logo-sociale-alliantie6

Overdaad aan voedsel en schaarste aan voedsel

Door Hub Crijns

groente en fruitDe Wageningse Universiteit toont op haar website de onderzoeksresultaten van het project Voedsel-Economisch Bericht. Dit project wordt door Wageningen Economic Research uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Het Voedsel-Economisch Bericht biedt informatie over diverse aspecten van de voedselproductie in Nederland. Wie produceren de grondstoffen in Nederland voor ons voedsel? Welke omzetten zijn er in de voedselproductieketen? Wat doet de agrarische grondprijs per hectare? Wat doet de pachtsector? Wat is de balanswaarde van land- en tuinbouwsector? Hoeveel armoede is er in agrarische huishoudens? Hoeveel besteden huishoudens aan voedsel? Is er ook voedselschaarste?

Wie produceren voedsel?

In 2017 kochten Nederlandse consumenten voor ruim 58 miljard euro aan eten en drinken. Dat deden ze met name in de supermarkten, al dan niet online. Voordat het voedsel bij de consument is, is er een hele keten die zorgt voor productie, verwerking en distributie van het voedsel. Zo waren er in 2017 ruim 54.000 landbouwbedrijven en zijn in de agrohandel een kleine 15.000 bedrijven actief. De voedingsindustrie telt ruim 5.400 bedrijven. Die hele keten – van grond tot mond – draagt zo’n 7% bij aan het nationale inkomen en 9% aan de werkgelegenheid in Nederland. Een belangrijk deel van de toegevoegde waarde is te danken aan de export van producten.

Omzetten in de voedselproductieketen

De groothandel in agroproducten bestaat uit de groothandel in landbouwproducten en levende dieren, en de groothandel in voedingsmiddelen. Met een netto-omzet van ruim 132 miljard euro in 2016 maakt de groothandel in agroproducten een substantieel deel uit van de totale omzet in de Nederlandse groothandel en handelsbemiddeling (439 miljard euro). Dit aandeel is gelijk aan dat in 2015, namelijk 30%. De groothandel in agroproducten is van oudsher sterk op het buitenland gericht. Zo wordt de exportwaarde van de producten uit de sierteelt, zoals bloemen, planten, boomkwekerijproducten en bloembollen, voor 2016 geraamd op 7,72 miljard euro. Daarmee is de sierteelt de belangrijkste exporteur van de agrosectoren (CBS/Wageningen Economic Research, 2017). Groei is nog steeds mogelijk; met name buiten Europa en in hoogwaardig uitgangsmateriaal, technologie, kennis en diensten (Rabobank, 2017).
Eind 2016 zijn er een kleine 15.000 bedrijven actief in de handel van agroproducten en zij bieden werkgelegenheid aan bijna 159.000 personen. Dat is 26% van de totale werkgelegenheid in de groothandel en handelsbemiddeling, in 2015 was het 25%.
De netto-omzet in de agroproducten is met gemiddeld 4% gegroeid in 2016. De verschillende sectoren laten echter een wisselend beeld zien. Bovengemiddeld groeide de handel in bloemen en planten, terwijl de handel in dranken (exclusief zuivel) juist kromp (zie de tabel).
De omzet per werknemer is verschillend per sector en sub-sector. De omzet per persoon in de groothandel voor voedingsmiddelen is in 2016 gedaald van 739 naar 724 duizend euro, terwijl de gemiddelde omzet per persoon in de groothandel in landbouwproducten en levende dieren gegroeid is van 1.106 duizend euro naar 1.113 duizend euro. De omzet per persoon in de bloemen en planten handel is laag (390 duizend euro) vergeleken met de handel in akkerbouwproducten (3.030 duizend), omdat de handel in bloemen en planten arbeidsintensiever is.

Kengetallen groothandel in agroproducten (2016) a)

 

Aantal bedrijven (4e kwartaal)

Aantal banen d)

Netto-omzet (mln. euro)

Groei omzet t.o.v. 2015 (%)

Groothandel in landbouwproducten en levende dieren b)

5.470

44.300

49.295

4

    akkerbouwproducten

1.410

11.300

34.134

3

    bloemen en planten

2.585

27.700

10.821

6

Groothandel in voedingsmiddelen c)

9.485

114.600

82.964

4

    aardappelen, groenten en fruit

1.445

24.200

18.840

1

    dranken, geen zuivel

1.005

8.400

7.174

-2

De groothandel voegt geen bewerking toe.
a Deze kengetallen lopen in de CBS-statistiek twee jaar achter op het lopende jaar.
b Het gaat het om landbouwproducten die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn.
c Hier gaat het juist wel om producten voor menselijke consumptie. Andere categorieën in deze groep zijn handel in vlees en vleeswaren en handel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten. Van deze categorieën geeft Statline-CBS geen bedrijfseconomische gegevens.
d Banen: werkzame personen.
Bron: CBS, bewerking Wageningen Economic Research.

