logo-sociale-alliantie6

Handboek Coöperatie

Boekbespreking

Anders ondernemen

handboek-cooperatieAlle aspecten van het anders ondernemen worden behandeld in het Handboek Coöperatie. Een imposant naslagwerk van 1148 pagina's waarin 49 specialisten hun licht laten schijnen over een grote hoeveelheid aspecten van de coöperatie. Het handboek is tot stand gekomen onder redactie van prof. Dr. Mr. Ruud C.J. Galle. In het voorwoord schrijft prof. Galle dat coöperatief ondernemen anders ondernemen is, met een ander doel, en op een andere wijze. In het inleidend hoofdstuk werkt hij dit verder uit: het gaat in deze onderneming niet zozeer om rendement op ingebracht vermogen, maar om een andersoortige meerwaarde ten gunste van de leden. Dit kan van alles zijn, afhankelijk van de soort coöperatie. Galle onderscheidt drie soorten: werknemersproductiecoöperatie; consumentencoöperatie; ondernemerscoöperatie. Hij geeft aan dat coöperaties weliswaar veelal zijn ontstaan uit onvrede met maatschappelijke of economische omstandigheden, maar dat die episode zeker in Nederland achter ons ligt. Vanuit die stellingname behandelt het handboek vooral juridische en economisch-analytische aspecten van de coöperatie als ondernemingsvorm. Deze aspecten zijn gegroepeerd rond acht thema's: governance (bestuur en toezicht); financiële onderwerpen en rapportage; communicatie en marketing; strategie en management; juridische onderwerpen; fiscale onderwerpen; maatschappelijke verantwoordelijkheid en zelfregulering; internationale coöperaties. Naast deze thema's bevat het handboek 14 korte beschrijvingen van coöperatieve ondernemingen. Zo lopen uiteen van grote ondernemingen als FrieslandCampina en de Rabobank aan de ene kant en een coöperatie van zorgboeren aan de andere kant.

Uit de vele aspecten (52 hoofdstukken) die het handboek behandelt, worden er hier enkele louter aangetipt.

a. Het belang van communicatie om het vertrouwen van de leden vast te houden. "De kern van de coöperatie is het samen met anderen realiseren van een doel dat individueel minder goed haalbaar is. Daarvoor is vertrouwen bij de leden essentieel. In het opbouwen en vasthouden van dat vertrouwen speelt communicatie een sleutelrol." (p. 331)

b. Het belang van ledenbetrokkenheid. Een lid is betrokken "als hij zich identificeert met de coöperatie en daardoor bereid is extra inspanningen te leveren. Die bereidheid kan voortkomen uit verschillende drijfveren, variërend tot het behalen van economisch voordeel tot delen van een gemeenschappelijke ideologie." (p. 367)

c. De verhouding tot het marktdenken. In een beschouwing over de herwaardering van de coöperatie wijst prof. Camps erop dat de ideologie van de markt en de coöperatieve gedachte elkaar niet zo goed verdragen. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is het marktdenken overheersend geworden en zijn coöperaties veelal ondergedoken in dit marktdenken en daardoor van kleur verschoten (p. 464). De ontwikkeling van de verzorgingsstaat heeft hieraan ook bijgedragen. "De verstatelijking van verzorgingsarrangementen betekende de facto een uitholling van een van de pijlers van de coöperatie. De solidariteitsgedachte werd in die periode als het ware gemonopoliseerd door de overheid."(p. 465) De economische crisis van 2008/2009 dwingt de economische sector te zoeken naar nieuwe vormen van besturing. Dat brengt de coöperatie opnieuw in beeld als goede mogelijkheid om de onderneming en de maatschappelijke omgeving aan elkaar te binden.

d. De coöperatie in de zorgsector. In de zorg wordt steeds meer nadruk gelegd op de noodzaak van samenwerking. Om de zeggenschap van alle participanten over de gezamenlijke activiteiten te garanderen ontstaat steeds meer belangstelling voor de coöperatie als rechtsvorm. Voorbeelden zijn coöperatieve huisartsenposten en coöperaties waarin verschillende zorgprofessionals samenwerken om ketenzorg te verlenen.

e. Coöperatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) kan een mooie combinatie vormen. "In beide ondernemingsconcepten gaat het nadrukkelijk om meer dan (korte termijn) winst, gaat het om eerlijke prijsvorming en is de positie van de kapitaalverschaffer minder dominant dan bij traditionele bedrijven waar aandeelhouderswaarde boven alles gaat. Zowel coöperaties als bedrijven die veel aan MVO doen hebben een belangrijke emanciperende en ontwikkelende functie. Belangen van minderheden worden er vaak zeer zorgvuldig gewogen. (...) Zowel de financiële crisis als crises op het gebied van klimaat, energie, grondstoffen, voedsel en niet in de laatste plaats normen en waarden, hebben ons geleerd dat er fundamentele veranderingen nodig zijn in de wijze waarop ondernemingen functioneren en zich verantwoorden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen en coöperatief ondernemen zijn ieder voor zich antwoorden op deze enorme maatschappelijke uitdagingen." (p 816) Aldus Willem Lageweg in de in omvang zeer beperkte bijdrage in het handboek over coöperatie en MVO als een perfecte combinatie voor succes. Hoewel de bijdrage vooral over MVO gaat, vormt ze een goede brug naar het andere genre literatuur over de coöperatie, waarin deze vorm van ondernemen vooral gezien wordt als mogelijkheid om de economie, en daarmee het samenleven, te veranderen.

Prof. Dr. Mr. Ruud C.J. Galle, Handboek Coöperatie, Convoy Uitgevers bv, Dordrecht, 2012, 2e druk.

Raf Janssen

Coöperaties - Hoe heroveren we de economie?

Boekbespreking

Verandering ondernemen

barrezPALA is een Vlaamse stichting die streeft naar een meer duurzame, sociale en democratische wereld en de wegen daar naartoe. Een van de drijvende krachten achter Pala is de journalist en schrijver Dirk Barrez. Onlangs schreef hij een boek om mensen de ogen te openen "voor de kansen om met coöperatieve bedrijven de crisis te lijf te gaan, om mens en werk opnieuw voorrang te geven op winstzucht en speculatie." ( p. 11) Vertrekpunt is zijn constatering dat het financieel kapitalisme een ruïneuze koers vaart en dat overheden weigeren om de grootste uitwassen van de neoliberale economie aan banden te leggen. Om te voorkomen dat het helemaal fout loop moeten burgers, werknemers en samenleving de economie heroveren. De coöperatie is de weg waarlangs dit kan: wie de weg van de coöperatie inslaat neemt de toekomst zelf in handen. Barrez neemt fel stelling tegen de concerns die de huidige economie beheersen. "Om de oorlog te voeren tegen deze moderne roofridders, om de economie te heroveren op die concerns en op de waanzin van het neoliberalisme hebben we zowel actieve overheden als economisch dynamische samenlevingen nodig. Voor beide vormt coöperatief ondernemen één van hun allerkrachtigste en tegelijk meest miskende wa-pens."(p. 13) Het boek is een oproep aan mensen om zelf in actie te komen: "Wie verand-ring beoogt, moet vooral de samenleving of de mensen 'uitdagen', niet zozeer de machtsstructuren of machthebbers. Want uiteindelijk kan geen enkele macht de kracht van een ge-organiseerde samenleving weerstaan." (p. 14)
Het boek begint met een beschrijving van de strijd voor een andere economie tussen financieel kapitalisme en staat en de bijdragen die coöperaties daaraan kunnen bijdragen. Coöperaties zijn bedrijven die niet in de eerste plaats winst nastreven, maar veeleer waarden willen realiseren: gelijkheid, billijkheid, solidariteit, democratie. Vooral deze laatste is van belang: "De coöperatieve ondernemingsvorm is een belangrijke hefboom om niet enkel politieke democratie maar ook economische democratie te realiseren." (p 29) Deze waardengedrevenheid is vastgelegd in zeven coöperatieve principes: vrijwillig lidmaatschap dat open staat voor een ieder; democratische besluitvorming; economische betrokkenheid door inbreng van kapitaal dat samen beheerd wordt; autonomie en onafhankelijkheid blijven gewaarborgd bij samenwerking; vorming, training, informatie en voorlichting zijn belangrijk; samenwerking tussen coöperaties om de coöperatieve beweging te versterken; verantwoordelijkheid tegen-over de gemeenschap.

