leven en zij beperken of verbieden het roofzuchtig uitlenen van geld (woeker), dat vanuit zichzelf het vermogen heeft om tot een morele noodzaak te worden.
  • 1450 – 1971: het tijdperk van de kapitalistische wereldrijken; hierin wordt wereldwijd massaal teruggekeerd naar goud en zilver. Er ontstaan grote wereldrijken met professionele legers die op roof gerichte oorlogen voeren om schulden af te lossen; alle morele overwe-gingen wordt ondergeschikt aan het gebod om winst te maken.
  • In 1971 laat de Amerikaanse dollar de goudstandaard vallen: de Amerikaanse dollars in buitenlands bezit kunnen niet langer voor goud worden ingewisseld. Dat zou het begin moeten zijn van een fase waarin het virtueel geld weer de overhand heeft.

Deze perioden worden uitvoerig beschreven. Een samenvatting hiervan geven is lastig en gaat de grenzen van deze bijdrage verre te buiten. We beperken ons tot een paar gedachten over de huidige periode van na 1971, die Graeber aanduidt als "het begin van iets wat nog nader vastgesteld moet worden".

Schuldenberg opruimen en met schone lei opnieuw beginnen

De USA geeft heel veel geld uit aan mondiale machtontplooiing: via 9800 buitenlandse mili-taire bases kunnen ze overal ter wereld met vernietigende kracht toeslaan. Graeber poneert de stelling dat dit de macht is die het mondiale monetaire stelsel, op basis van de dollar, in stand houdt. De imperialistische macht van de Verenigde Staten, aldus Graeber, is gebaseerd op een schuld die nooit kan worden afgelost. "De nationale schuld van de VS heeft zich ontwikkeld tot een belofte, niet alleen aan de eigen bevolking, maar aan de naties van de hele wereld, waarvan iedereen weet dat deze niet gehouden zal worden."(p. 421) Het loslaten van de goudstandaard zou het begin moeten zijn van een virtueel tijdperk en dat zou moeten inhouden dat we afstand nemen van oorlog, imperialisme, slavernij en schuldhorigheid. Ook zou het moeten inhouden dat we als samenlevingen in de buurt komen van een overkoepelende instelling op mondiale schaal om schuldenaren te beschermen. "Wat we tot dusver gezien hebben is het omgekeerde. De nieuwe mondiale geldstandaard is nog sterker geworteld in militaire macht dan de oude. Schuldhorigheid is nog steeds het voornaamste principe om wereldwijd arbeidskrachten te rekruteren, ofwel in de letterlijke zin, in een groot deel van Oost-Azië of Latijns-Amerika, of in de subjectieve zin, waarbij de meeste loonarbei-ders of zelfs gesalarieerden het gevoel hebben dat ze dit in hoofdzaak doen om rentedra-gende leningen af te betalen."(p. 423) In zoverre er mondiale overkoepelende instellingen zijn, zijn deze niet ingesteld om schuldenaren te beschermen, maar om de rechten van schuldeisers af te dwingen. Het Internationaal Monetair Fonds is hiervan het meest opval-lende voorbeeld. Daarnaast zijn er nog tal van mondiale instellingen die, volgens Graeber, werken volgens het principe dat je 'je schulden moet betalen', tenzij je het Ministerie van Financiën van de VS bent. Het niet betalen van de schulden zou immers het hele mondiale monetaire stelsel in gevaar brengen.
Graeber wijst erop dat steeds meer groepen en landen in verzet komen tegen het IMF-beleid om schulden bijna uitsluitend uit de zakken van de armen terug te laten betalen. De opper-machtige positie van de VS brokkelt intussen ook af ten gunste van de opkomende macht van China dat intussen zoveel Amerikaanse dollars heeft verzameld dat de VS dreigen ge-degradeerd te worden tot een cliëntstaat van China.
In de huidige economie zal de schuldenberg almaar toenemen en zal tegen beter weten in de oplossing gezocht blijven worden in de hoop op voortdurende groei. Dat laatste, aldus Gaeber, is onmogelijk op een beperkte planeet. Daarom wordt het hoog tijd dat er meer ruimte ontstaat voor het ontwikkelen van alternatieven. "Om onszelf te bevrijden is het eerste wat we moeten doen ons opnieuw als handelende personen in de geschiedenis gaan zien, als mensen die in de loop van de wereldgebeurtenissen een verschil kunnen maken. Dit is precies wat de militarisering van de geschiedenis ons probeert te ontnemen." (p. 440) Daar-voor is het nodig dat we veel van onze vertrouwde denkwijzen overboord gooien.
Als bijdragen aan het opruimen van oude denkbeelden doet Graeber een goed woordje voor de niet-arbeidzame-armen: "Die doen tenminste niemand kwaad. Voor zover ze tijd vrijmaken om die met familie en vrienden te besteden en om te genieten van hun dierbaren en voor hen te zorgen, dragen ze waarschijnlijk meer bij aan de verbetering van de wereld dan we bereid zijn te erkennen. Misschien moeten we hen zien als pioniers van een nieuwe economische orde die niet langer de drang heeft om zichzelf te vernietigen." (p. 448) Verder zijn we naar zijn mening al lang toe aan een bijbels soort jubeljaar dat zowel op de internationale schuld als op de consumptieve schuld een uitwerking zou hebben. "Het zou niet alleen heilzaam zijn omdat het zoveel menselijk lijden zou wegnemen, maar ook omdat het een manier zou zijn om ons eraan te herinneren dat geld niet onbespreekbaar is, dat het betalen van je schulden niet het wezen van de moraal uitmaakt, dat al deze dingen door mensen zijn ingesteld en dat democratie, als deze iets betekent, het onvermogen is om met elkaar tot overeenstemming te komen over een andere regeling van zaken. (...) We hoeven niet 'allemaal' onze schulden te betalen. Slechts sommigen van ons behoren dat te doen. Niets zou belangrijker zijn dan iedereen een schone lei te geven, met onze gevestigde moraal te breken en opnieuw te beginnen."(p. 449)

