logo-sociale-alliantie6

De verduisterde wereld achter het brein

Kanttekeningen bij Mobility Mentoring als nieuwste vorm van schuldhulpverlening

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

moblitiy mentoringSchulden vormen een groeiend probleem in onze samenleving: voor mensen met schulden en hun omgeving, voor schuldeisers, voor bedrijven, voor overheden. Van de 7 miljoen huishoudens in Nederland hebben 1,5 miljoen huishoudens te maken met betalingsproblemen, waarvan de helft met ernstige betalingsproblemen. Veel bestuurders, beleidsmensen en hulpverleners die met het vraagstuk van verschulding worstelen, hebben hun hoop gevestigd op een nieuwe aanpak, Mobility Mentoring. Nadja Jungmann en Peter Wesdorp, die beiden verbonden zijn aan het Lectoraat Schulden en Incasso van de Hogeschool Utrecht, schreven er in 2017 een boek over (1). De ondertitel van dit boek vat de pretentie ervan heel kort samen: Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak van armoede en schulden. Mobility Mentoring lijkt de probleemaanpak te zijn waarop iedereen zat te wachten. Overal in het land worden lezingen en trainingen gegeven. Volle zalen. Breinwetenschap is een hype. Maar de wereld achter het brein raakt erdoor verduisterd. Hoogste tijd voor enkele kritische kanttekeningen.

Mobility Mentoring

In de inleiding van hun boek over de nieuwe, betere, aanpak van armoede en schulden geven Nadja Jungmann en Peter Wesdorp aan, dat Mobility Mentoring het onderwerp armoede combineert met de laatste inzichten vanuit de hersenwetenschap over de effecten van schaarste en armoede en de ontwikkelbaarheid van hersenfuncties. Deze nieuwe aanpak helpt mensen bij het oplossen van hun financiële en sociale problemen. De auteurs geven aan dat ze deze aanpak op het spoor zijn gekomen na het lezen van het boek Schaarste (2). Dat is een Amerikaans boek uit 2013 waarin de econoom Sendhil Mullainathan en de psycholoog Eldar Shafir aan de hand van allerlei experimenten laten zien hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Zij onderzochten ook de gevolgen van armoede en kwamen tot de conclusie dat mensen die in armoede leven en schaarste ervaren, van dag tot dag leven, onverstandige beslissingen nemen en lijden aan tunnelvisie. Het gevolg is dat zij vaak niet meer goed in staat zijn om doelgericht en probleemoplossend te handelen. Op basis van deze inzichten heeft een organisatie voor sociaal werk in de Verenigde Staten de methode Mobility Mentoring ontwikkeld. Dat is een vorm van ‘brain science informed coaching’, begeleiding die gebruik maakt van inzichten uit de hersenwetenschap. Het doel is mensen te begeleiden naar economische zelfstandigheid. Jungmann en Wesdorp wijzen erop dat steeds meer landen en steden ertoe overgaan de sociale problematiek op deze wijze aan te pakken.

Een bril die nieuwe inzichten oplevert

Hulpverleners krijgen te maken met gedrag van cliënten dat de problemen alleen maar groter maakt of in ieder geval de oplossing ervan bemoeilijkt. Veel hulpverleners weten niet hoe hiermee om te gaan. De hersenwetenschap heeft het antwoord. Ten gevolge van de stress die mensen ervaren bij schulden en armoede raakt de bedrading in de hersenen verstoord. Het is niet zo dat mensen niet gemotiveerd zijn; het is eerder een kwestie van onvermogen. Door met behulp van Mobility Mentoring anders om te gaan met het improductieve gedrag van cliënten, hopen Jungmann en Wesdorp een beweging op gang te brengen die het hele sociaal domein gaat veranderen. “Het is een manier van kijken naar de werkelijkheid, het opzetten van de bril waarmee de hersenwetenschap naar sociale problematiek kijkt. Een bril die nieuwe inzichten oplevert, die leidt tot andere probleemanalyses en andere oplossingsrichtingen. En een die verklaart waarom klanten afspraken vaak vergeten of om andere redenen niet nakomen, waarom ze soms snel opgeven, weinig flexibel zijn en vaak snel boos worden. Een bril die een verklaring biedt voor al die gedragspatronen waar professionals dagelijks mee worstelen en die zij, in het licht van de nieuwe inzichten, misschien te vaak als ongemotiveerd bestempelen. Mobility Mentoring biedt professionals nieuwe perspectieven om het gedrag van hun cliënten met meer compassie te beschouwen en tegelijkertijd de dienstverlening zo te herijken dat deze effectiever en efficiënter wordt.” (pag. 67)

De breinarchitectuur herstellen

In de publicatie over Mobility Mentoring wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de werking van de hersenen met extra aandacht voor de prefrontale cortex als ‘de algemene directeur’ van het brein (pag. 17). Uiteengezet wordt dat mensen die langdurig blootgesteld worden aan stress vanwege schaarste, een andere breinarchitectuur ontwikkelen. Deze is niet geschikt om mee te kunnen in de gangbare samenleving. “Functies als impulsbeheersing, werkgeheugen en mentale flexibiliteit zijn cruciaal om succesvol te kunnen zijn in de huidige maatschappij.“ (pag. 14) De mentale vermogens om probleemoplossend te werken en eigen verantwoordelijkheid te nemen zijn beperkt. “Mobility Mentoring is de professionele praktijk die mensen met schulden helpt om na verloop van tijd de middelen en vaardigheden te verwerven en de gedragsveranderingen te realiseren die noodzakelijk zijn om economisch zelfredzaam te worden en te blijven.” (pag. 27) Deze professionele praktijk wordt ondersteund met instrumenten die gebaseerd zijn op inzichten uit de hersenwetenschappen over de effecten van stress. Het gaat om instrumenten als het sturen van reminders, het maken van to-do-lijstjes, het geven van (financiële) beloningen. Dat zijn vormen van structurerende ondersteuning waarmee cliënten worden begeleid (mentoring) om zich op de Brug naar Zelfredzaamheid (the Bridge to Self-Sufficiency) stap voor stap te bewegen (mobility) in de richting van het uiteindelijke doel: economische zelfredzaamheid.

Paden naar economische zelfredzaamheid

Om stap voor stap economisch (weer) zelfredzaam te worden en duurzaam te kunnen leven zonder geldstress, moet op vijf levensdomeinen in samenhang een aantal stappen worden gezet. Die vijf domeinen zijn: gezinsstabiliteit, welzijn, financieel management, opleiding en carrière. Dat zijn de vijf pijlers onder de brug naar zelfredzaamheid. Aan de hand van de ervaringen van andere hulpvragers die het gelukt is het gestelde doel te bereiken, wordt cliënten duidelijk gemaakt dat ook zij hun dromen waar kunnen maken: “Dat een koophuis, een beter betaalde baan, stabiliteit voor kinderen doelen zijn die deelnemers - als ze er hard voor werken - ook kunnen realiseren.” (pag. 42) Dat is de kern van het EMPath-hulpverleningsprogramma, Economic Mobility Pathways, paden waarlangs cliënten zich moeten bewegen om economische zelfstandigheid te bereiken, af te leggen trajecten op de brug naar zelfredzaamheid. “De brug compenseert allereerst de beperkingen in het probleemoplossend vermogen van deelnemers. Later fungeert de brug als een belangrijk coachinginstrument en als instrument dat vooruitgang inzichtelijk maakt.” (pag. 27) Mogelijk moet de Brug naar Zelfredzaamheid worden aangepast aan de Nederlandse situatie: meer werken met beloning voor gewenst gedrag in plaats van straf voor ongewenst gedrag en niet de schadelastbeperking voor instanties centraal stellen, maar het langetermijnperspectief op economische zelfredzaamheid van de cliënt en diens huishouden. Mogelijk moeten dus enkele pijlers worden aangepast, maar de compenserende en sturende werking van de Brug naar Zelfredzaamheid blijft hetzelfde. “De brug is nadrukkelijk bedoeld als hulpmiddel voor de cliënt om geïntegreerde toekomstgerichte beslissingen te nemen. De cliënt kan zichzelf op de pijlers van de brug positioneren en het pad uitstippelen naar economische mobiliteit en onafhankelijkheid. Deelnemers omschrijven de Bridge to Self-Suffciency als hun ‘dashboard voor het leven’. Het stelt hen in staat om zelf de regie te nemen en is een hulpmiddel waarmee het beroep op de executieve functies wordt beperkt, omdat het de besluitvorming ondersteunt.” (pag. 69)