Agrarische grondprijs in eerste kwartaal 2018 2% lager

Over heel 2017 ligt de gemiddelde landelijke grondprijs op 59.500 euro per ha, bijna 3% hoger dan in 2016 (57.900 euro per ha). De prijs van grasland is in het vierde kwartaal van 2017 met 4% omhooggegaan (ten opzichte van het derde kwartaal) tot 57.900 euro per ha. Over heel 2017 noteert grasland een gemiddelde prijs van 55.500 euro, tegen 52.800 euro per ha in 2016: een plus van 5%. De prijs van bouwland is gestegen van 62.000 euro in de eerste helft van 2017 tot 65.500 euro per ha in het vierde kwartaal van 2017. Over heel 2017 bedraagt de gemiddelde prijs van bouwland 65.500 euro per ha, vrijwel gelijk aan die in 2016. De gemiddelde agrarische grondprijs in Nederland is in het eerste kwartaal van 2018 uitgekomen op 59.900 euro per ha. Dat is vrijwel gelijk aan de gemiddelde prijs over heel 2017 (59.500 euro per ha), maar 2% lager dan de prijs in het vierde kwartaal van 2017 (61.200 euro per ha). De prijsdaling is bepaald door grasland. Zo is de gemiddelde prijs van grasland in het eerste kwartaal van 2018 met 3,5% afgenomen (ten opzichte van het vierde kwartaal van 2017) tot 55.900 euro per ha. Daarentegen is de gemiddelde prijs van bouwland met 65.800 euro per ha in het eerste kwartaal praktisch gelijk gebleven aan die in het vierde kwartaal van 2017. In het eerste kwartaal van 2018 is 11% meer grond verhandeld dan in hetzelfde kwartaal het jaar daarvoor, respectievelijk 9.900 ha en 8.900. In de laatste vier kwartalen (2017Q2-2018Q1) is in totaal 35.300 ha verhandeld, wat vrijwel gelijk is aan de mobiliteit in dezelfde periode een jaar eerder (2016Q2-2017Q1). De relatieve grondmobiliteit – het verhandeld areaal afgezet tegen het totaal areaal landbouwgrond – komt uit op 2,0%.
Bij dergelijke prijzen voor grond valt op te merken dat alleen industriële groot-landbouw mogelijk is. Er wordt nu veel gesproken over familiebedrijven in de agrarische sector, maar de vraag is of die er in de toekomst nog zijn.

Regulier pachtareaal blijft afnemen

Het areaal regulier gepachte landbouwgrond is in 2017 met bijna 16.000 ha gedaald (-6%) tot 251.000 ha. Al jarenlang neemt het reguliere pachtareaal af; vanaf 2007 met in totaal meer dan 120.000 ha. In dat jaar (2007) is de geliberaliseerde pacht ingevoerd. De kortlopende vorm daarvan (contractduur van zes jaar of minder) heeft zich sterk ontwikkeld: in tien jaar tijd is het areaal in 2017 uitgekomen op ruim 100.000 ha.

Balanswaarde land- en tuinbouw nadert de 3 miljoen euro in 2016

De kapitaalsintensiteit in de land- en tuinbouw is verder gestegen. De gemiddelde balanswaarde van de Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven is in 2016 toegenomen tot 2,9 miljoen euro. De toename is vooral veroorzaakt door de groei van de gemiddelde bedrijfsomvang en door de hogere prijs van landbouwgrond. Ruim twee derde van het balanstotaal is gefinancierd met eigen vermogen. De langlopende schulden stabiliseren zich op gemiddeld 800.000 euro per bedrijf. De solvabiliteit verschilt sterk tussen bedrijven en bedrijfstypen. Vooral dankzij de betere economische resultaten in de glastuinbouw is de solvabiliteit in de periode 2014-2016 met bijna 20 procentpunten verbeterd tot een gemiddeld niveau van boven de 50%. Vooral de grote bedrijven in de land- en tuinbouw zijn relatief zwaar gefinancierd met vreemd vermogen maar hebben ook een hogere moderniteit.