Vijf soorten coöperaties

Barrez onderscheidt vijf soort coöperaties: verbruikers- of consumentencoöperaties; producentencoöperaties; werknemerscoöperaties; aankoopcoöperaties; gemengde coöperaties. Een gemengde coöperatie verenigt meestal groepen met verschillende of zelfs tegengestelde belangen. Dat is bij voorbeeld het geval bij het beheer van gemeengoederen, commons, zoals natuurlijke hulpbronnen of intellectuele eigendom. In de overige delen van het boek worden voorbeelden van deze vijf typen coöperaties beschreven en wordt ingegaan op de successen en het falen ervan. Korte beschrijvingen worden gegeven van de coöperatieve bewegingen in een aantal landen waaronder Canada, Italië, Brazilië. Verder wordt uitvoerig ingegaan op de coöperatieve beweging in België. De algemene kenschetsing voor dit land is waarschijnlijk ook van toepassing op Nederland: er zijn veel coöperatieve initiatieven, maar er moet nog heel veel coöperatief werk verzet worden wil er daadwerkelijk een fundamentele maatschappelijke, ecologische en economische omslag tot stand komen. Het coöperatieve weefsel is hiervoor nog niet sterk genoeg. In andere landen is dit wel het geval. Als voorbeeld geldt Mondragon in Spaans Baskenland. Daar werken meer dan 83.000 mensen in 120 vooral industriële werknemerscoöperaties. Daaronder zijn bedrijven die op wereldschaal actief zijn. In al die bedrijven zijn de werknemers de baas. Zij zorgen ook voor het benodigde kapitaal, hetgeen tevens de sleutel is om het bedrijf te controleren. Er is sprake van economische democratie: ieder lid beschikt over één stem. Er is sprake van een maximumloon, een solidaire verdeling van de winst en een herverdeling van werk als het economisch tij tegenzit.
Naast werknemerscoöperaties is Mondragon ook een pionier wat betreft het ontwikkelen van gemengde coöperaties, waarin leden met verschillende belangen elkaar vinden. Het betreft onder meer supermarkten, scholen, universiteit en kinderopvang. In dit kader wordt ook ge-sproken over de coöperatieve organisatie van de zorg en andere vormen van sociale coöperaties. Daarbij wordt ook een beroep gedaan op de inzet van de overheden. "Als de samenleving erbij gebaat is, moeten zij [=overheden] de kansen en mogelijkheden voor coöperaties verhogen en stimuleren door aangepaste wetgeving en de nodige financiële en andere ondersteuning. En als coöperaties publieke verantwoordelijkheden beter opnemen dan overheden zelf – dat komt onder meer omdat zij veel beter de actieve betrokkenheid van alle belanghebbenden verkrijgen – dan horen zij daarvoor de nodige budgettaire middelen te ontvangen, dat spreek vanzelf; alsook de bijbehorende controle en evaluatie, natuurlijk." (p. 151)

Gemeenschappelijk bezit

Barrez ziet in de gemengde coöperaties ook een passende organisatievorm om goederen die van iedereen zijn, te beheren. Het gaat om hulpbronnen die gemeenschappelijk bezit zijn of die gedeeld worden door gemeenschappen. We noemen dat gemeengoed of met een Engelse term 'commons'. Vroeger waren dat bijvoorbeeld gemeenschappelijk weideland waarop mensen hun veel lieten grazen. Tegenwoordig moet gedacht worden aan een open en vrij internet. Net als voorheen de weidegronden is het digitale gemeengoed ingeperkt doordat grote privébedrijven er prikkeldraad omheen hebben gezet. Datzelfde geldt voor andere media. Barrez vindt dat gemeenschappen de zeggenschap over gemeengoed moeten terugwinnen om een dam op te werpen tegen de overheersing van de markt en om een alternatief te scheppen voor de falende overheid. "Nu de financiële en andere crises woeden, en de grote bedrijven samen met de staten zo hard falen, vormen tal van oude en nieuwe gemeenschappelijke goederen de bouwstenen van de alternatieven." (p. 157) Dit is een op-stap voor een afsluitend pleidooi voor de publiekscoöperatie: een overheidsbedrijf waarvan alle burgers onvervreemdbaar eigenaar zijn. De overheid deelt het eigendomsrecht met alle burgers en kan hen daarvan niet beroven. Overheid en burgers moeten zo'n bedrijf samen beheren en ze delen ook de vruchten van hun gezamenlijke bedrijf. "Gemeenten, steden, regio's, landen, internationale autoriteiten en mondiale besturen maken al hun burgers van bij de geboorte medeaandeelhouder van al hun publieke goederen. Iedereen verwerft op die manier het recht om te vruchten te plukken van deze gemeenschappelijke goederen en de plicht om er mee zorg voor te dragen dat deze goederen in prima conditie blijven. Dat recht is onvervreemdbaar en niet verhandelbaar. Anders dan bij klassiek eigendomsrecht kan men het bezit ervan dus niet verkopen." (p. 161) Dit model van de publiekscoöperatie, aldus Barrez, moet toegepast worden op alle publieke goederen waaronder spoorwegen, post en om-roep. Maar ook voor de wereld van de klassieke zelfstandigen en ondernemers biedt het coöperatieve model toekomstperspectief, omdat het de basis is om te komen tot een andere economie, een economie "die met recht en reden sociaal, ecologisch, democratisch en innovatief kan worden genoemd." (p. 174) Coöperaties kunnen de motor zijn voor de opbouw van een democratische en sociaalecologische economie. "Daarmee winnen we allemaal", is de slotzin en 'gelukkige conclusie' van het boek. (p. 187)