Armen moeten weer in beweging komen

Het blijven zitten waar je zit, het niet in beweging komen is een typisch gedrag van armen. Het eerste grondbeginsel van Mobility Mentoring is dat dit en ander typisch gedrag van armen niet de oorzaak is van hun armoede maar een gevolg. “In de reguliere armoedebestrijding worden beperkte zelfregulatie, een laag geloof in eigen kunnen en geringe motivatie vaak aangewezen als (mede)oorzaken van armoede. Naast eventuele levensgebeurtenissen, zoals een scheiding of werkloosheid waardoor mensen minder geld te besteden hebben, bieden ze een verklaring voor het verschijnsel dat mensen met financiële problemen vaak niet (voldoende) in beweging komen. In Mobility Mentoring worden deze cruciale zaken niet als oorzaken maar als gevolgen van armoede beschouwd. De redenering luidt dat armoede bijdraagt aan een typische manier van functioneren. Denk in dat kader onder meer aan de korte termijnfocus, moeite met doelen stellen en flexibel handelen of doorzetten. Het idee is dat de typische manier van handelen in armoede geleidelijk en in interactie ontstaat met stress en geldtekort. Voor de mentoren is dat de aanleiding om veel aandacht te besteden aan de impact die chronische stress heeft op gedrag.” (pag. 48) Voor cliënten is het van belang te onderkennen dat hun gedrag een gevolg is van stress die hun hersenen gijzelt en het goed functioneren ervan vermindert. “Deelnemers leren op deze manier hun eigen gedrag beter begrijpen. Daardoor ontstaat de ambitie om stress te beperken en (weer) succesvol te worden.” (pag. 10)

Mobility Mentoring is aantoonbaar effectiever

In Amerikaanse onderzoeken is Mobility Mentoring vergeleken met andere methodieken. De vergelijking vond plaats op 21 aspecten, waaronder financieel management, inkomensstabiliteit, woonstabiliteit, vertrouwen in ouderschapsvaardigheden, emotioneel welzijn, gezonde leefstijl, conflictmanagementvaardigheden en doelen stellen. Uit die vergelijking komt Mobility Mentoring als winnaar naar voren: deze methodiek is effectiever, levert op een periode van 5 jaar een aanzienlijke besparing op per deelnemer, en mede dankzij het werken met beloningen wordt meer uitstroom gerealiseerd en wordt een hoger inkomen bereikt.
De auteurs benadrukken dat mentor zijn iets anders is dan casemanager zijn of coach. Bij de casemanager gaat het vaak om het bereiken van doelen die de organisatie stelt. De coach is gericht op het behalen van een specifiek doel in een korte tijd. De mentor geeft begeleiding vanuit een breder perspectief gedurende een langere periode. “Het doel van de mentor is niet zozeer om de cliënt te helpen de doelen te bereiken, maar de cliënt te leren om zelf de doelen te bereiken en dit uiteindelijk zonder de mentor te kunnen. In het geval van Mobility Mentoring gaat het bijvoorbeeld om het aanleren van probleemoplossings -en doelbepalingsvaardigheden (executieve functies) die nodig zijn om succesvol te kunnen functioneren. (…) Mentoren zijn niet zozeer gericht op het oplossen van een probleem, maar veel meer op het aanleren van probleemoplossende vaardigheden.” (pag. 73) Mentoring vraagt daarom aparte training, aldus de auteurs.

Kanttekeningen

De hiervoor kort samengevatte methodiek van Mobility Mentoring kan worden voorzien van een aantal kanttekeningen: het maatschappelijk vraagstuk van verarming en verschulding wordt verindividualiseerd; de bevindingen over het gedrag van mensen met schulden zijn helemaal niet zo opzienbarend en nieuw; het is een kritiekloze vorm van hulp aan mensen, deels slachtoffers, om zich integraal te voegen in het gangbare bestel; de suggestie wordt gewekt dat mensen eigen doelen stellen, maar ze worden op een voorgeprogrammeerde route gezet; enige kritiek op de huidige consumentensamenleving ontbreekt; en er wordt geleund op een te eenzijdig verhaal over de ijzeren logica van de schaarste.

Individualisering van maatschappelijk vraagstuk

De ondertitel van dit boek over Mobility Mentoring luidt: Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak van armoede en schulden. Die aanduiding suggereert dat het armoede- en schulden-vraagstuk wordt aangepakt. Dat is echter niet het geval. Het maatschappelijk vraagstuk van armoede en schulden blijft als zodanig in stand. Wel wordt een deel van de mensen die met dit vraagstuk te maken hebben, geholpen om de problematische gevolgen ervan op individueel niveau op te lossen of ermee om te gaan of, als het meezit, zich eruit weg te werken. Mobility Mentoring is een hulpverleningsaanpak die het maatschappelijk vraagstuk van verarming en verschulding als zodanig niet aanpakt.
In dit verband is het verhelderend het boek De sociologische visie nog eens uit de boekenkast te halen. In deze studie, die 60 jaar geleden geschreven werd door de Amerikaanse cultuurcriticus C. Wright Mills, wordt onderscheid gemaakt tussen ‘persoonlijke moeilijkheden’ en ‘algemene vraagstukken van de sociale structuur’ (3). Moeilijkheden doen zich voor in de persoonlijkheid van het individu en de oplossing ervan ligt ook binnen het individu. Vraagstukken zijn veelomvattender. Ze hebben te maken met de structuur van de samenleving en vaak is er sprake van een crisis in institutionele regelingen. Volgens Mills is het onderscheid tussen moeilijkheden en vraagstukken “een essentieel werktuig van de sociologische verbeeldingskracht en een kenmerk van elk klassiek sociaal-wetenschappelijk werk.” (pag. 12) Hij verduidelijkt dit aan de hand van het volgende voorbeeld. “Als in een stad met honderdduizend inwoners slechts één man werkloos is, dan is dat zijn persoonlijke moeilijkheid en om deze moeilijkheid op te lossen, doen we er goed aan ’s mans karakter, zijn bekwaamheden en zijn directe kansen in aanmerking te nemen. Maar als op een bevolking van 50 miljoen werknemers er 15 miljoen werkloos zijn, dan is dat een vraagstuk en we mogen niet verwachten de oplossing ervan te vinden binnen de reeks van kansen die er voor iemand persoonlijk aanwezig zijn. Het is nu juist de structuur der kansen die ineen is gestort. Zowel de juiste afbakening van het probleem als de scala van mogelijke oplossingen dwingen ons de economische en politieke instellingen van de samenleving in beschouwing te nemen, en niet slechts de persoonlijke omstandigheden en het karakter van enkele los van elkaar staande individuen.” (pag, 13/14). In het boek over Mobility Mentoring en in de studie waarop deze methodiek stoelt, het boek over schaarste, ontbreekt iedere verwijzing naar de bredere context van de economische en politiek aard van de hedendaagse samenleving.
Divosa, de organisatie van de gemeentelijke sociale diensten, heeft onlangs een rapport uitgebracht met de voornaamste feiten en cijfers uit onderzoeken over armoede en schulden in Nederland (4). Daaruit blijkt dat 1,5 miljoen huishoudens – dat is 1 op iedere 5 huishoudens – risicovolle schulden heeft. De helft ervan, zo’n 7000.000 huishoudens, heeft ernstige problemen. Dan mag je niet verwachten dat hulpverlening aan individuele huishoudens die hierdoor in moeilijkheden zijn geraakt, een adequaat antwoord is op dit samenlevingsvraagstuk, ook al wordt die hulpverlening verbeterd met behulp van inzichten uit de hersenwetenschap. Dat geldt temeer als moet worden vastgesteld dat van de 700.000 huishoudens met ernstige schuldproblemen er slechts 95.000 zich gemeld hebben bij de schuldhulpverlening (5).