David Graeber, Schuld, de eerste 5000 jaar, Nederlandstalig (vertaald door Peter van Huizen en Wybrand Scheffer), Paperback, 624 blz., Business Contact, 1e druk, 2012, ISBN13 9789047005315, € 34,99, in herdruk, verwacht op 18-02-2015. Ook verkrijgbaar als: Ebook - € 18,99.

Raf Janssen

Schulden van huishoudens dramatisch gestegen

Monitor Betalingsachterstanden 2014

monitor-betalingsachterstandenKlik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

Sinds 2008 kampt ook Nederland met de gevolgen van de internationale financiële krediet-crisis uit 2008, de daaropvolgende bankencrisis, economische crisis, schuldencrisis van de nationale overheid binnen de Europese Unie en de bezuinigingscrisis. Vanuit de diaconale wereld komen meer dan genoeg signalen binnen, dat die elkaar opvolgende crises grote gevolgen hebben voor de Nederlandse huishoudens. Het recent verschenen Armoedesignalement 2014 vertelt ons dat de armoede gestegen is tot meer dan tien procent van de huishoudens (zie elders op deze site voor de bespreking van dit onderzoek). Een andere indicator van de inkomenserosie onder huishoudens is de Monitor Betalingsachterstanden 2014.
Deze Monitor leert dat in ruim 32% van alle Nederlandse huishoudens een van de onder-zochte vormen van betalingsachterstanden voorkomt. Vrijwel alle vormen van betalingsach-terstanden zijn ten opzichte van de vier eerdere jaren toegenomen.

Een terugblik in de tijd

In 2008 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan onderzoeks-bureau Panteia de opdracht gegeven een Monitor Betalingsachterstanden op te zetten. In dat jaar is de eerste meting uitgevoerd (Nulmeting), die vervolgens herhaald is in 2009, 2010 en 2011, steeds in dezelfde periode van het jaar (september/oktober). Dit rapport doet verslag van de vijfde meting die in september 2014 is uitgevoerd.