Dirk Barrez, Coöperaties - Hoe heroveren we de economie?, Global society vzw, Leuven-Heverlee, 2014.

Raf Janssen

Armoede en levenslessen

bild0011Onder de titel 'Armoede en levenslessen' is er in het Info-magazine voor alle inwoners van de wijk Lindenholt in Nijmegen (5e jrg. nummer 6, december 2014) een inspirerend verhaal te vinden over armoede.
Lindenholt is een wijk in het westelijk gedeelte van Nijmegen. Vanaf 1977 is het stadsdeel tot ontwikkeling gekomen. Er is veel laagbouw en veel groen. Veel koopwoningen met een prijs van rond 250.000 euro markeren de straten.

Bevlogen duizendpoot Linda van Aken

De wijk heeft een eigen magazine dat de titel draagt 'Lindenholt Leeft'. In het artikel 'Armoede en levenslessen' gaat het over de drijfveren van Linda van Aken, "een bevlogen duizendpoot met een zeer sociaal hart", zoals ze wordt omschreven. Dat hart klopt voor de grote groep asielzoekers, tienermoeders en gezinnen met een uitkering, die min of meer verborgen leven achter de voordeuren van de veelal keurige woningen aan nette straten. "Toch kom ik vaak", vertelt ze, "in huizen waar vaker geen vloerbedekking op de vloer ligt dan je zou verwachten."
Ze heeft geen officiële functie in de wijk. Ze is wel voorzitter van de Vincentiusvereniging Nijmegen. Maar dat kwam pas kort geleden op haar pad. "Ik ben erin gerold", vertelt ze, "omdat ik steeds om me heen kijk en dan de problemen die ik zie, wil aanpakken."

Heart for Lindenholt

Een van haar projecten heet 'Heart for Lindenholt' (HFL). Ik rijd met haar mee naar het plein-tje tussen een aantal flats waar haar 'lieveling' te vinden is, onderin een flat. Een winkeltje van ongeveer 20 bij 20 meter. Vol spullen: kleding, speelgoed, tv's, poppenhuizen, schoenen, sinterklaas- en kerstversierselen (afhankelijk van het seizoen), pannen, sieraden, aardewerk, die vanuit de verre omtrek bij elkaar gebracht worden en tegen een heel klein prijsje worden doorverkocht. "Onlangs ontmoette ik", vertelt ze, "een vrijwilliger die het winkeltje wilde uitbouwen en het idee had om de prijzen daarvoor wat te verhogen. Dat is niet Vincentiaans", zegt Linda beslist. Ze heeft net zo lang op hem ingepraat totdat hij dit idee losliet. Het idee achter haar winkel is niet dat er verdiend wordt met deze spullen. Het idee is om daar even te kunnen blijven hangen, koffie of thee te drinken, een verhaal te vertellen of aan te horen.

Eat & Meet

Ze is ook een van de initiatiefnemers van het project Eat & Meet in het wijkatelier Lindenholt. Het wijkatelier is een initiatief van de organisaties RIBW, Dichterbij, Driestroom, Swon, Tandem, Pluryn en de gemeente Nijmegen. In het Wijkatelier kunnen bewoners terecht voor informatie, ontmoeting en dagbesteding. In Eat & Meet werken de Christelijk Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt, de Vincentiusvereniging Nijmegen, de Kerk van de Nazarener en de Agnesparochie (nu deel van de parochie H. Stefanus) samen. Iedere eerste vrijdag van de maand gaan om 18.00 uur de deuren open en kunnen de deelnemers voor een heel schap-pelijk prijsje genieten van een driegangenmaaltijd. Men is er op uit om eenzaamheid, die vaak het zusje is van armoede en ongezond eten, het andere familielid van armoede, tegen te gaan en mensen uit Lindenholt die elkaar normaal niet ontmoeten, bij elkaar te brengen.