Niks nieuws onder de zon

Stress-sensitief werken is de nieuwste mode in het sociaal domein. Hulpverleners gaan naar prijzige congressen of volgen dure cursussen om zich bij te laten praten over de doorwerking die geldstress heeft op het gedrag van mensen en te leren wat geldzorgen doen met het functioneren van mensen. Stress-sensitief werken wordt verkocht als het hulpmiddel bij uitstek om mensen die leven in armoede echt verder te helpen. Als aanprijzer van het zoveelste congres waarin armoede en schulden worden doorgrond, wordt meegedeeld dat de afgelopen jaren steeds meer wetenschappelijke kennis beschikbaar is gekomen over de doorwerking van aanhoudende geldstress. Wat die kennis is wordt vervolgens als volgt omschreven: “Zo gaat men meer bij de dag leven en heeft meer moeite om emoties en verlangens te reguleren.” (6) De hersenwetenschap maakt duidelijk dat dit ligt aan de verminderde hersenontwikkeling vanwege het langdurig, vaak van kind af aan, bloot staan aan stress. Daardoor zijn mensen minder in staat om doelgericht te handelen. Er is dus geen sprake van onwil of ongemotiveerdheid; het is de andere hersenstructuur die mensen parten speelt. Tegelijk helpt de hersenwetenschap om helper en geholpene te laten ontdekken dat doelgericht handelen ook op oudere leeftijd nog aangeleerd kan worden.
Is dat zo’n baandoorbrekend inzicht? In de jaren 70/80 van de vorige eeuw kwamen overal in het land groepen mensen met een (te) laag inkomen bij elkaar om ervaringen uit te wisselen, elkaar te ondersteunen en actie te voeren voor een verbetering van hun situatie. Aan de hand van eigen dagelijkse ervaringen werd duidelijk gemaakt wat rondkomen met een minimaal inkomen met mensen doet, hoe dag in dag uit alle energie gestoken moet worden in het moeten rondkomen en hoe men alsmaar moet rekenen en rekenen en zit te zeiken over geld. Die ervaringen werden omschreven als ‘de obsessie van niks’ (7). Naast deze eigen ervaringen van mensen zijn rond de eeuwwisseling diverse studies verschenen over overlevings- en bestaansstrategieën van arme mensen. Een aantal van deze studies liet zien hoe arme mensen als aanvulling op het schraler wordende armoedebeleid eigen steunnetwerken van informele sociale zekerheid wisten op te bouwen (8). Naast het positieve beeld van ‘het redden ondanks alles’ en het ontwikkelen van ‘eigen sociaal kapitaal’ was er ook een studie waarin mensen aan het woord kwamen die dag in dag uit moesten ‘tobben’ om het hoofd boven water te houden en overeind te blijven in hun situatie van permanent geldgebrek (9). In het voorwoord van deze studie wordt de situatie van deze mensen als volgt omschreven: “Ook deze mensen ontwikkelen overlevingsstrategieën, niet uit creativiteit, maar uit pure ellende en noodzaak. Die uit nood geboren overlevingsstrategieën helpen lang niet altijd en zijn ook langt niet altijd positief. Het zijn vaak noodgrepen, eerste reacties op korte termijn; ze verlichten de acute armoedepijn van dat moment, maar nemen ze niet weg, integendeel bevestigen en versterken de pijn en ellende vaak nog.“
In deze benadering klinkt de betrokkenheid, bewogenheid, de solidariteit en maatschappelijke kwaadheid door van een wetenschapper die in veel arme huishoudens aan de keukentafel heeft zitten luisteren, die zo’n vertrouwensband met deze mensen heeft weten op te bouwen dat ze haar inzicht hebben gegeven in hun geleefde dagelijkse werkelijkheid. Beter dan welke wetenschappelijke uiteenzetting over de verminderde werking van het brein is de weergave van deze dagelijkse pijn en moeite van mensen in staat om hulpverleners vertrouwd te maken met het overlevingsgedrag van arme mensen en sensitief voor de noodzaak om samen met hen te vechten voor volwaardig burgerschap voor àlle mensen. Waar tegenwoordig de inzichten van de hersenwetenschap vooral ingezet worden om stap voor stap het eigen gedrag van arme mensen te verbeteren, was twintig tot dertig jaar geleden het uitwisselen en opschrijven van de dagelijkse ervaringen van armen vooral bedoeld als ondersteuning van de strijd tegen het onrecht van het voortbestaan van armoede in een rijke samenleving. Niettemin waren ook de studies over het overlevingsgedrag van armen eerst en vooral bedoeld om mensen te helpen het hoofd boven water te houden en de inzet en energie op te blijven brengen die dit van hen vraagt.

Helpen zonder protest

Nadja Jungmann en Peter Wesdorp die Mobility Mentoring in Nederland geïntroduceerd hebben en hulpverleners bekend maken met deze aanpak, weten ook wel dat in veel gevallen maatschappelijke problemen mede oorzaak zijn van problematische schulden. Ze gaan echter niet in op die maatschappelijke problemen als vraagstukken waar de samenleving mee worstelt; ze volstaan met de constatering dat dergelijke problemen stress veroorzaken bij mensen en dat stress verhindert dat mensen adequaat met deze problemen om (kunnen) gaan. Een typerend citaat uit hun publicatie over Mobility Mentoring: “Een leven in armoede gaat gepaard met veel psychische problemen. Het gebrek aan geld veroorzaakt een noodzaak om de eindjes aan elkaar te knopen. Dit leidt tot het besef dat er in financieel opzicht geen ruimte is om fouten te maken. Naast de financiële stress gaat armoede vaak samen met andere risico-factoren die (chronische) stress veroorzaken, zoals een slechte woonomgeving, werkloosheid, instabiele gezinnen, slechtere gezondheid, huiselijk geweld en verhuizingen. Ook stressfactoren die leiden tot negatieve emoties (vijandigheid, angst, gebrek aan zelfvertrouwen, schaamte, verdriet, neerslachtigheid) kunnen ontstaan door financiële stress. Dit zijn factoren die al dan niet cumuleren.” (10) De aandacht gaat niet naar de omstandigheden die mensen in de stress brengen, maar de aandacht wordt gericht op de vraag hoe mensen met de stress omgaan teneinde zelf een beter persoonlijk antwoord te kunnen geven op de negatieve omstandigheden en als het kan eruit weg te springen. Dat de omstandigheden daarmee blijven voortbestaan is kennelijk geen punt van aandacht voor het proces van hulpverlening via Mobility Mentoring. Daarmee gebeurt precies wat de Duitse socioloog Ulrich Beck al in 1986 signaleerde: armoede wordt niet meer opgevangen in sociale structuren en politieke verbanden van bijvoorbeeld de arbeidersklasse; ze komt daar los van te staan, verdwijnt in individuele personen en neemt daar een verscherpte vorm aan. Daarmee zijn verarming en verschulding nog niet weg; integendeel, in deze verschijnselen komt tot uiting hoe massaal de bestaansonzekerheid is geworden in het kapitalisme van de verzorgingsstaat (11). Verarming en verschulding worden echter niet meer beleefd en benoemd als maatschappelijke vraagstukken; ze worden verpsychologiseerd.
Mobility Mentoring is helpen zonder protest. Daarmee verschilt het hemelsbreed van het helpen onder protest dat in de jaren tachtig door de Raad van Kerken en de Arme kant van Nederland werd gepropageerd en dat door hulpverleners van alle gezindten in praktijk werd gebracht. Dominee W.R. van der Zee, algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, vatte dat in 1987 kernachtig samen door te zeggen dat de kerken geen liefdadigheid willen, maar gerechtigheid. Armoede werd in niet mis te verstane bewoordingen openlijk aan de kaak gesteld als onrecht. Er werd op velerlei wijze hulp verleend aan armen en aan mensen met problematische schulden, maar daarbij werd nadrukkelijk gezegd dat het helpen plaatsvond onder protest. Het ging niet uitsluitend om individueel leed op te vangen en te verzachten. Ook de hulpverleners vonden dat er structurele oplossingen moesten komen en dat het een plicht was van de politiek om daarvoor te zorgen. De concrete noden en behoeften van arme mensen werden wetenschappelijk in verband gebracht met de economische wetmatigheden van de ‘totale markt’ en het armoedeprobleem werd maatschappelijk benoemd als een roep om gerechtigheid (12).
De praktische hulpverlening koppelen aan politiek en maatschappelijk verzet. Dat is een benadering die men bij Mobility Mentoring niet tegenkomt. Daar gaat het eerder om een therapeutische aanpak. Sociale problemen worden letterlijk in de mensen zelf geplaatst, in hun hoofd, hun hersenen. 