Klik hier voor een overzicht van de cijfers uit de jaren 2009 – 2013.

Bijna eenderde van de huishoudens heeft schulden

De Monitor Betalingsachterstanden 2014 leert dat van de 7,34 miljoen huishoudens (CBS-Statline) in totaal in 2,33 miljoen huishoudens een van de onderzochte vormen van beta-lingsachterstanden voorkomt en daarmee een risico op problematische schuld. Dat is 32,1% van alle huishouden. In dit percentage zijn de volgende betalingsachterstanden begrepen:

  • achterstallige rekening om financiële redenen (in de laatste 12 maanden: 863.000 huishoudens);
  • krediet of lening (op dit moment: 1.618.000, exclusief hypotheken);
  • op afbetaling gekochte goederen of diensten (op dit moment: 684.000);
  • regelmatig en vaak rood staan (in de afgelopen 12 maanden: 1.071.000);
  • creditcardschuld (op dit moment gespreide afbetalingsregeling: 209.000).

De onderzoekers geven aan dat de resultaten van de Monitor 2014 niet geschikt om harde uitspraken te doen over het bestaan van (risico's op) problematische schulden en meer in het bijzonder over huishoudkenmerken die deze risico's verklaren. Het bestaan van betalings-achterstanden kan wel gezien worden als randvoorwaarde, waarmee de monitor een groslijst weergeeft van huishoudens die mogelijk te maken hebben met (risico's op) problematische schulden. In de categorie waar de diverse vormen van betalingsachterstanden zich opstape-len en waar de verwachting voor het inkomen dalend is, stijgt het aantal huishoudens met problematische schulden.

Om welke betalingsachterstanden gaat het?

Uit de cijfers komt naar voren dat in de Monitor Betalingsachterstanden 2014 alle onder-scheiden vormen van betalingsachterstanden ten opzichte van de vier eerdere jaren zijn toe-genomen. Een uitzondering hierop vormt het regelmatig of vaak rood staan; dat relatief is afgenomen.

Achterstallige rekeningen

Het aantal huishoudens dat met minimaal één achterstallige rekening te maken heeft met een financiële ontstaansoorzaak is 862.808 huishoudens. Binnen deze groep huishoudens heeft 58,2% (502.000 huishoudens) op dit moment een achterstallige rekening. De omvang van de bedragen van de achterstallige rekeningen zijn niet of nauwelijks veranderd ten opzichte van 2011.

Kredietverschaffing en leningen

22,2 van de huishoudens (1.618.000) gebruikt een krediet of lening. Hypotheken zijn niet meegeteld. In 2011 bedroeg dit percentage 19,2 %. Deze toename geldt voor alle onder-scheiden vormen, maar is het grootst bij geld geleend bij vrienden, familie of kennissen. De gemiddelde omvang van doorlopend krediet/persoonlijke lening bedraagt € 11.300. De studieschulden hebben een gemiddelde omvang van € 14.200. Verder is er gemiddeld voor € 4.200,- geld geleend bij familie, vrienden of kennissen. Alle bedragen van de bij familie geleende schulden zijn afgenomen ten opzichte van 2011.

Op afbetaling gekochte goederen of diensten
9,4% van de huishoudens (bijna 684.000) is op dit moment goederen of diensten aan het afbetalen. Dit is een behoorlijk sterke toename in vergelijking met 2011. Toen bedroeg dit percentage 5,6%. Het aantal huishoudens met op afbetaling gekochte goederen of diensten is in de afgelopen 12 maanden is gestegen van 8,1% naar 12,3%. Vanaf 2009 zijn deze per-centages gestegen.