Diaconie en parochie

wmoraad-sittard-geleenWat heb ik door mijn bezoek aan Linda van Aken in Lindenholt geleerd over diaconie en parochie?
Hulp begint met een warm hart, een warm hart van mensen die om zich heen kijken en de menselijke en sociale problemen die ze zien, willen aanpakken. Dat kun je niet leren, en dat kun je niet organiseren.
Nu zie je dat in beide voorbeelden, die uit het vrijwilligerswerk van Linda van Aken naar voren zijn gekomen, weliswaar verschillen zijn in schaalgrootte van de organisatie, maar het is zeer aannemelijk dat in beide gevallen veel mensen met een warm hart bij het project betrokken zijn. Is er dan sprake van diaconie?
Linda van Aken heeft in ons gesprek verschillende keren benadrukt dat noch op het project Heart for Lindenholt, noch op het project Eat and Meet etiketten dienen te worden geplakt die kerkelijk of religieus zijn. Dat maakt mensen schichtig. Toch komt ze er desgewenst rond voor uit dat zowel de winkel in zo'n kader staat ("Vincentiaans!") als de maaltijd (deelname van vier kerkelijke 'partijen' aan het initiatief). En vanuit haar persoonlijke geschiedenis heeft ze zelf ook feeling met deze achtergrond.
In wijken zoals Lindenholt vinden dus projecten plaats die in het kader van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) gericht zijn op gemeenschapsvorming, steun en ondersteuning en waaraan ook kerkelijke gemeenschappen en organisaties met een religieuze voorgeschiedenis deelnemen. Is dat nu diaconie? Ik ben het met Linda van Aken eens dat zo'n etiket er niet toe doet en soms meer bezwaren heeft dan voordelen.

Participatie door kerken

Maar de vraag is toch interessant voor kerkelijke gemeenschappen en organisaties met een christelijke achtergrond die aan zulke projecten deelnemen. Want daardoor aanvaarden ze een rol in een seculiere samenleving die twee dingen tegelijk zegt, voor die kerkelijke gemeenschappen dan. Op de eerste plaats drukken ze uit dat zij als kerkelijke gemeenschap-pen belangrijke aspecten hun eigen christelijke identiteit in een volledig seculier kader kunnen en willen realiseren. Hun identiteit is niet strijdig met dit seculier verband maar is daarmee congruent ofwel overeenstemmend in denken, voelen en spreken.
Op de tweede plaats drukken ze uit dat ze vanuit hun identiteit zonder voorbehoud willen bijdragen aan deze seculiere projecten en aan de doelen die ermee worden nagestreefd. In een burgerlijke samenleving zoals deze hier bij ons bestaat, is menselijke betrokkenheid op elkaar een belangrijk doel dat als het ware smeerolie verschaft aan ons samenleven.

Toine van den Hoogen, oud hoogleraar systematische theologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, bestuurder van Vincentiusvereniging Nijmegen

www.vincentiusvereniging.nl
www.vincentiusnijmegen.nl

Met ingang van 1 januari 2015 is de wereld veranderd!

adviescommissie-wmoraadDe nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) houdt de gemoederen al geruime tijd bezig. Kranten, opiniebladen en tijdschriften hebben het afgelopen jaar bol gestaan van berichtgeving over de veranderingen die de Wmo 2015 met zich meebrengt.

In menig actualiteitenprogramma is in de afgelopen maanden uitvoerig gesproken over deze veranderingen. Als je alle berichten zou moeten geloven zou de wereld met ingang van 1 januari drastisch veranderd zijn. Maar voor de meeste mensen is het leven gewoon verder gegaan. Zeker als je nu nog geen zorg nodig hebt, zul je weinig merken van alle veranderingen. En mogelijk vraag je je af waar al die commotie nodig voor is.

Veranderingen

Toch is per januari 2015 op de terreinen van zorg en jeugdhulp, werk en inkomen heel veel veranderd. Gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor veel taken. Taken die tot 1 januari voor een groot deel bij het Rijk, de provincie of de zorgverzekeraars behoorden zijn nu overgedragen aan de gemeenten. Vervolgens moeten de gemeenten deze taken ook nog eens met minder geld uitvoeren. Doel van deze grote operatie is dat de gemeente, door zorg en begeleiding anders te gaan organiseren, iedereen die hulp aanbiedt die hij of zij nodig heeft, en al doende ook bezuinigt op de totale zorgkosten. Gemeenten gaan daarbij uit van het principe 'doen wat nodig is'. Daarom krijgt niet elke inwoner met een vergelijkbaar probleem ook de-zelfde ondersteuning. De vraag is niet meer 'Waar heb ik recht op?', maar 'Wat heb ik nodig?'. Zo ontstaat een fundamentele andere insteek in het verlenen van zorg.