Integrale aanpassing

Gezien de doelstelling van de hulpverleningsmethodiek Mobility Mentoring is er geen enkele aanleiding deze hulp te vergezellen van politieke of maatschappelijke protestverhalen. Het helpen middels Mobility Mentoring is er juist op gericht om mensen (weer) mee te laten doen in de huidige samenleving. Mensen worden begeleid om stap voor stap hun hersenstructuur weer een beetje op orde te brengen, opdat functies als impulsbeheersing, werkgeheugen en mentale flexibiliteit enigszins hersteld worden, want die “zijn cruciaal om succesvol te kunnen zijn in de huidige maatschappij.“ (pag. 14). Opgemerkt wordt dat deze dienstverlening aan cliënten het beste werkt als deze plaatsvindt in een stressverminderende omgeving. Het woord ‘omgeving’ slaat daarbij niet op betere arbeidsomstandigheden, een fatsoenlijk inkomen, een minder vochtige woning of een samenleving met meer rechtvaardige verhoudingen. Als bij Mobility Mentoring over ‘een stressverminderende omgeving’ wordt gesproken, gaat het over de inrichting van de spreekkamer (geen hoge balies en geen tl-verlichting) en over het tijdstip waarop het gesprek moet plaatsvinden (liefst in de ochtend, dan zijn mensen beter in staat lastige verbanden te doorzien). (pag. 9)
Het leggen van verbanden tussen verschillende levensdomeinen is een belangrijk onderdeel van de methodiek van Mobility Mentoring. De levensdomeinen grijpen in elkaar, hangen met elkaar samen en daarom moet in het hulpverleningsproces op elk van die domeinen afzonderlijk en op alle domeinen tezamen stappen worden gezet. Om dat voor elkaar te krijgen is een instrument ontworpen, namelijk de brug naar economische zelfredzaamheid. De samenhangende levensdomeinen zijn de pijlers die deze brug schragen. Dat zijn er vijf: familiestabiliteit (in het bijzonder huisvesting en zorg voor kinderen); welzijn (in het bijzonder psychische en fysieke gezondheid en sociale steunnetwerken); onderwijs en training; financieel management (in het bijzonder schulden en spaargeld); werk en carrièremanagement (in het bijzonder salarisniveau).
In het meten van de resultaten die met Mobility Mentoring worden geboekt, komen die levensdomeinen weer terug in de vorm van meetpunten als financieel management, inkomensstabiliteit, woonstabiliteit, volwasseneneducatie, ouderschapsvaardigheden, emotioneel welzijn, gezonde leefstijl. Dat zijn hoedanigheden en vaardigheden die nodig zijn om mee te komen en overeind te blijven in de huidige samenleving. In die zin is Mobility Mentoring een methodiek van integrale aanpassing in het bestaande economische model. En laat dat nu juist het model zijn waar veel van de te begeleiden mensen uitgevallen of uitgezet zijn. Het terugbrengen van mensen in het peloton, verandert niet de richting en het tempo van de af te leggen route. Onderkend wordt dat er ook in Nederland banen zijn waarmee geen fatsoenlijk inkomen verdiend kan worden. Het is prima dat de mentor mensen blijft begeleiden totdat ze een baan gevonden hebben waarmee ze wel voldoende inkomen kunnen verwerven. Maar die pulpbanen verdwijnen daarmee niet. Iemand helpen daaruit weg te springen is als het ware plaats maken voor iemand anders die onderbetaald kan worden. Mede dankzij zo’n puur individuele aanpassingshulp kan het bestaande bestel in stand blijven.

Zelf doelen stellen op een voorgeprogrammeerde route

Een centraal element in Mobility Mentoring is het stellen van doelen en het werken aan het bereiken van deze toekomstgerichte doelen. De aanprijzers van deze methodiek willen ons doen geloven dat de cliënt zijn/haar eigen doelen stelt. Tegelijk wordt gesteld dat professionals de regie voeren en dat het gaat om doelen die instanties aan cliënten opleggen. “Het sturen van reminders, maken van to-do-lijstjes en andere structurerende ondersteuning stellen mensen juist in staat om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Mobility Mentoring helpt professionals inzichtelijk te maken wie wel gemotiveerd is, maar niet kan voldoen aan datgene wat we vragen. De aanpak biedt ook mogelijkheden om te verkennen hoe (financiële) beloningen kunnen bijdragen aan de realisatie van de individuele doelen van deelnemers en beleidsdoelen die de begeleidende organisaties stellen.” (pag. 10). Het gaat erom succesvol te zijn in de huidige maatschappij (pag. 14). Vanuit dat overkoepelende doel is de brug naar economische zelfredzaamheid gebouwd en zijn de dragende pijlers onder deze brug geplaatst. Binnen die vastgezette kaders mag de client zelf doelen stellen. Die eigen gekozen doelen hebben betrekking op het verwerven van de middelen en vaardigheden en het realiseren van de gedragsveranderingen die noodzakelijk zijn om economisch zelfredzaam te worden en te blijven. (pag. 27) Let wel, het gaat om de middelen/vaardigheden en de gedragsveranderingen: de bestemming van de brug en de dragende pijlers ervan – gezinsstabiliteit, welzijn, financieel management, opleiding en carrière – liggen vast. Mobility Mentoring is een methodiek om een hersenstructuur die vanwege stress anders – lees: minder – ontwikkeld is, te compenseren, zodat cliënten toch mogelijkheden hebben om “het gevraagde gedrag te vertonen”. (pag. 67). Het gaat dus duidelijk om gevraagd gedrag.
De suggestie dat de client zelf doelen stelt past helemaal in de opkomst van de nieuwe verzorgingsstaat die mensen aanzet om zich via actieve zelfzorg en permanente mobiliteit te ontwikkelen tot markconforme subjecten die in staat zijn mee te komen in de huidige maatschappij, die overigens drijft op het maken van steeds meer schulden.

Hoe problematisch is het maken van schulden?

Na de Tweede Wereldoorlog is met behulp van de gevoerde geldpolitiek stap voor stap een consumentensamenleving opgebouwd. In eerste instantie werd die betaald met inflatie, naderhand met staatsverschulding en nog later met het verstrekken van privékredieten. We leven riant van geld dat eigenlijk niet voorhanden is en dat nog verdiend moet worden. Met het scheppen van geld werd groei- en welvaartsillusie geschapen. De Duitse socioloog Wolfgang Streeck wijst erop dat bij elk van deze ‘oplossingen’ de loonafhankelijken nederlagen hebben geleden en het proces van liberalisering verder kon worden doorgedrukt. Bij de inflatie boekte de vakbonden in aan macht, het stakingsrecht werd ingeperkt en er ontstond een blijvende werkloosheid. Door de staatsverschulding werden sociale burgerrechten aangetast en werden levensvoorzieningen geprivatiseerd. Dat proces van verslechteringen wordt verder doorgezet om gevolgen van het ‘op de pof gefinancierd consumentisme’ op te lossen. Streeck laat zien dat het proces van de verdeling van de welvaart steeds verder af komt te staan van de leefwereld van mensen: eerst ging het om loonconflicten in bedrijven, vervolgens om verkiezingen van landelijke politici, daarna om private krediet- en verzekeringsmarkten en tegenwoordig om de volledig op afstand staande internationale financiële diplomatie. Die ontwikkeling gaat gepaard met een toename van de verschillen tussen rijk en arm en een groei van het aantal huishoudens dat worstelt met problematische schulden. In het begin konden ongelijkheden in de verdeling van de welvaart nog worden verzacht door de overheid die via sociale politiek de markt ‘temde’, de scherpe kantjes ervan afhaalde. Dat is echter steeds minder het geval, omdat de politiek intussen ondergeschikt is gemaakt aan de markt (13). 
De omvang van de schulden neemt wereldwijd toe. In de economieën van veel landen wordt het probleem van grote verschulding opgelost met het maken van nog grotere schulden. Dat wordt niet als een probleem ervaren. Schulden worden pas problematisch als er geen aflossingscapaciteit meer is, als het geldsysteem niet meer gevoed kan worden. Dan worden staten onder druk gezet om bezuinigingen door te voeren die diep ingrijpen in de leefwereld van mensen. Mobility Mentoring helpt mensen met problematische schulden om zich (weer) de hoedanigheden en vaardigheden eigen te maken die nodig zijn om zich te voegen naar het regime van de ‘losgeslagen markt’. Zolang dat niet het geval is blijven ze buitengesloten van de samenleving der consumenten en moeten ze een eigenschap leren die eigenlijk funest is voor het functioneren en het voortbestaan van de consumentensamenleving. Ze moeten zuinig leven met hetgeen ze hebben in plaats van constant nieuwe spullen te kopen waarvan gesuggereerd wordt dat ze je gelukkig maken. Maar nog voordat je ze goed en wel uitgepakt hebt, moeten die alweer vervangen worden door nog fraaiere en betere exemplaren, want die kunnen je pas echt het geluk brengen, hetgeen ook al de belofte was van de oude spullen.
Mobility Mentoring leidt mensen terug naar een samenleving waarin het hebben van onvervulbare behoeften tot levensnoodzaak is geworden, voor individuele mensen én voor de samenleving als geheel. Naast alle aandacht die nu – al dan niet met behulp van de hersenwetenschap – gericht wordt op het (her)opvoeden van mensen die in problematische schulden zijn gekomen, zouden er ook, meer dan thans gebeurt, vraagtekens geplaatst mogen worden bij de wenselijkheid en houdbaarheid van een systeem dat mensen verplicht tot kopen om mee te doen in de samenleving der consumenten: buy or die! In deze samenleving lijkt kopen meer vrijheid te geven dan kiezen en wat we doen in de winkel lijkt ons leven meer te bepalen dan onze activiteiten in de publieke sfeer (14). 