Veertig procent agrarische huishoudens onder armoedegrens

In 2016 moest 44% van de agrarische huishoudens rondkomen van een inkomen onder de lage inkomensgrens van 23.870 euro. Opvallend hierbij is dat dit hoge aandeel werd bereikt in het jaar waarin het gemiddelde inkomen per huishouden steeg naar het hoogste niveau sinds 2001 door goede resultaten in de glastuinbouw en varkenshouderij. In 2002 en 2009 lag het percentage agrarische huishoudens onder de lage-inkomensgrens ook boven de 40%, maar dat ging gepaard met gemiddeld lage inkomens. De qua aantal bedrijven grootste sector, de melkveehouderij, zag het inkomen per huishouden in 2016 flink dalen door een gemiddeld lage melkprijs. Hierdoor steeg het aandeel huishoudens onder de lage inkomensgrens bij dat bedrijfstype tot boven de 50%. In 2017 is er wel weer een sterk herstel van de resultaten geweest.

Bestedingen huishoudens aan voeding gestegen

Huishoudens besteden steeds meer geld aan voedings- en genotmiddelen in supermarkten en andere detailhandel. Het aandeel van deze bestedingen in de totale consumptieve bestedingen is stabiel. Nederlandse huishoudens gaven in 2017 circa 310 miljard euro uit aan voedings- en genotmiddelen, duurzame consumptiegoederen, energie, water, brandstoffen en diensten, waaronder horeca en catering. Aan voedings- en genotmiddelen werd bijna 46 miljard euro besteed. Dit betreft de bestedingen van consumenten in de detailhandel (onder andere supermarkten, speciaalzaken, markten en internetwinkels en non-foodwinkels). Er is 3,5 miljard euro meer besteed dan in 2013. Ruim 29 miljard euro ging op aan voedingsmiddelen als zuivel, vlees en vis, aardappelen, groenten en fruit, en brood. De rest aan genotmiddelen als consumptie-ijs, zoetwaren, dranken en tabak. De uitgaven aan voedings- en genotmiddelen bedroegen 14,7% van de totale consumptieve bestedingen aan goederen en diensten in 2017; dit aandeel is al een aantal jaar tamelijk stabiel. Uitgaven aan voeding in de horeca en recreatie worden in de uitgaven aan diensten meegerekend en komen in dit aandeel niet tot uitdrukking. Volgens de brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel waren de uitgaven aan tabak in 2016 ruim 4,2 miljard euro.

Consumptieve bestedingen van huishoudens (mld. euro), a 2013-2017

 

2013

2014

2015

2016 b

2017 b

Voedingsmiddelen

26,8

27

27,8

28,5

29,3

Genotmiddelen c

15,5

15,7

15,9

16,1

16,4

Totaal voedings- en genotmiddelen d

42,3

42,7

43,7

44,6

45,8

Totaal consumptieve bestedingen aan goederen en diensten

284,4

287,5

294,1

300,4

310,3

Aandeel (%) voedings- en genotmiddelen

14,8

14,9

14,9

14,8

14,7

a Tegen werkelijke prijzen.
b De bestedingen in euro zijn berekend op basis van gepubliceerde indexcijfers en waardemutaties.
c Inclusief tabak.
d Betreft bestedingen van consumenten via de handel of direct. Uitgaven in horeca en catering worden niet meegenomen.
Bron: CBS. Berekening: Wageningen Economic Research.

De verspilling van voedsel

In Nederland wordt ook veel voedsel verspild, zowel door producenten, detailhandel als consumenten. Overal is er afval of wordt er afval gemaakt. Bij producenten door afkeuring van producten (niet goed, niet mooi, te rijp, productieschade, etc), bij detailhandel door afkeuring van producten (schade, over de gestelde uiterste gebruiksdatum), en bij consumenten vaak door niet-gebruik en weggooien. In 2014 wordt al het verspilde voedsel geschat op 1,9 tot 2,6 miljoen ton met een gezamenlijke waarde van ongeveer vijf miljard. De verspilling door consumenten bedraagt in 2014 gemiddeld 114-157 kilo per persoon met een waarde van 287 euro per persoon. Het percentage voedsel dat voedselbanken uit de verspilcyclus weten te onttrekken bedraag 0.8 tot 1,6%.