Wmo-raad

Het Diaconaal Platform Sittard-Geleen is een overkoepelend orgaan waarin de gezamenlijke kerken hun diaconale werk ondergebracht hebben. Binnen dit platform hebben we de veranderingen steeds besproken en m.n. ook gekeken welke gevolgen deze mogelijk kunnen hebben voor de doelgroep waar we vanuit de kerken en zeker vanuit diaconale projecten voor staan. Vanuit dit Diaconaal Platform zit ik in de Wmo-raad. In de aanloop naar begin 2015 maakte ik ook deel uit van een visie- en structuurcommissie die m.n. over de toekomst nadacht.
De Wmo-raad heeft in het afgelopen jaar intensief gesproken over al de veranderingen. Ambtelijke notities zijn bestudeerd en van commentaar voorzien. Bij deze klus leidden de belangen van de verschillende deelnemers aan de Wmo-raad tot tegenstellingen en onbegrip en tot felle discussies.

Rol voor de kerken

Het inloophuis bieZefke, een huiskamer voor dak- en thuisloze, heeft op enig moment een gezamenlijke toekomstvisie geschreven. Ze hebben in eerste instantie in beeld gebracht wat er gebeurt met mensen die zorg nodig hebben als in 2015 en 2016 de zorg drastisch verandert. Daarbij gaat het niet alleen om de gasten in het inloophuis, en om mensen die vanuit andere diaconale organisaties bezoek krijgen, begeleid en ondersteund worden, maar ook om de vele vrijwilligers. Belangrijkste vraag blijft 'Wat is er nodig, wie kan dat bieden en hoe gaat dat in zijn werk?'. Wat is daarin de rol/positie van een inloophuis als bieZefke en/of een andere diaconale organisatie of kerken in de gemeente Sittard-Geleen?
Deze diaconale organisaties hebben een belangrijke signaleringsfunctie voor mensen die, nu en in de toekomst, buiten de boot dreigen te vallen. Vanuit diaconale projecten kan vaak gericht aangeven worden hoe dat komt. En wat daar aan te doen is. Voor een lokale gemeente kan dat zeer belangrijke informatie zijn. Gemeenten hebben immers een zorgplicht naar mensen toe. Kerken kunnen helpen bij het invullen daarvan. Het betekent ook dat wij als diaconale organisaties met gemeente en lokale maatschappelijke organisaties goed om ter tafel moeten zitten. We hebben een goed en inhoudelijk sterk verhaal te vertellen, waar kwetsbare mensen alleen maar belang bij hebben.
Vervolgens constateerden we dat deze diaconale plekken voor mensen vaak een laatste strohalm zijn en hen een thuisgevoel geven. Een plek waar ze mogen zijn wie ze zijn. Waar ze even tot rust kunnen komen en aan niks hoeven te denken. Op deze plekken en mede ook door de aandacht kan nieuw perspectief ontstaan. Maar het zijn ook plekken waar mensen kunnen ontdekken dat ze nog steeds van betekenis zijn in een samenleving die zo sterk geïndividualiseerd is. Dat geldt zeker voor veel vrijwilligers. We merken vaak dat vrijwilligers in eerste instantie met veel angst en beven aan een (diaconale) taak beginnen. Gaandeweg ontdekken ze hoe belangrijk zij zijn voor de ander, maar ze ontdekken ook wat ze zelf in huis hebben.

Vindplaatsen

Zo zijn diaconale initiatieven en inloophuizen vaak unieke vindplaatsen, voor gasten én voor vrijwilligers. Het zijn plekken waar mensen terecht kunnen met hun vragen en hun zorgen. Zonder afspraak, zonder voorwaarden vooraf. Dat is ontzettend belangrijk, zeker met de veranderingen in de zorg wordt dat mogelijk nog belangrijker.
Diaconale plekken en inloophuizen zijn een belangrijke vindplaats waar signalen opgevangen kunnen worden. Waar mensen gericht op weg geholpen kunnen worden op zo een oplossing te vinden voor hun problemen en vragen. Belangrijk daarbij is wel dat deze diaconale plekken zeer zorgvuldig omspringen met de privacy van mensen. Het zijn niet de diaconale werkers en vrijwilligers die gegevens moeten aanreiken, maar de mensen moeten zelf hun verhaal bij de hulpverleners doen. Daarbij kan ondersteuning vanuit een diaconaal project ontzettend belangrijk zijn.
Daarom is het belangrijk dat deze lokale diaconale plekken en inloophuizen een goed overzicht hebben over de lokale sociaal-maatschappelijke organisaties. We kunnen zo een spil zijn in het grote lokale netwerk en in het leefbaar houden van de samenleving.