Een ander verhaal over schaarste

Tenslotte nog een korte kanttekening bij het boek waarop de methodiek van Mobility Mentoring stoelt, te weten de Amerikaanse studie over schaarste van de econoom Sendhil Mullainathan en de psycholoog Eldar Shafir. Zij gaan uit van het idee dat de mens een onbeperkte hoeveelheid verlangens en behoeften heeft en dat de middelen om deze te bevredigen beperkt zijn. Dat tekort aan middelen voor onvervulde verlangens/behoeften neemt volledig bezit van je geest en als je daar langer mee te maken hebt gebeurt er iets in je hersenen. Dat is de ijzeren logica van de schaarste en mensen kunnen niet anders dan zich voegen naar die logica.
De vraag is of die logica zo dwingend is als de Amerikaanse studie ons wil doen geloven. Er zijn studies die een heel andere kijk op schaarste ontwikkelen (15). Het kennis nemen van deze studie zou de schuldhulpverlening kunnen behoeden voor de eenzijdigheid waarmee ze zich nu richt op het aanpassen van mensen aan het heersende marktbestel. Als aanvulling op deze aanpassende eenrichtingsweg zou er mogelijk ook ruimte gevonden worden voor de ondersteuning van groepen die zich proberen los te maken van het heersende marktsysteem en wegen zoeken naar systemen van zelfverzorging, naar productie voor eigen gebruik en naar directe uitwisseling van gebruiksgoederen zonder de omweg van de markt die beheerst wordt door de geldeconomie. Daarmee zou ook in de schuldhulpverlening niet langer sprake zijn van een totale fixatie op oplossingen binnen het systeem van de huidige markteconomie. Lang niet voor iedereen zal de strategie om weg te komen van het bestaande systeem en ‘het ernaast gaan staan’ een begaanbare route zijn, maar met name voor mensen die door het bestaande bestel aan de kant zijn gezet of die daarin niet kunnen of willen aarden, zou een alternatieve brug naar samenredzaamheid mogelijk een bevrijdend en opluchtend perspectief zijn.

Raf Janssen Panningen, 5 augustus 2019

Noten:

(1) https://www.researchgate.net/publication/332735867_Mobility_Mentoring_R/link/5cc70fb6299bf12097883ac6/download
(2) Sendhill Mullainathan & Eldar Shafir, Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen., Maven Publishing, Amsterdam 2013
(3) C. Wright Mills, The Sociological Imagination, New York 1959; In 1963 verscheen bij Het Spectrum een Nederlandse vertaling onder de titel De sociologische visie.
(4) https://www.kennisbundel.nl/rapport/armoede-en-schulden-nederland
(5) https://www.nibud.nl/beroepsmatig/financieel-problemen-rapport-2018/
(6) Aankondiging van het congres Armoede en schulden doorgrond. Stress-sensitief werken in het sociaal domein. https://www.movisie.nl/agenda/congres-armoede-schulden-doorgrond-0
(7) Raf Janssen (red), Minima 2000. Losse eindjes aan elkaar knopen, Commissie Oriënteringsdagen, Utrecht, 1987, pag. 26
(8) Annelou Ypeij & Erik Snel, Armoede en bestaansstrategieën: Formele en informele sociale zekerheid in Amsterdam-Zuidoost RISBO, Erasmus Universiteit Rotterdam 2002
(9) Ria van Nistelrooij, Regels die mensen blokkeren. Armoedemechanismen, overlevingsgedrag en het falen van regels.Stichting Sjakuus, Utrecht 2003
(10) Nadja Jungmann & Peter Wesdorp, Mobility Mentoring, 2016, pag. 21
(11) Ulrich Beck, Risikogesellschaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne. Suhrkamp Verlag , Frankfurt a.M. 1986, p. 152-153
(12) Ab Kerssies, Laurens Tuinema e.a., Wie armoe zaait zal verzet oogsten, J.H. Kok, Kampen, 1989
(13) Wolfgang Streeck, Gekaufte Zeit. Die vertagte Krise des demokratischen Kapitalismus. Suhrkamp, Berlin, 2013
(14) Zygmunt Bauman, Does Ethics have a Chance in a World of Consumers? Cambridge 2008; Benjamin R. Barber, Consumed. How Markets Corrupt Children, Infantilize Adults and Swallow Citizens Whole, New York/London 2007
(15) Hans Achterhuis, Het rijk van de schaarste. Ambo Baarn 1988; Marianne Gronemeyer, Die Macht der Bedürfnisse. Rowolt Reinbek 1988; Raf Janssen, Arbeid, tijd en geld ontschaarsen. Commissie Oriënteringsdagen Utrecht 1992

 

Klik hier om naar de startpagina van het thema-dossier Schulden en schaarste te gaan.

Geen gebrek aan besprekingen van een boek over schaarste

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

schaarste grootIn 2013 verscheen bij Maven Publishing te Amsterdam het boek Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. De oorspronkelijke titel luidt: Scarcity: Why Having Too Little Means So Much. De auteurs van het boek zijn de econoom Sendhil Mullainathan en de psycholoog Eldar Shafir, die verbonden zijn aan de universiteiten van resp. Harvard en Princeton in de USA. Op de achterflap van de Nederlandse uitgave wordt het boek aangeprezen als een belangrijk, vernieuwend en fascinerend boek dat overstroomt van nieuwe ideeën, fantastische verhalen en simpele tips die zomaar je leven kunnen veranderen. Er wordt gesproken over baanbrekende inzichten die verstrekkende gevolgen hebben voor onder meer armoedebestrijding. En dan is er nog een speciale belofte voor de lezers van het boek: “Ook je agenda en persoonlijke financiën zullen er na het lezen van Schaarste nooit meer hetzelfde uitzien.” Een boek met zoveel loftuitingen en beloften moet de aandacht trekken. En dat doet het ook. Al snel verschijnen een aantal besprekingen. We volstaan hier met een verwijzing naar deze besprekingen en een korte weergave van de sterke en zwakke punten die vermeld worden over het boek.

Het boek Schaarste is onder meer besproken door:

Uiteraard gaan alle besprekingen in op de centrale boodschap van het boek, namelijk dat het gevoel van schaarste bezit neemt van ons denken, ons denken stuurt. En dat gebeurt ongeacht de persoon in kwestie dat wil of niet: het is een automatisch proces. Het heeft invloed niet alleen op wat je ziet en hoe snel je iets ziet, maar ook op de interpretatie van de wereld om je heen. Er treedt schier automatisch een tunnelvisie op. Deze centrale boodschap wordt verduidelijkt en aangetoond met verslagen van tal van experimenten. Ik ga daar verder niet op in. De methodiek van Mobility Mentoring, die in de nieuwsbrief in enkele artikelen beschreven wordt, is gebaseerd op het boek schaarste. Het zou een dubbeling zijn hier de inhoud van het boek ook nog een keer samen te vatten. Ik beperk mij tot de weergave van de sterke en zwakke punten van het boek, zoals die naar voren komen uit de besprekingen.

Sterke punten van het boek

1. Door kennis te nemen van deze nieuwe theorie van de schaarste krijgen hulpverleners en armen beter inzicht in het verschijnsel dat arme mensen vaak arm blijven. Maatschappelijke positie, economische omstandigheden, culturele factoren en persoonlijkheid spelen weliswaar nog steeds een rol, maar de nieuwe theorie toont aan dat de logica van schaarste veel fundamenteler is: alle mensen zouden falen zodra zij schaarste ervaren.

2. Het boek logenstraft het idee dat arme mensen niet goed met geld om kunnen gaan en daarom in de schulden zitten. Dat mensen blijven vastzitten in problematische schulden zijn niet zozeer een kwestie van onwil of ongemotiveerdheid; het is veeleer een kwestie van onvermogen vanwege de invloed die schaarste heeft op de hersenfuncties van mensen. Daarmee wordt een fikse nuancering aangebracht op het door velen zo benadrukte idee van eigen verantwoordelijkheid. Ook roept het op tot een correctie van het prikkelbeleid met straffen vanwege verondersteld slecht gedrag onder de leus ‘wie verkeerde keuzes maakt moet maar op de blaren zitten’. Dat werkt niet. De hulpverleners moeten weet hebben van inzichten die opgedaan zijn in de hersenwetenschap, nl dat bij voortdurende stress vanwege schaarste het lange-termijn-perspectief verdwijnt. De focus op korte-termijn-problemen en oplossingen verergeren de situatie vaak. De schuldhulpverlening moet rekening houden met deze bevindingen.