Is er ook voedselschaarste?

Bij zoveel productiviteit rond voedsel is er in Nederland alleen maar sprake van overdaad, alsmaar meer groei en het meerdere wordt geëxporteerd naar het buitenland. We verdienen macro-economisch goed op de productie van voedsel. Micro-economisch valt het weer tegen. We leerden al dat veertig procent van de agrarische huishoudens onder de armoedegrens uitkomt in 2017. Productie van voedsel is dus voor velen geen vetpot. Consumenten hebben voedsel nodig en er is gemiddeld meer dan voldoende aanbod in Nederland. In 2017 is ook de consumptie gestegen, mede omdat mensen in de huishoudens iets meer te besteden hebben. Wie beschikt over voldoende financiële middelen, hoeft op de markt van voedsel niets te kort te komen. En ook niet op de markt van aangeboden diensten rond voedsel (de horeca en recreatie sector). Tegelijk leren armoedecijfers al jarenlang dat er een groep huishoudens is, dat onvoldoende inkomen heeft om al die overdaad aan voedsel te kunnen kopen. De laatste tien jaar schommelen de cijfers over de groep arme huishoudens rond de tien procent van de 7,2 miljoen huishoudens. Bij deze cijfers is geen rekening gehouden met huishoudens met achterstallige betalingen en schulden, buiten de hypotheek om. De meest recente schuldencijfers spreken over 1,2 miljoen huishoudens, waarvan 750.000 worden omschreven als huishoudens met problematische schulden. Er is van deze huishoudens een bepaalde overlap met arme huishoudens. En ook weer niet. Wie alle cijferbrij doorneemt van verschillende bronnen, kan komen tot een aanname van 15-20% huishoudens in armoede. Dat is in 2016 de lage inkomensgrens van 23.870 euro. In deze huishoudens zijn er onvoldoende financiële middelen om mee te doen aan de voedselconsumptie. En in die huishoudens is dus voedselschaarste.

Voedselbanken en hun omzet

De lage inkomens en hun financiële onvermogen om naar behoefte mee te kunnen doen aan de voedselconsumptie heeft vanaf 2002 geleid tot het ontstaan van voedselbanken. Het systeem is eenvoudig. Waar er te veel van is, en dat is er vaak van voedsel, wordt een manier van inzamelen ontwikkeld om wat teveel is of wat dreigt weggegooid te worden in te zamelen. Dat komt binnen bij de voedselbankorganisatie, die met verdeelstations in heel Nederland het verzamelde voedsel uitdeelt aan huishoudens die te weinig hebben.
Aan de site van voedselbanken Nederland ontlenen we ook cijfers.
https://voedselbankennederland.nl/wp-content/uploads/2018/08/Feiten-en-Cijfers-per-31-12-2017-DEF.pdf
Er zijn eind 2017 in Nederland 8 distributiecentra, 168 voedselbanken met 630 uitgiftepunten. Voedselbanken zijn in 2017 in 96% van de burgerlijke gemeenten aanwezig.
In Nederland leeft meer dan anderhalf miljoen mensen onder de armoedegrens. De voedselbanken helpen de armsten door ze tijdelijk te voorzien van voedselpakketten. De voedselbanken werken samen met bedrijven, instellingen, overheden en particulieren. Zo zorgen we er samen voor dat armoede wordt bestreden, voedseloverschotten verdwijnen en het milieu minder wordt belast. Met als motto: “Oog voor voedsel, hart voor mensen”.
In 2017 werden door de inzet van 11.000 vrijwilligers wekelijks bijna 40.000 voedselpakketten vanuit 168 lokale voedselbanken uitgedeeld en waren ongeveer 132.500 Nederlanders afhankelijk van de voedselbank. De circa 40 miljoen uitgedeelde producten vertegenwoordigen een waarde van 60-80 miljoen euro. De operationele kosten van het samenstellen van een voedselpakket (inzamelen, distribueren, klaarzetten, uitdelen) bedragen 5 euro per pakket. De prijs is laag omdat er met zoveel vrijwilligers gewerkt wordt.

Hub Crijns, oud directeur van landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken (DISK)
Met veel dank aan de Universiteit Wageningen en Voedselbanken Nederland

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Voedsel en armoede' te gaan.

Afdrukken

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media