Als je er wat op te zeggen hebt…
Individuele en collectieve arbeidsrelaties van precair werkenden in beeld
In december 2018 bracht het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging een verkennend onderzoek naar precair werk uit. Ger Ramaekers bespreekt deze publicatie.
Er wordt heel veel onderzocht in Nederland, maar sommige thema’s hebben blijkbaar geen prioriteit. Hoe valt anders te verklaren dat een fenomeen als ‘precaire arbeid’ nog geen wetenschappelijke aandacht heeft gekregen? De verklaring is misschien erg simpel: de overtuiging dat betaald werk de beste garantie biedt voor bestaanszekerheid, dé weg uit de armoede is, duldt geen tegenspraak. En die wordt in veel beleidsnota’s nog steeds uitgedragen. Helaas geldt die bestaanszekerheid niet vanzelfsprekend voor werkenden met een laag betaalde en flexibele baan. Hun werk wordt aangeduid als precair, omdat het noch werkzekerheid, noch inkomenszekerheid biedt. Denk aan uitzendkrachten met opeenvolgende kortdurende laagbetaalde baantjes of aan oproepkrachten die nooit weten hoeveel uur zij werken en hoeveel zij zullen verdienen. Aan de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt zien we steeds meer banen die niet het inkomen en de (werk)zekerheid bieden die voor een beschaafd land als standaard zouden mogen gelden.
Werk = zekerheid?
Hoe belangrijk werk in het algemeen ook is voor volwaardige maatschappelijke participatie en voor het verwerven van een inkomen, het hebben van een baan als zodanig biedt nog geen garantie voor volwaardig werk en inkomen en voor voldoende werk- en inkomenszekerheid. Sinds de jaren tachtig zien we een forse toename van beloningsverschillen en een sterke groei van allerlei vormen van flexibel werk.
Met dit verkennende onderzoek naar precair werk vraagt het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging aandacht voor het probleem dat er anno 2018 in ons land nog heel wat werk is dat niet aan de eisen voldoet die men aan het werk in een rijke samenleving als de Nederlandse zou mogen stellen.
Definitie
Precair werk laat zich het best omschrijven als werk dat structureel geen of onvoldoende bestaanszekerheid biedt: te weinig uren in combinatie met een laag loon. Het wordt gekenmerkt door een combinatie van een aantal kenmerken: laag loon, flexibiliteit in de vorm van onzekere contracten en/of een variabel aantal werkuren, gebrek aan investering in scholing door de werkgever, beperkte aanspraak op sociale zekerheid, laag instapniveau en weinig specialistisch werk, weinig autonomie en invloed op de inhoud en uitvoering van het werk, risicovolle werkomgeving, relatief lage organisatiegraad in vakbonden en over het algemeen een zwakke informatie- en onderhandelingspositie.
Waar en wie?
Er is een aantal beroepsgroepen en sectoren, te omschrijven als ongeschoold dienstverlenend werk, waar bestaanszekerheid een probleem is: schoonmaakwerk, huishoudelijk werk, de post, de horeca, taxi-werk, vleesverwerking, supermarkten, agrarisch werk en ongeschoold technisch werk. In dit onderzoek komen horeca, schoonmaak en post aan de orde. Tussen deze drie beroepsgroepen bestaan grote verschillen in de inzet en de zichtbaarheid van de vakbonden in de afgelopen jaren. En dat maakt het interessant om te onderzoeken. Daarmee toont de FNV dat de organisatie ook kritisch naar zichzelf kijkt. Dat is lovenswaardig!
Dit onderzoek pretendeert geen representativiteit en generaliseerbaarheid. Het is in de eerste plaats een verkennende analyse van precair werk in drie specifieke sectoren. In hoeverre de resultaten gelden voor al het precaire werk in Nederland, zou in vervolgonderzoek moeten worden vastgesteld. Dat is wel weer erg onderzoekstaal. We zouden ook gewoon in actie kunnen komen?