3. Meer geld is niet altijd de oplossing. Er is instemming voor de opvatting van de auteurs van Schaarste dat schaarste een relatief begrip is. ‘Het ontstaat niet alleen bij een gebrek aan inkomen, maar ook bij een teveel aan verwachtingen.’ Eigenlijk is het simpel: als je meer geld, tijd, vrienden of calorieën wilt, dan ervaar je ook eerder een gevoel van schaarste. En wat je wilt, wordt in hoge mate bepaald door wat de mensen om je heen al hebben. De ongelijkheid groeit en dat doet de verwachtingen van armen ook toenemen. De voor de hand liggende conclusie dat je om die verwachtingen-groei te temperen een beleid zou moeten voeren om de groeiende inkomensongelijkheid te corrigeren, wordt evenwel in geen van de besprekingsartikelen getrokken.
4. Door hulpverleners wordt belangrijk geacht dat vastgesteld wordt dat het schaarste-denken een omschrijving is van een fundamenteel werkingsmechanisme van het individueel menselijke brein. Het geeft geen verklaring over de oorzaak en de finaliteit van een collectief maatschappelijk probleem als armoede. Inzichten rond beperkte bandbreedte en tunnelvisie zijn een welkome aanvulling op meer gangbare benaderingen van armoede in de hulpverlening en deels zitten die al in de huidige benadering. Dat geldt bijvoorbeeld voor de oplossing om samen met mensen in armoede op pad te gaan,

Zwakke punten van het boek

1. De theorie van de schaarste wordt te zeer alles bepalende factor opgevoerd. Individuele tegenslagen (echtscheiding, werkloosheid, ziekte of een handicap), genetische factoren, sociale uitsluiting, economische ontwikkelingen, culturele factoren en falende instituties worden te gemakkelijk terzijde geschoven.

2. Er wordt een beeld geschetst dat armen voortdurend verkeerde keuzes maken. Dat is nogal generaliserend en pessimistisch. Het wordt bovendien niet overtuigend uitgelegd waarom de keuzes die arme mensen maken altijd zo irrationeel en slecht zijn. Misschien nog wel belangrijker is dat er niets is te vinden over hoe mensen zelf, met behulp van hun netwerken of dankzij overheidsbeleid uit de armoede klimmen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het deterministische perspectief op armoede. Schaarste neemt immers automatisch bezit van ons denken, het is onvermijdelijk en we hebben er geen greep op.

3. De auteurs stellen dat hun bevindingen hoopgevend zijn. Als mensen eenmaal in armoede verkeren, zijn het niet zozeer persoonlijke eigenschappen die hun daarin gevangen houden. Dat is veeleer het gevolg van omgevingsomstandigheden veroorzaakt door schaarste. Dat zijn omstandigheden die ontvankelijker zouden zijn voor remedies. Maar grootse nieuwe ideeën voor de aanpak van armoede blijven achterwege. Wat vooral volgt is kritiek op bestaande sociale vangnetten, cursussen, wijkprojecten en voedselprogramma's. Daarnaast merken de auteurs op dat de opzet van dergelijke sociale programma's meer rekening zouden moeten houden met de beperkte bandbreedte van arme mensen. Hoe dat precies moet, wordt slechts summier uitgewerkt en geïllustreerd aan de hand van bescheiden voorbeelden. De wetenschap van de schaarste is een wetenschap in wording. Het is een intrigerend perspectief op armoede, maar vooralsnog blijven te veel vragen onbeantwoord.

4. Iemand die het boek niet goed leest kan blijven denken dat iedereen eenzelfde startkapitaal en gelijke kansen krijgt. Op dat punt roept het boek weerstand op. Zeker de vergelijking met schaarste in tijd kan deze perceptie versterken. Iedereen heeft immers evenveel tijd, namelijk 24 uur per dag. Maar niet iedereen krijgt evenveel kansen! Wanneer de bandbreedte hersteld wordt, blijft er een ruime groep mensen waarvoor onze maatschappij vol valkuilen zit, met of zonder schaarstedenken, met of zonder tunnelvisie… De steeds hogere maatschappelijke verwachtingen, het steeds hoger tempo dat door een steeds grotere groep niet meer kan gevolgd worden. Deze vaststelling heeft niets met tunnelvisie of vloeiende intelligentie te maken, maar gewoon met persoonlijke mogelijkheden en capaciteiten. Het toont aan dat schaarste niet het enige mechanisme is dat armoede en uitsluiting in de hand werkt.

5. De door de auteurs aangeboden oplossingen komen dwingend over. Mensen blijven echter vrije wezens, ook mensen in armoede. Het bij de hand nemen van mensen in armoede kan verstrekkende gevolgen hebben voor hun individuele vrijheden. Wanneer de interpretatie het automatisch toekennen van rechten is, juichen we dit toe. Maar hoe dwingend worden mensen bij de hand genomen? In welke mate behoudt een individu de keuzevrijheid om al dan niet mee te gaan in de visie van zijn hulpverlener? Wat als iemand in armoede anders denkt over hoe problemen het best worden aangepakt?

6. De theorie van de schaarste heeft zeker enige relevantie, het is een rijke aanvulling voor het armoededebat. Wel moet de theorie absoluut in het juiste perspectief geplaatst worden. Hij past alleen in een ruimer kader waarin ook sociologische en andere structurele mechanismen een plaats krijgen.

Panningen, 12 augustus 2019
Raf Janssen

Klik hier om naar de startpagina van het thema-dossier Schulden en schaarste te gaan.

Stress, armoede en schulden

Door Jan Maasen

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

Workshop Samenspel Kerken & SchuldHulpMaatje [Fotograaf: E. Jansons]Op 5 juni 2019 organiseerde het bisdom Rotterdam een werkconferentie over armoede en schulden in Delft. Jacqueline Beekman, senior adviseur armoede en schulden bij Sociaal Werk Nederland, informeerde de aanwezige PCI-bestuurders en diaconale vrijwilligers over nieuwe inzichten en methoden om armoede en schulden aan te pakken.

Complexe samenleving

Het mag dan beter gaan met de economie, het aantal mensen dat langdurig moet leven in armoede blijft hoog. Een op de negen kinderen groeit op in armoede. Ruim een half miljoen huishoudens heeft problematische schulden. De totale kosten van de schuldhulpverlening bedragen 11 miljard euro per jaar, cijfers 2018. Het kabinet zet 39 maatregelen in om problematische schulden te voorkomen. Maar is dat voldoende?
De problematiek van armoede en schulden is hardnekkig. Oorzaak is ook omdat we in een complexe samenleving leven, aldus Beekman. Om goed te kunnen functioneren, moeten mensen over de nodige capaciteiten beschikken op het gebied van:

  1. Kennis (weten). Ze moeten bijvoorbeeld financieel geletterd zijn.
  2. Kunnen (competentie). Ze moeten beschikken over financiële en digitale vaardigheden.
  3. Handelen (doen). Mensen moeten gemotiveerd zijn om het gewenste gedrag te vertonen én in staat zijn tot voldoende zelfregulatie.

De overheid is geneigd om voor gedragsverandering vooral in te zetten op voorlichtingscampagnes en dus op de kenniscomponent. Denk bijvoorbeeld aan de informatie op een pakje sigaretten over de slechte gevolgen van roken voor de eigen gezondheid. Of aan de milieu impact van vliegreizen. De meeste mensen weten wel, dat vliegen de meest vervuilende vorm van reizen is, maar het aantal vliegreizen blijft desondanks toenemen. Ook de nieuwste campagne van de overheid ‘Kom uit je schuld’ zet in op kennis. Beekman verwacht veel meer effect van benaderingen, die direct inzetten op het handelen van mensen en daarbij gebruik maken van recente inzichten uit de gedragsleer en de hersenwetenschap.

Schaarste

schaarste grootIn 2013 publiceerden Princeton psycholoog Eldar Sharif en Harvard-econoom Sendhil Mullainathan hun boek ‘Schaarste’. Zij lieten daarin zien hoe gebrek aan geld, tijd of calorieën het gedrag van mensen bepaalt en zelfs hun IQ negatief beïnvloedt.
Schaarste neemt zodanig bezit van iemands denken, dat minder ruimte overblijft om aan andere dingen te denken. Als je arm bent, ben je de hele dag bezig met vragen als ‘hoe kan ik deze rekening nog betalen?’ of ‘heb ik voldoende geld om het eind van de week te halen?’ Het beperkt de denkruimte of de bandbreedte, zoals de auteurs het noemen.
Het ervaren van schaarste heeft voor- en nadelen. Een voordeel is, dat schaarste zorgt voor focus. Je bent alerter en efficiënter om het probleem dat nu speelt op te lossen. Armen kunnen erg goed de eindjes aan elkaar knopen op de korte termijn.
Een nadeel is het ontstaan van een tunnelvisie. Alle aandacht is gericht op het oplossen van het probleem dat hier en nu speelt. Al het andere valt buiten de tunnel. Ook de toekomst is niet in beeld. Dus ga je gemakkelijk een lening aan om je acute geldzorgen op te lossen. Dat lenen uiteindelijk meer geld kost, is een rationele afweging, waarvoor geen denkruimte is.
De denkruimte of bandbreedte van de hersenen neemt dus af onder druk van de ervaren schaarste. En dat terwijl er juist meer denkruimte nodig is: mensen die financiële schaarste ervaren moeten bij iedere financiële beslissing afwegingen maken tussen wel of niet doen. En een verkeerde beslissing heeft direct schadelijke gevolgen, omdat ze veelal geen financiële buffer hebben.
Mensen die rond moeten komen van een beperkt budget zijn volgens Shafir en Mullainathan niet dom, lui of ongemotiveerd. Ze maken alleen andere keuzes doordat ze een gebrek aan geld hebben.