Ervaring

Ervaring in de Westelijke Mijnstreek leert inmiddels dat de gemeente signalen die vanuit de diaconale organisaties aangereikt worden, zeer serieus neemt. Vaak wordt de medewerker van BieZefke uitgenodigd bij een overleg van het Veiligheidshuis voor een moeilijke casus-bespreking. Regelmatig komt het dan voor dat de medewerker meer van de situatie af weet dan de professionals. Dan is het van belang om zorgvuldig met het geschonken vertrouwen van mensen om te gaan. Vertrouwen komt immers te voet en gaat te paard!
De Wmo-raad Sittard-Geleen heeft momenteel in beraad welke rol en taak zij in de komende tijd heeft. Vanuit de advies- en structuurcommissie hebben we een advies voorgelegd. Medio maart zal helder zijn hoe de Wmo-raad in de komende jaren haar taak en werk ziet.

www.wmoraad-sittardgeleen.nl

Hub Vossen, stafmedewerker Dienst Kerk en Samenleving en Aalmoezenier van Sociale Werken in het bisdom Roermond

Noaberhuus als model van participatie samenleven

noaberhuusDe kleinschalige leefomgeving in het dorp vinden we prettig en veilig. We zien als noabers de anderen wel en helpen waar dat nodig is. Sommige mensen onttrekken zich echter aan de aandacht van de mensen in hun omgeving. Ze kozen er misschien zelf voor of ze kregen door hun anders-zijn een wat meer geïsoleerde positie. Hoe worden we een gemeenschap waarin iedereen de aandacht en hulp krijgt die nodig is?

Mensen met problemen rond hun inkomen weten nauwelijks van het bestaan van een Cliëntenraad WWB en herkennen niet de mogelijkheid daar hulp te halen voor hun probleem met gemeente of uitkering. Kerken willen indien nodig wel iemand bezoeken, maar wie heeft daar behoefte aan? We weten van de eenzaamheid van mensen, maar hoe komen we in contact? Zo zijn er vele organisaties die zoeken naar mogelijkheden om meer en beter met hun doel-groep in contact te komen. Dat zijn signalen: mensen hebben vragen en problemen, maar kloppen daarmee niet zomaar aan.

Plan tot nieuwe gemeenschapscentra

Enkele lokale werkgroepen komen met elkaar in gesprek rond de vraag: 'Als het ons niet lukt zelf een inloopvoorziening te realiseren voor onze achterban, lukt dat ons dan samen wel?' Deze vraag wordt verder uitgewerkt en onder begeleiding van het KCWO tot een nieuw plan van aanpak ontwikkeld. Vanuit een breed platform van lokale vrijwilligersorganisaties gaan we open aanloop of inloopgelegenheden aanbieden op meerdere, eventueel ook wisselende locaties die overdag niet gebruikt worden, wel beschikbaar zijn, zonder investeringen al ge-schikt zijn en waarin gastvrijheid wordt aangeboden door vrijwilligers.
Onder leiding van een Stuurgroep (met vertegenwoordigers van de belangrijkste dragers) werden ruimten gezocht en vrijwilligers geworven. Daarbij viel het oog op een Kulturhuus (maar dat bleek te duur), op kerkcentra (die liggen soms niet centraal genoeg), op een leeg bankgebouw (samen met een centrum voor dagopvang tijdelijk in bruikleen gekregen) en op andere leegstaande panden in het winkelcentrum. Daarbij is samenwerking mogelijk gebleken met een centrum voor dagopvang voor gehandicapten en met de bibliotheek. De mogelijkheid blijkt sterk afhankelijk te zijn van de lokale mensen, motivatie, ideeën en gebouwen. Zo is het initiatief Noaberhuus tot stand komen. Dragers hiervan zijn onder meer Stichting Welzijn Olst/Wijhe, Cliëntenraad WWB, Platform Informele Zorg, Gemeente en Ke-Sa/Diaconie van de RK Kerk en PKN in Olst en Wijhe.