Creditcard

Het percentage huishoudens dat niet altijd in de volgende maand hun creditcardschuld heeft afgelost, is in 2014 opnieuw toegenomen ten opzichte van drie jaar geleden: van 5,2% naar 6,3%. Zichtbaar is verder dat in 2014 opnieuw meer huishoudens te maken hebben met een gespreide afbetalingsregeling van de creditcardschuld: 2,9% tegenover 2,1%. De 209.000 huishoudens die op het moment van ondervragen nog te maken hebben met een creditcard-schuld, hebben gemiddeld nog een bedrag openstaan van € 1.819.

Rood staan

Van alle huishoudens geeft 13% (947.000) aan af en toe rood te staan, 6,2% (452.000) regelmatig en 8,5% (620.000) vaak. Bij af en toe en regelmatig roodstaan is een daling geconstateerd ten opzichte van 2011 en het aantal huishoudens dat vaak rood staat is gelijk ge-bleven met 2011. Het gemiddelde maximumbedrag waarvoor wordt rood gestaan, is voor de huishoudens die vaak rood staan ook afgenomen: van € 2.299 in 2011 naar € 1.262 in 2014. In 2011 was de gemiddelde omvang al afgenomen ten opzichte van 2010: € 2.478. Ook de gemiddelde bedragen die de huishoudens die af en toe en regelmatig rood staan hebben genoemd, zijn afgenomen ten opzichte van de monitor 2011.

Risicokenmerken van huishoudens met schulden

In de Monitor Betalingsachterstanden 2014 wordt een aantal kruisverbanden geschetst tussen kenmerken van huishoudens en het optreden van betalingsachterstanden. De belangrijkste resultaten bespreken we hieronder.

Inkomen

De groep met een huishoudensinkomen minder dan € 2.000 per maand (ongeveer een mo-daal inkomen) heeft in vergelijking met huishoudens met een inkomen van € 2.000 of meer per maand:

  • ruim twee tot drie keer zo vaak te maken met alle typen achterstallige rekeningen. De verschillen tussen beide groepen zijn groter geworden dan in 2011;
  • minder vaak een doorlopend krediet of persoonlijke lening;
  • vaker geld geleend bij vrienden, familie of kennissen en vaker een studieschuld. Beide verschillen zijn groter geworden ten opzichte van 2011.
Leeftijd

De onderzoekers hebben in de Monitor 2014 een indeling gemaakt in vier leeftijdsklassen. Deze groepen zijn vergeleken waar het gaat om het bestaan van betalingsachterstanden. Dit levert de volgende observatie op:

  • De 65-plusgroep scoort op alle vormen van betalingsachterstanden positiever dan de andere groepen.
  • De leeftijdsgroep van 35 tot 50 jaar heeft vaker een doorlopend krediet of per-soonlijke lening afgesloten. Deze groep staat ook het meest regelmatig of vaak rood.
  • Verder geldt dat de jongere leeftijdsgroepen tot 35 jaar het meest te maken hebben met alle typen achterstallige rekeningen. Ook hebben zij vaker geld geleend bij familie, vrienden of kennissen en studieschulden.
Huishoudensamenstelling

In het onderzoek is een indeling gemaakt in vier groepen huishoudens: alleenstaanden met kinderen, alleenstaanden zonder kinderen, samenwonenden/gehuwden met kinderen en samenwonenden/gehuwden zonder kinderen. Dit levert de volgende observaties op:

  • De groep alleenstaanden met kinderen heeft aanzienlijk vaker te maken met ach-terstallige rekeningen dan de overige drie groepen. Deze percentages zijn behoorlijk gestegen ten opzichte van 2011, wat overigens voor alle onderscheiden huishoudtypen geldt.
  • De groep samenwonenden/gehuwden met kinderen heeft vaker dan de andere groepen een doorlopend krediet of persoonlijke lening afgesloten. Alleenstaanden met kinderen hebben, net als in 2011, vaker dan de andere geld geleend bij familie of vrienden. Voor alle huishoudtypen geldt dat dit vaker voorkomt.
  • Bij rood staan blijkt dat de twee groepen met kinderen het vaakst rood staan en de huishoudtypen zonder kinderen het meest 'nooit' rood staan.
Opleiding