Hersenwetenschap

Fotobijschrift: Jacqueline Beekman tijdens de werkconferentie ‘Armoede en schulden’ [Fotograaf: E. Jansons]Recente inzichten uit de hersenwetenschap bevestigen en vullen de bevindingen van Sharif en Mullainathan aan. Hersenonderzoek wijst bijvoorbeeld uit, dat armoede en schulden invloed hebben op de werking en ontwikkeling van de hersenen. Risicofactoren versterken dat effect, zoals slechtere voeding, slechtere huisvesting, instabiele relaties, huiselijk geweld, verwaarlozing en ziekte. Armoede en schulden gaan daar vaak mee samen.
Lange tijd werd gedacht, dat de belangrijkste ontwikkeling van de hersenen rond het vijfde levensjaar voltooid was. Nu weten we, dat het rijpingsproces doorgaat tot ruim na het twintigste jaar en dat dit niet gelijk verloopt voor alle hersenregio’s. Vooral de prefrontale cortex rijpt laat. Dat is het gebied in de hersenen, waarin belangrijke functies gelegen zijn, die ons denken besturen en ons gedrag reguleren. Deze zogeheten ‘executieve functies’ helpen ons om op het juiste moment emoties, impulsen en gedrag te reguleren en flexibel af te stemmen op verschillende contexten en vereisten. Ze worden sterker, naarmate ze geoefend worden. Ook op latere leeftijd kunnen mensen deze functies nog ontwikkelen, al kost dat meer moeite.

De drie belangrijkste executieve functies zijn:
- werkgeheugen. Dit is de capaciteit om bij voorbeeld korte tijd informatie vast te houden en te bewerken; om tegelijk aan meerdere dingen te denken; om te focussen op een bepaald onderwerp zonder andere te vergeten.
- impulsbeheersing. Dit is de vaardigheid om onze gedachten en impulsen te controleren en weerstand te bieden aan verleidingen, afleidingen en gewoontes. Zo kunnen we focus houden, doordacht handelen en vasthoudend zijn.
- mentale flexibiliteit. Dit is de capaciteit om te schakelen en ons aan te passen aan veranderende omstandigheden, prioriteiten of perspectieven.

Stress

Stress is een normaal verschijnsel en hoort bij het leven. In een bedreigende of nieuwe situatie reageert het lichaam pijlsnel en bereidt zich voor op vechten of vluchten. De bijnier maakt adrenaline aan, spieren spannen aan, de hartslag versnelt, de bloedruk gaat omhoog. Veel van de reflexieve delen van de prefrontale cortex, die een reactie kunnen vertragen, worden tijdelijk uitgeschakeld. Zo kunnen we direct handelen en overleven.
Als de bedreiging aanhoudt, gaat de bijnierschors cortisol aanmaken. Dat zorgt ervoor dat de verhoogde staat van paraatheid blijft gehandhaafd en we emotionele ervaringen onthouden. Zodra het gevaar is geweken, treedt een ander deel van het brein in werking en wordt de stressreactie afgeremd.
Langdurige of chronisch stress heeft evenwel schadelijke gevolgen. Naarmate de stressreactie langer duurt, neemt ons immuunsysteem af. De energie moet ergens vandaan komen. Ziekten krijgen meer kans. De chronisch verhoogde hartslag en bloeddruk eisen hun tol.
Langdurige stress laat sporen na in de hersenen en leidt tot een slechte(re) ontwikkeling van de prefrontale cortex en de verbindingen met de andere hersenregio’s. Mensen zijn daardoor minder goed in staat zichzelf te reguleren en simpele tot zeer complexe handelingen te verrichten op basis van een actieplan. Of, zoals Jacqueline Beekman vertelde: “Je ziet dat mensen die in armoede leven, soms moeite hebben hun emoties te beheersen. Ze doen vaker dingen die ze zouden moeten laten. Ze hebben minder geduld en vinden het moeilijk iets te plannen of te organiseren. Een vrouw vertelde mij, dat ze elke dag ergens naar toe ging, waarvoor ze twee uur moest lopen. Ik vroeg haar waarom ze niet met de fiets ging, want ik wist dat ze een fiets had. Het is echt waar, wat ik nu zeg: ze had er niet over nagedacht.”

Mobility Mentoring®

In de Verenigde Staten heeft de sociaal werkorganisatie EMPath in Boston een methodiek ontwikkeld voor de bestrijding van armoede, die gebaseerd is op de bevindingen van de hersenwetenschap m.b.t. stress en executieve functies. Het doel van deze methodiek, Mobility Mentoring®, is gezinnen in armoede leren om economisch zelfredzaam en onafhankelijk te worden. Men heeft een aantal instrumenten ontwikkeld en een vorm van begeleiding (mentoring), die er op gericht is om mensen na te laten denken welke doelen zij op lange termijn willen bereiken en welke stappen zij daarvoor moeten zetten. Het belangrijkste instrument is de Bridge to Self-Sufficiency® (de Brug naar Zelfredzaamheid®) om de kloof tussen armoede en economische zelfredzaamheid over te kunnen steken. De brug bestaat uit vijf pijlers, die verwijzen naar vijf levensdomeinen waarop in samenhang stappen moeten worden gezet om tot die zelfredzaamheid te komen. In samenhang: het gaat om een optimalisering op alle vijf gebieden, een verbetering in slechts één domein is onvoldoende. En soms heeft een verbetering in het ene domein negatieve gevolgen voor een ander gebied. Daar moet dan ook weer aan gewerkt worden. De vijf levensdomeinen zijn: a. familiestabiliteit, onderverdeeld in huisvesting en zorg voor kinderen; b. welzijn (zowel psychische en fysieke gezondheid als sociale steunnetwerken); c, onderwijs en opleiding; d. financieel management (schulden én spaarpotje als buffer); en e. werk en loopbaanmanagement, gericht op een inkomen waarmee de deelnemer het gezin kan onderhouden. Op elke pijler zijn vijf of meer oplopende posities ingevuld.
De deelnemer bepaalt in overleg met de mentor zijn uitgangssituatie op elke pijler. Samen stellen ze dan de doelen vast die de deelnemer wil bereiken op korte en op lange termijn. Dan maken ze de stappen voor het werkplan. In elk volgend contact wordt de brug besproken en eventuele voortgang vastgesteld. Daarbij wordt steeds geoefend met probleemoplossende vaardigheden. Zo maakt de mentor zich langzaam overbodig.
Het is een langdurig en intensief traject, maar onderzoeken laten zien, dat Mobility Mentoring® voor veel deelnemers een weg uit de armoede biedt. Dat komt door de integrale aanpak van de vijf levensdomeinen, het werken met de brug en andere instrumenten zoals doelactieplannen en beloningen, en de consequente en rolvaste inbreng van de mentor. Die paart een onvoorwaardelijke positieve waardering voor de deelnemer en inzicht in de invloed van chronische stress op gedrag aan een gerichtheid op het bereiken van lange-termijndoelen. Uiteindelijk gaat het de mentor om het verbeteren van de executieve functies van de deelnemers.
Sinds een paar jaar groeit ook in Nederland de belangstelling voor Mobility Mentoring® en werkt men aan een Nederlandse variant. Verschillende gemeenten en instellingen zijn hierbij betrokken. Platform31 coördineert deze initiatieven.