Op weg naar een Noaberhuus

In de loop van 2014 is gestart op meerdere locaties in Olst en Wijhe. Het resultaat is een originele lokale aanpak met resultaten op verschillende fronten. Elke ruimte heeft eigen mo-gelijkheden en beperkingen. Deze worden ingegeven door de ruimte zelf en door de beleving van de bezoekers en degenen die er niet komen: waar(bij) voel jij je thuis of juist niet thuis?
Het begin is altijd de open inloop. Er wordt reclame gemaakt met onder meer flyers die overal worden neergelegd en koffiebonnen die uitgedeeld worden op de markt. En regelmatige korte stukje in een huis-aan-huisblad.

Een dochter komt binnen met haar moeder en samen drinken ze een kop koffie. De gastheer knoopt een gesprek aan en maakt zo verbinding. Een week later loopt de moeder alleen binnen en wordt dan weer gastvrij onthaald.

Daarnaast worden er in overleg met de gasten ook laagdrempelige activiteiten aangeboden zoals de mogelijkheid tot een spelletje (ook om dit leren), het maken van sieraden en een workshop 'kleur en persoon': wat past bij mij? Daarnaast komen er activiteiten tot stand met een permanent karakter op een vast dagdeel: zoals een Tabletcafé en een Repaircafé.
De activiteiten worden aangeboden in samenwerking met andere organisaties die ervaring en specifieke kennis van dat terrein hebben. Inmiddels is er ook een breicafé, een biljartgroep en een voorleesgroep van start gegaan.

Een mevrouw die nogal slecht ziet geeft aan dat ze graag voorgelezen wordt uit de krant en andere lokale media. Het idee van een 'voorleescafé' wordt geboren. Er wordt een vrijwilliger gevonden die eens in de week gaat voorlezen uit de samen gekozen bladen. Soms ontstaat over de tekst een levendig gesprek.

En de bestaande wandelgroep heeft haar startpunt verlegd. In de Kerstvakantie was er een brunch voor alleenstaande ouders met hun kinderen. Het werd een hele gezellige bijeenkomst waarbij de burgemeester ook even aanschoof. Er werd lekker gegeten, gepraat, gespeeld en naar muziek geluisterd. Ook werden er presentjes uitgereikt en kregen alle aanwezigen de mogelijkheid een gratis kledingset uit te zoeken bij de lokale kledingbank.

Actieve rol van vrijwilligers

wpHet Noaberhuus wordt gebouwd door vrijwilligers. Zij geven het vorm door hun gastvrijheid en aandacht. Ze zijn vaardig in de ontvangst en het scheppen van een goede sfeer: hun houding is bepalend voor het noaberschap. Bijvoorbeeld door terughoudend te blijven in een gesprek zodat de gast kan vertellen wat er aan de hand is. Met open vragen ruimte maken voor dat verhaal. Dan komt er misschien een thema of vraag naar voren. De vrijwilliger kan dan nagaan of de betrokkene er mee uit de voeten kan of misschien een steuntje in de rug nodig heeft.
Dat betekent wel dat er af en toe een korte training wordt aangeboden. Zoals over de veranderingen in de verschillende wetten en regels. Niet om alles te weten maar om duidelijk te maken dat concrete hulp op deze ingewikkelde terreinen niet door vrijwilligers gegeven kan worden. Het is heel belangrijk, en al moeilijk genoeg, te helpen de weg te vinden naar degene die wel de goede hulp kan verlenen.
En er is een training over het luisteren naar en vertellen van verhalen. Naar een mooi verhaal maar ook met je eigen levensverhaal. Daarmee bevorderen we de aandacht voor je eigen verhaal en dat van de ander.

Het Noaberhuus is tot stand komen doordat van enkele kanten ondersteuning is gekomen. Daardoor konden wij als KCWO er voldoende tijd in stoppen. Juist door externe begeleiding konden de randvoorwaarden worden gerealiseerd: soms moet je dan wel even tussen de lokale belangen (klippen) door zeilen. Na de voorbereidingsperiode gaan vrijwilligers het Noaberhuus zelf beheren. Daarbij worden ze ondersteund 'op afstand' door medewerkers van de lokale welzijnsinstelling.

Het KCWO stimuleert maatschappelijke inzet: mensen die zich als naaste in (willen) zetten voor mensen in hun omgeving die aandacht of een specifieke impuls nodig hebben. Dit mondt uit in diverse projecten en activiteiten. De kern hiervan is aandacht en inzet voor de naaste.
www.kcwo.nl

Eddy Oude Wesselink, coördinator KCWO maatschappelijk activeringswerk

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media