Er is een indeling gemaakt in drie groepen huishoudens op basis van het opleidingsniveau van de respondent. Deze vergelijking levert het volgende beeld op:

  • Alle typen achterstallige rekeningen komen vaker voor onder laagopgeleiden dan onder midden- en hoogopgeleiden. De percentages onder laagopgeleiden zijn sterk toegenomen ten opzichte van 2011. In 2011 kwamen de meeste achterstallige rekeningen het vaakst voor bij de middenopgeleiden.
  • De laagopgeleiden lenen vaker geld bij familie, vrienden of kennissen.
  • Laagopgeleiden hebben minder vaak te maken met creditcardschulden dan de midden- en hoogopgeleiden. De kansen voor laagopgeleiden op een creditcard-schuld zijn ten opzichte van 2011 toegenomen.
Etniciteit

Er is ook een vergelijking gemaakt tussen huishoudens waarvan de respondent niet-westers allochtoon is en huishoudens waarvan de respondent autochtoon of westers allochtoon. Uit deze vergelijking zien we dat de verschillen met 2011 iets kleiner zijn geworden. En in 2011 waren de verschillen behoorlijk veel kleiner geworden ten opzichte van 2010. Er komt onder andere naar voren dat huishoudens met een niet-westers allochtone respondent:

  • ruim twee tot vier keer zo veel kans hebben op een van de genoemde typen een achterstallige rekening. In de Monitor 2011 was deze kans drie tot vier keer zo groot, in 2010 was deze kans vijf tot negen keer zo groot en in 2009 vijf tot dertien maal zo groot.
  • bijna een even grote kans hebben op een doorlopend krediet of persoonlijke lening. In 2011 was de kans hierop nog twee keer zo groot.
  • Ruim drie keer zo vaak geld lenen bij vrienden, familie of kennissen, net als in 2011.
  • Ruim twee keer zoveel kans hebben op een studieschuld en zij hebben meer kans op regelmatig of vaak rood staan. Dit verschil is kleiner geworden ten opzichte van 2011.
Tijdsbesteding en positie op de arbeidsmarkt

Er is ook een vergelijking gemaakt op basis van de tijdsbesteding, ofwel de positie op de arbeidsmarkt, van de respondent. De volgende groepen springen hierbij in het oog:

  • De groep die met pensioen of VUT is, scoort laag op alle vormen van betalings-achterstanden en de typen daarbinnen. Dit is gelijk aan alle voorgaande versies van de Monitor Betalingsachterstanden.
  • De categorie werkloos/werkzoekend heeft in vergelijking met de andere groepen een grotere kans op betalingsachterstanden. De groep arbeidsongeschikten heeft ook veel kans op het hebben van een achterstallige rekening op het gebied van de ziektekostenverzekering en de terugbetaling aan de belastingdienst. Beiden zijn toegenomen ten opzichte van 2011.
  • Het zijn ook de arbeidsongeschikten en de werklozen die het vaakst rood staan en die samen met de studenten het vaakst geld lenen bij vrienden, familie of ken-nissen en de arbeidsongeschikten en werklozen die samen met de fulltime wer-kenden een grotere kans hebben op een doorlopend krediet of persoonlijke lening.