Omgaan met stress bij armoede en schulden

Omdat armoede en schulden een bron van chronische stress zijn, is het raadzaam om bij de hulpverlening aan mensen, die in armoede leven of schulden hebben, rekening te houden met de oorzaken en effecten van stress. Dat hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Zo is bekend, dat stress ervoor zorgt, dat mensen zaken sneller als een bedreiging zien. Het helpt dan, als de ruimte waarin het contact plaats vindt vriendelijk is ingericht, en er bijvoorbeeld ook een kapstok is om een jas op te hangen. Dat schept een rustiger start dan een rij loketten en tl-verlichting. Als een PCI met een spreekuur werkt, zou zij eens kunnen kijken naar de inrichting van de ruimte waar dat spreekuur plaats vindt en de wijze van ontvangst. Het aanbieden van een kop koffie of thee behoort daar ook toe.
Als je een brief of mail stuurt, zorg dan dat je de persoon aanspreekt met zijn of haar naam. Gebruik eenvoudige taal en noem de gemaakte afspraken. Wat ook helpt, is te spreken over ‘samen’ of ‘wij’. En stuur een herinnering de dag voor de afspraak.
Omdat de executieve functies, zoals rationeel denken, informatie opnemen, plannen e.d., minder goed zijn ontwikkeld, is het aan te bevelen informatie eenvoudig aan te bieden. Vanuit dat gezichtspunt zouden PCI-en ook nog eens kunnen kijken naar hun eigen folder. Is die wel geschikt om de PCI onder de aandacht te brengen van mensen in armoede of met schulden? Vaak moet een lezer zich eerst worstelen door een veelheid aan informatie over de geschiedenis van de PCI, het belang van diaconie voor kerkzijn, de manieren waarop de PCI aan haar geld komt en hoe de lezer daaraan kan bijdragen, tot je komt bij de kern voor mensen in armoede: als je in (financiële) nood zit, kan je een beroep doen op de PCI. Draai de tekst van die folder om.
Meer in het algemeen geldt, dat mensen ook baat hebben bij het opknippen van complexe taken in kleine stappen en bij het herinneren aan afspraken en stappen. Vaak willen we grote successen en resultaten behalen. Benoem de kleine stapjes die goed gaan. Niets is zo motiverend dan het behalen van kleine successen. Dat geeft zelfvertrouwen.
‘Als… dan..,’-gesprekken werken positief voor mensen die met schaarste kampen. Daarin bespreek je samen een noodplan, voor het geval een bepaald doel niet wordt bereikt. Het werkt stress verlagend, als men weet dat er een plan B is.
En vooral: luister naar de verhalen. Veel mensen in armoede of met schulden geven aan, dat hulpverleners en ambtenaren weinig tijd hebben, en dat ze hun verhaal niet kunnen vertellen. Juist gehoord en gezien worden is belangrijk.

Presentatie van Jacqueline Beekman tijdens de werkdag ‘Armoede en schulden’
Nadja Jungmann en Peter Wesdorp, ‘Mobility Mentoring®. Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak bam armoede en schulden’, Den Haag, januari 2017
https://www.platform31.nl/publicaties/mobility-mentoring#
www.eerstehulpbijschulden.nl
www.samenhartvoormensen.nl

Jan Maasen is medewerker Diaconie en Missiesecretaris Bisdom Rotterdam

Klik hier om naar de startpagina van het thema-dossier Schulden en schaarste te gaan.

Welvaart in Nederland 2019

Door Hub Crijns, met dank aan de redactie van CBS ‘Samenvatting Welvaart in Nederland 2019’

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

welvaart in nederland 2019Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt om de drie jaar een cijferbijbel ‘Welvaart in Nederland’ uit, waarin de meest recente cijfers en onderzoeken rond werk, inkomen, bestedingen en vermogen bij elkaar zijn gebracht. De vorige editie van 2016 bracht cijfers toen de economische crisis uit 2008 in zijn negatieve effecten net zijn hoogtepunt bereikte. In de editie ‘Welvaart in Nederland 2019’ merken we dat Nederland uit het dal aan het klimmen is. De cijfers belichten actuele sociaal-economische onderwerpen zoals koopkrachtontwikkeling, armoederisico, (her)verdeling van het inkomen, inkomens- en vermogensongelijkheid, belastingdruk en consumentenvertrouwen in Nederland.

Lees meer

Verduurzaming verbinden met armoedebestrijding

Door Trinus Hoekstra

Klik hier om dit document te downloaden als pdf-document.

balans van de leefomeving

In het laatste tweejaarlijkse rapport ‘De Balans van de Leefomgeving’ over de staat van het milieu, de natuur en de ruimte, is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL 2018) op het eerste gezicht positief: duurzaamheid leeft. In de maatschappij en bij het beleid krijgt verduurzaming volgens het rapport veel aandacht. Vooral waar het gaat om klimaatverandering zijn burgers, bedrijven, ngo’s en overheden duurzaamheidsinitiatieven gestart. Maar er klinkt ook een indringende waarschuwing: de lusten en de lasten moeten eerlijk verdeeld worden. Als er ongelijkheid ontstaat, is er op een gegeven moment geen draagvlak meer voor verandering.

Groen kapitalisme

Deze waarschuwing wordt aangescherpt door de sociale wetenschapper Shivant Jhagroe. Hij promoveerde in 2016 aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam op de politieke betekenis van stedelijke verduurzaming. Volgens Jhagroe (Trouw 7-9-18) dreigt de huidige verduurzaming wereldwijd te leiden tot een nog ongelijkere verdeling van schone en leefbare ruimte dan nu al het geval is.
Sinds het jaar 2000 zijn er meer klimaatvluchtelingen dan oorlogsvluchtelingen en naar schatting zijn er daar in 2050 meer dan 150 miljoen van. In Europa overlijden jaarlijks een half miljoen mensen als gevolg van verontreinigde lucht. De cijfers laten niet alleen aantallen slachtoffers zien, maar ook dat ze vallen onder mensen die minder kansen hebben. Ze wonen op slechtere plekken, zijn armer en minder goed opgeleid.
De huidige verduurzaming vergroent volgens Jhagroe de bestaande ongelijkheid. Dat groene leven is een lifestyle van de happy few, van de rijke eco-elite, met kansen op allerlei gebied. Er is met producten en diensten voor deze elite een soort van groen kapitalisme gecreëerd. Terwijl om echte grote veranderingen teweeg te brengen, de massa bereikt moet worden. Het draagvlak zal dus vergroot moeten worden.
Als vergroening ongecontroleerd aan de vrije markt wordt overgelaten, vergroot deze volgens Jhagroe momenteel de ongelijkheid. Langs een andere weg, via allerlei burgerinitiatieven, wordt de ongelijkheid ook vergroot. Alleen mensen met een goed netwerk en een stevige achtergrond doen mee met de stadstuin of de energiecoöperatie. Dergelijke strategieën van vergroening vergroten niet alleen de ongelijkheid, maar dreigen daarmee ook breed in de samenleving het draagvlak voor vergroening te ondermijnen.

Overheid

De overheid zou bij verduurzaming volgens Jhagroe een veel grotere rol moeten spelen dan ze nu doet. Schone lucht en de gezondheid van burgers zijn bij uitstek publieke verantwoordelijkheden waar de overheid zorg voor heeft te dragen. De overheid heeft met subsidies, belastingen en beloningen allerlei instrumenten tot haar beschikking waarmee duurzame ontwikkeling kan worden gestuurd. Met die instrumenten zou je sociale ongelijkheid ook kunnen verminderen door middel van vergroening.
Een mooi concreet voorbeeld dat Jhagroe hierbij aanraakt, is dat van de subsidie aan particulieren voor de aanschaf van zonnepanelen. Jhagroe stelt de vraag of rijkere huishoudens die panelen niet zelf kunnen betalen. Je zou met die subsidie immers ook woningcorporaties kunnen stimuleren de sociale woningbouw te verduurzamen. Daardoor wordt niet alleen minder fossiele brandstof gebruikt, maar krijgen deze huurders ook een lagere energierekening. Verder doordenkend op dit voorbeeld, zou het wellicht ook een mogelijkheid zijn dat je subsidies meer inkomensafhankelijk maakt, waarbij een lager inkomen in aanmerking moet komen voor een hogere subsidie. Op deze wijze zou je duurzaamheid én de verkleining van sociale verschillen hand in hand kunnen laten gaan, waarmee je dan ook nog een keer het draagvlak voor verduurzaming breed in de samenleving versterkt.

Kerken

Voor kerken kan het een interessante uitdaging zijn om de gerichtheid op duurzaamheid en armoede zo met elkaar te verbinden, dat vergroening én armoedebestrijding elkaar versterken. Tal van kerken zijn via noodhulp en betrokkenheid bij voedselbanken gericht op de thematiek van verarming. Daarnaast is er sprake van een toenemend aantal ‘groene kerken’, kerken die de uitdaging aangaan om steeds verdere stappen te zetten op het pad van verduurzaming. In een verbinding van de twee benaderingen komt de vraag aan de orde waar in een kerkelijke aanpak de overlap kan zitten tussen vergroening én armoedebestrijding. In ieder geval kan het inspirerend zijn om het maatschappelijk debat hierover nauwlettend te volgen en wanneer de gelegenheid zich voordoet aan dat debat deel te nemen. Juist het oogmerk in dat debat om het draagvlak voor verduurzaming te versterken door vergroening te verbinden met armoedebestrijding, raakt aan de kerkelijke inzet om stem te geven aan en op te komen voor dat wat kwetsbaar is: mensen in armoede én een bedreigde aarde. Het maakt deel uit van wat vanuit de Wereldraad van Kerken een ‘Pelgrimage van Gerechtigheid én Vrede met de Aarde’ genoemd wordt (https://www.oikoumene.org/en/resources/documents/general-secretary/pilgrimage-of-justice-and-peace-with-the-earth) .

Dit artikel is een voorpublicatie uit de bezinningsbrochure van Kerk in Actie en de Raad van Kerken die in 2020 verschijnt en in het teken zal staan van de thematiek 'Duurzaamheid en armoede'

 

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Klimaat en armoede' te gaan.

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media