Onzekerheden
In dit onderzoek komen ook degenen die precair werk verrichten zelf aan het woord. De meeste participanten ervaren vooral de financiële precariteit van hun werk als een probleem. Het is niet per se het uurloon, maar vooral de onmogelijkheid om voldoende uren te maken. Bij de post is het tegenwoordig nagenoeg onmogelijk om genoeg uren te draaien om een salaris te verdienen waarvan je rond kunt komen. Het beroep postbode is afgeschaft en de werkzaamheden zijn uit elkaar gehaald. Er zijn nu twee functies: postsorteerder en postbezorger. Ook in de schoonmaak zijn er banen waarin men maximaal een beperkt aantal uur per week kan werken. Een aantal vrouwelijke schoonmakers geeft aan dat zij hun baan vooral zien als een extraatje als aanvulling op het salaris van hun man.
Daarnaast geven geïnterviewden aan last te hebben van hoge werkdruk. Schoonmaak is fysiek heel zwaar werk en bij de post krijg je te weinig tijd om de post te bezorgen. In de horeca komt de werkdruk tot uiting in lange diensten en een gebrek aan pauzes. Een medewerker van een restaurantketen: “Tijdens een dienst van acht uur is er soms maar vijf minuten pauze. Je kunt niet eens naar de wc”. En een strandtentbarman: “Je kunt niet klagen als je tien uur staat te werken zonder pauze. Dan moet je maar een andere baan zoeken. Dat zeggen ze ook wel letterlijk.”
Onmogelijkheden
Mogelijkheden om hun positie te versterken zijn niet of nauwelijks toegankelijk voor precair werkenden:
- er vinden geen formele functioneringsgesprekken plaats;
- er is in de regel sprake van een dagelijks leidinggevende zonder daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid:
- door hun onzekere positie durven ze geen problemen aan te kaarten of formele rechten te effectueren.
Hoe nu verder?
De werknemers krijgen niet voldoende uren werk om voldoende inkomen te hebben, maar zij moeten wel zo flexibel inzetbaar zijn dat het werk zich slecht laat combineren met ander werk om het inkomen aan te vullen. Een mooi voorbeeld dat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt vooral aan de kant van de werkenden ligt. Willen precair werkenden een toekomst hebben, dan zullen we – werknemers, werkgevers en overheid – naarstig een toekomstbestendige organisatie van arbeid moeten gaan vormgeven.
Ton Wilthagen (Tilburg University): "(…) ik zou toch inzetten op het meer zekerheid bieden bij flexibiliteit. Dat is minder ingewikkeld en politiek waarschijnlijk haalbaarder. Ik vind wel dat we op de korte termijn een aantal dingen moeten regelen. (…) Ik maak me zorgen om de positie van jongeren. Ook de loondoorbetaling bij ziekte moet worden aangepast. Zoals die bij ons geregeld is, zie je nergens anders in de wereld. (…) Kijk naar Duitsland, dat beter presteert op het gebied van arbeidsongeschiktheid dan wij.” In: 'Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid, WRR-verkenning nr.36'.
Om de cirkel rond te maken eindig ik met de schrijver van het voorwoord van het hier besproken rapport. Paul De Beer (Universiteit van Amsterdam) meldt in diezelfde WRR-verkenning: “Je moet op korte termijn kijken wat je moet doen om de belangrijkste knelpunten voor flexwerkers op te lossen. Tegelijkertijd is het heel belangrijk dat we de discussie voeren over waar we naartoe moeten. Ik vind het heel stimulerend om daarbij te doen alsof je van nul af kan beginnen. Stel dat dat kan, wat zouden we dan doen? Eigenlijk is het voor mij helemaal nog niet duidelijk wat dan het antwoord zou moeten zijn. Dat maakt de discussie wat mij betreft alleen maar belangrijker en interessanter.”
Wordt vervolgd
Als Wetenschappelijk directeur van het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging kan hij de FNV vast een eindje op weg helpen met de discussie. Want het moge duidelijk zijn dat met de aanbevelingen voor de vakbeweging in dit onderzoek, niet het laatste woord is geschreven over precaire arbeid en zeker niet over de toekomst van werk. De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft het project 'Toekomst van werk'. Dat richt zich op de vraag hoe werk er in de toekomst zal uitzien. Welke sociale en economische ontwikkelingen veranderen de aard van het werk? En hoe kan het beleid van de overheid hierop aansluiten? Op dit moment werkt de WRR aan een afsluitende publicatie over het werk van de toekomst. Dat komt te zijner tijd vast op de agenda bij de Sociale Alliantie.
Klik hier om het rapport te downloaden.