Afwenteling van de crisis op de huishoudens

De grote crisis die begin in 2008 heeft in de jaren tussen 2008 en 2011 vooral macro-economische effecten. Tussen 2011 en 2014 is de economische situatie van Nederland ver-slechterd en werken de macro-economische effecten door naar steeds meer sectoren van de economie en naar de huishoudens. Het jaar 2012 was, economisch gezien, een dieptepunt. Vele sectoren kwamen zwaar in de min terecht, bedrijven gingen failliet, de overheid begon sterk te bezuinigen. Investeringen bleven uit en de woningmarkt bleef in mineur. In de loop van 2014 komen steeds meer grote winkelketens in de problemen. De economische ontwik-kelingen werkten door op de arbeidsmarkt. Er waren meer dan een half miljoen mensen werkloos en dat aantal steeg naar boven de 700.000 einde 2014. In 2014 zijn eerste tekenen van economisch herstel te zien. De investeringen in woningen en de particuliere consumptie ontwikkelen zich gunstiger dan verwacht en het consumentenvertrouwen neemt toe. Echter, de langdurige werkloosheid neemt nog steeds toe, met name jongeren en werklozen ouder dan 45 zijn gemiddeld lang werkloos. Verder zijn ondernemingen, banken, pensioenfondsen, verzekeringsbedrijven en de overheid nog steeds bezig met het herstellen van hun financiële positie. In de afgelopen vier jaar probeert elke instelling uit de rode cijfers te komen door prijsverhoging, lastenafwenteling en bezuiniging. De effecten daarvan komen bij elkaar bij de huishoudens. Daar worden gemiddeld de inkomsten lager, stijgen de uitgaven, eroderen de financiële reserves, nemen de achterstallige betalingen toe en stijgen de problematische schulden. Als crisisbestrijding niet gepaard gaat met ondersteunen van de huishoudens, gaat de vermeende oplossing (weer zwarte cijfers schrijven door economische groei) nog vele jaren duren.

Klik hier om de Monitor Betalingsachterstanden 2014 en de Aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer te downloaden.

Hub Crijns

Armoede opnieuw toegenomen

Bespreking Armoedesignalement 2014

armoedesignalement2014Onlangs verscheen het Armoedesignalement 2014. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) presenteren hierin de meest actuele cijfers over armoede in Nederland. Net als in de voorafgaande jaren blijkt de armoede opnieuw flink toegenomen in 2013. Sinds het uitbreken van de economische crisis is de armoede met ruim een derde in omvang toegenomen. Het CBS becijfert het aantal arme huishoudens op 726.000. Dat zijn 1,4 miljoen personen. Bij het SCP schommelt het aantal arme personen in Nederland tussen 837.000 (volgens basisbehoeftecriterium) en 1.255.000 (volgens het niet-veel-maar-toereikend-criterium). In deze bijdrage eerst een korte weergave van de voornaamste bevindingen van dit signalement. Daarna enkele kritische kanttekeningen.

Twee manieren van meten

CBS en SCP hanteren ieder een verschillend meetinstrument: het CBS presenteert cijfers over de kans op armoede aan de hand van de 'lage-inkomensgrens' en het SCP hanteert de 'budgetbenadering' van armoede. In beide benaderingen gaat het om financiële armoede. Daarvan is sprake als een huishouden over onvoldoende middelen beschikt om een bepaald minimaal consumptieniveau te bereiken. De cijfers meten hoeveel mensen onder die grens zitten en welke groepen dat zijn. Daarmee is nog niet gezegd dat deze mensen daadwerkelijk in armoede verkeren. Dat hangt nog af van een aantal bijkomende factoren, waaronder het aantal jaren dat er sprake is van een gering inkomen, de duur van de armoede. Dus de cijfers in het Armoedesignalement meten niet de daadwerkelijke armoede in Nederland, maar het risico op armoede.

Nog kort iets over de beide meetinstrumenten. De lage-inkomensgrens weerspiegelt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. De grens is afgeleid van het bijstandsniveau voor een alleenstaande in 1979, toen dit in koopkracht het hoogst was. Doordat de lage-inkomensgrens alleen voor prijsontwikkeling wordt geïndexeerd, is dit criterium geschikt voor vergelijkingen in de tijd. In de budgetbenadering wordt armoede afgemeten via normbedragen. Daarbij worden twee niveaus onderscheiden. Het basisbehoeftenniveau omvat de minimale uitgaven voor voedsel, kleding en wonen en enkele andere moeilijk te vermijden kosten. Bij het niet-veel-maar-toereikendcriterium zijn daar kosten voor sociale participatie (b.v. korte vakantie, lidmaatschap club) aan toegevoegd. Het CBS brengt de situatie van huishoudens in kaart; het SCP geeft vooral cijfers over de situatie van personen.

Weer meer arme huishoudens in Nederland

Het CBS meldt dat er fors meer huishoudens met kans op armoede zijn, maar dat het hoogtepunt lijkt bereikt. In 2013 waren nog 10,3% van de ruim 7 miljoen huishoudens in Nederland arm, maar dat aantal loopt terug: in 2014 en 2015 moet rekening worden gehouden met armoedepercentages van resp. 10,2 en 10,1. Deze ramingen wijzen erop dat er geen sprake meer is van verdere toename van de armoedeproblematiek. Veeleer lijkt een lichte omslag ten goede in te treden. De conclusie van het CBS is tweeledig: de negatieve invloed van de economische crisis op de armoede lijkt dus in 2014 een halt te zijn toegeroepen; maar de armoederisico's blijven vooralsnog wel op een relatief hoog niveau gehandhaafd.

Het CBS is nagegaan bij welke typen huishoudens sprake is van het hoogste risico op armoede. Dat blijken de huishoudens van eenoudergezinnen en alleenstaanden onder de 65 jaar. Bij deze huishoudens steeg het aandeel met een inkomen onder de lage-inkomensgrens in 2013 meer dan gemiddeld tot resp. 34% en 22%. Verder blijkt uit de cijfers dat niet-westerse huishoudens met 32% drie keer zoveel risico op armoede lopen dan gemiddeld en vier keer zoveel als autochtone huishoudens (7,5%). Bovendien heeft het lage inkomen bij niet-westerse huishoudens bijna zes keer vaker een langdurig karakter dan bij autochtone Nederlanders. Dat geldt ook voor de tweede generatie niet-westerse huishoudens, zij het in minder sterke mate.

Huishoudens met een bijstandsuitkering moeten het vaakst rondkomen van een laag inkomen (78%). Op enige afstand volgen huishoudens het een arbeidsongeschiktheidsuitkering (30,6%) en een werkloosheidsuitkering (25,3%). Van de zelfstandigen heeft 13,4% een inkomen onder de armoedegrens. Bij huishoudens met inkomen uit loon komt dit aandeel uit op 4,2%. De gemeenten die de meeste huishoudens met een laag inkomen hebben zijn Rotterdam (17,2%), Amsterdam (17,0%), Groningen (16,3%), De Haag (16,1%), Vaals (15,2%), Heerlen (14,6%), Arnhem (14,5%), Enschede (14,4%), Leeuwarden (14,2%) en Nijmegen (13,6%).

Wat armoede betekent voor het dagelijks leven van mensen verwoorden armen zelf als volgt: geen geld om de woning voldoende te kunnen verwarmen; geen geld voor om de dag een maaltijd met vlees, vis of kip; geen geld voor nieuwe kleren, laat staan voor vakanties of voor onverwachte noodzakelijke uitgaven. In 2013 vond 50% van de huishoudens met een laag inkomen het (zeer) moeilijk om rond te komen van het beschikbare inkomen. In de voorafgaande jaren lag dat percentage nog rond de 40.

Nog nooit zoveel armen in Nederland

Het SCP gaat uit van een striktere armoedegrens op basis van de budgetbenadering. Ook volgens deze meetmethode wordt geconstateerd dat er al vanaf 2007 een jaarlijkse toename van armoede is in Nederland. Het berekende aantal van bijna 1,3 miljoen arme personen in 2013 is nooit eerder gehaald. Eerdere pieken lagen in 1985 en 1994 met resp. 1,1 en 1,2 miljoen armen. Ook het SCP verwacht een kentering: naar verwachting zullen er in 2014 50.000 armen minder zijn en in 2015 zal de daling zich doorzetten met 11.000 minder personen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium.

Ook bij het SCP zijn de voornaamste risicogroepen: alleenstaande moeders, bijstandontvangers, migranten. Opmerkelijk is ook de toename van armoede onder de tweede generatie niet-westerse migranten (45.000) en onder zelfstandigen. In 2013 zijn er meer werkende armen (356.000) dan arme uitkeringsontvangers (280.000). Sinds het begin van de economische neergang is het aantal arme kinderen gegroeid met 124.000. In 2013 waren er in Nederland 400.000 arme kinderen, waarvan 300.000 onder de twaalf jaar. Van de kinderen van wie de ouders in de bijstand zit, is bijna 60% arm. Dit zijn meer dan 100.000 kinderen. Het risico op armoede stijgt als het gezin groter is. Ook migrantenkinderen van niet-westerse oorsprong hebben een hoog risico op armoede (29%). Toch is de meerderheid van de arme kinderen autochtoon, en heeft werkende ouders. De grootste stijging wat betreft het aantal arme kinderen doet zich voor bij huishoudens van zelfstandige ondernemers met of zonder personeel (40.000 arme kinderen erbij tussen 2007 en 2013). Ook waren in dat tijdsbestek forse toenames bij groepen bijstandontvangers (+ 29.000) en loontrekkenden (+ 35.000).

Zowel CBS als SCP signaleren dat woonkosten (huisvesting, water, energie) heel zwaar drukken op het budget van mensen met een laag inkomen: ze nemen 36% van het aanwezige budget in beslag. De hoge woonlasten zijn ook vaak oorzaak van de nog steeds oplopende betalingsachterstanden. Het SCP brengt niet alleen de armoedeomvang per gemeente in kaart, maar ook per postcodegebied. Dat biedt belangrijke informatie voor het lokale beleid: per wijk, buurt of dorp wordt het percentage arme mensen in kaart gebracht.

Kanttekeningen

Het is goed dat er jaarlijks een signalement verschijnt met de meest actuele cijfers over het aantal armen in Nederland. Het is evenwel jammer dat het bij die cijfers blijft. Wellicht mag je van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) niet meer verwachten. Hun taak is het registreren en weergeven van cijfers. Van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) mag meer worden verwacht. Want:

  • cijfers over 10% armen in Nederland vragen om een bredere schets van het armoedevraagstuk in een rijk land;
  • cijfers over (groepen) armen vragen om het leggen van een relatie met de inkomensontwikkeling van andere groepen in de samenleving, zeker nu er maatschappelijk een discussie op gang komt op de groeiende inkomensongelijkheid en de maatschappelijke en economische gevolgen daarvan;
  • cijfers over groeiende aantallen werkende armen vragen om een kritische analyse van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de toename van het aantal laagbetaalde banen, waardoor mensen weliswaar werk hebben, maar evenzeer gevangen blijven in de armoede;
  • cijfers waaruit blijkt dat de armoederisico's bij niet-westerse allochtonen veel hoger liggen dan gemiddeld, vragen om een nadere analyse van het discriminatoir karakter van onze samenleving.

De gepresenteerde cijfers vragen om dergelijke analyses, maar dat gaat de kaders van het armoedesignalement te buiten. Juist daarom is armoedesignalement een foute benaming. De gepresenteerde cijfers gaan meer over arme mensen en minder over armoede. Armoede is namelijk niet zozeer een persoonlijk kenmerk van (groepen) arme mensen, maar is een kenmerk van samenlevingen en duiden op de wijze waarop deze samenlevingen zijn georganiseerd. Een armoedesignalement zou de cijfers over armoede veel meer in dat verband moeten plaatsen en corresponderende cijfers daarbij halen over onder meer de verdeling van de rijkdom, de gezamenlijke inkomens, over de organisatie van de arbeid, over het wonen, het onderwijs, de gezondheid. Dergelijke cijfers leert ons als samenleving meer over armoede en over de positie van arme mensen dan de cijfers die nu jaarlijks braaf door CBS en SCP worden gepresenteerd. En ze wijzen ons ook beter de weg naar een daadwerkelijke bestrijding van armoede.

Klik hier om het Armoedesignalement 2014 en het bijbehorende persbericht te downloaden.

Raf Janssen, Helden, 26 januari 2015

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media