De verduisterde wereld achter het brein
Kanttekeningen bij Mobility Mentoring als nieuwste vorm van schuldhulpverlening
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Schulden vormen een groeiend probleem in onze samenleving: voor mensen met schulden en hun omgeving, voor schuldeisers, voor bedrijven, voor overheden. Van de 7 miljoen huishoudens in Nederland hebben 1,5 miljoen huishoudens te maken met betalingsproblemen, waarvan de helft met ernstige betalingsproblemen. Veel bestuurders, beleidsmensen en hulpverleners die met het vraagstuk van verschulding worstelen, hebben hun hoop gevestigd op een nieuwe aanpak, Mobility Mentoring. Nadja Jungmann en Peter Wesdorp, die beiden verbonden zijn aan het Lectoraat Schulden en Incasso van de Hogeschool Utrecht, schreven er in 2017 een boek over (1). De ondertitel van dit boek vat de pretentie ervan heel kort samen: Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak van armoede en schulden. Mobility Mentoring lijkt de probleemaanpak te zijn waarop iedereen zat te wachten. Overal in het land worden lezingen en trainingen gegeven. Volle zalen. Breinwetenschap is een hype. Maar de wereld achter het brein raakt erdoor verduisterd. Hoogste tijd voor enkele kritische kanttekeningen.
Mobility Mentoring
In de inleiding van hun boek over de nieuwe, betere, aanpak van armoede en schulden geven Nadja Jungmann en Peter Wesdorp aan, dat Mobility Mentoring het onderwerp armoede combineert met de laatste inzichten vanuit de hersenwetenschap over de effecten van schaarste en armoede en de ontwikkelbaarheid van hersenfuncties. Deze nieuwe aanpak helpt mensen bij het oplossen van hun financiële en sociale problemen. De auteurs geven aan dat ze deze aanpak op het spoor zijn gekomen na het lezen van het boek Schaarste (2). Dat is een Amerikaans boek uit 2013 waarin de econoom Sendhil Mullainathan en de psycholoog Eldar Shafir aan de hand van allerlei experimenten laten zien hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Zij onderzochten ook de gevolgen van armoede en kwamen tot de conclusie dat mensen die in armoede leven en schaarste ervaren, van dag tot dag leven, onverstandige beslissingen nemen en lijden aan tunnelvisie. Het gevolg is dat zij vaak niet meer goed in staat zijn om doelgericht en probleemoplossend te handelen. Op basis van deze inzichten heeft een organisatie voor sociaal werk in de Verenigde Staten de methode Mobility Mentoring ontwikkeld. Dat is een vorm van ‘brain science informed coaching’, begeleiding die gebruik maakt van inzichten uit de hersenwetenschap. Het doel is mensen te begeleiden naar economische zelfstandigheid. Jungmann en Wesdorp wijzen erop dat steeds meer landen en steden ertoe overgaan de sociale problematiek op deze wijze aan te pakken.
Een bril die nieuwe inzichten oplevert
Hulpverleners krijgen te maken met gedrag van cliënten dat de problemen alleen maar groter maakt of in ieder geval de oplossing ervan bemoeilijkt. Veel hulpverleners weten niet hoe hiermee om te gaan. De hersenwetenschap heeft het antwoord. Ten gevolge van de stress die mensen ervaren bij schulden en armoede raakt de bedrading in de hersenen verstoord. Het is niet zo dat mensen niet gemotiveerd zijn; het is eerder een kwestie van onvermogen. Door met behulp van Mobility Mentoring anders om te gaan met het improductieve gedrag van cliënten, hopen Jungmann en Wesdorp een beweging op gang te brengen die het hele sociaal domein gaat veranderen. “Het is een manier van kijken naar de werkelijkheid, het opzetten van de bril waarmee de hersenwetenschap naar sociale problematiek kijkt. Een bril die nieuwe inzichten oplevert, die leidt tot andere probleemanalyses en andere oplossingsrichtingen. En een die verklaart waarom klanten afspraken vaak vergeten of om andere redenen niet nakomen, waarom ze soms snel opgeven, weinig flexibel zijn en vaak snel boos worden. Een bril die een verklaring biedt voor al die gedragspatronen waar professionals dagelijks mee worstelen en die zij, in het licht van de nieuwe inzichten, misschien te vaak als ongemotiveerd bestempelen. Mobility Mentoring biedt professionals nieuwe perspectieven om het gedrag van hun cliënten met meer compassie te beschouwen en tegelijkertijd de dienstverlening zo te herijken dat deze effectiever en efficiënter wordt.” (pag. 67)
De breinarchitectuur herstellen
In de publicatie over Mobility Mentoring wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de werking van de hersenen met extra aandacht voor de prefrontale cortex als ‘de algemene directeur’ van het brein (pag. 17). Uiteengezet wordt dat mensen die langdurig blootgesteld worden aan stress vanwege schaarste, een andere breinarchitectuur ontwikkelen. Deze is niet geschikt om mee te kunnen in de gangbare samenleving. “Functies als impulsbeheersing, werkgeheugen en mentale flexibiliteit zijn cruciaal om succesvol te kunnen zijn in de huidige maatschappij.“ (pag. 14) De mentale vermogens om probleemoplossend te werken en eigen verantwoordelijkheid te nemen zijn beperkt. “Mobility Mentoring is de professionele praktijk die mensen met schulden helpt om na verloop van tijd de middelen en vaardigheden te verwerven en de gedragsveranderingen te realiseren die noodzakelijk zijn om economisch zelfredzaam te worden en te blijven.” (pag. 27) Deze professionele praktijk wordt ondersteund met instrumenten die gebaseerd zijn op inzichten uit de hersenwetenschappen over de effecten van stress. Het gaat om instrumenten als het sturen van reminders, het maken van to-do-lijstjes, het geven van (financiële) beloningen. Dat zijn vormen van structurerende ondersteuning waarmee cliënten worden begeleid (mentoring) om zich op de Brug naar Zelfredzaamheid (the Bridge to Self-Sufficiency) stap voor stap te bewegen (mobility) in de richting van het uiteindelijke doel: economische zelfredzaamheid.
Paden naar economische zelfredzaamheid
Om stap voor stap economisch (weer) zelfredzaam te worden en duurzaam te kunnen leven zonder geldstress, moet op vijf levensdomeinen in samenhang een aantal stappen worden gezet. Die vijf domeinen zijn: gezinsstabiliteit, welzijn, financieel management, opleiding en carrière. Dat zijn de vijf pijlers onder de brug naar zelfredzaamheid. Aan de hand van de ervaringen van andere hulpvragers die het gelukt is het gestelde doel te bereiken, wordt cliënten duidelijk gemaakt dat ook zij hun dromen waar kunnen maken: “Dat een koophuis, een beter betaalde baan, stabiliteit voor kinderen doelen zijn die deelnemers - als ze er hard voor werken - ook kunnen realiseren.” (pag. 42) Dat is de kern van het EMPath-hulpverleningsprogramma, Economic Mobility Pathways, paden waarlangs cliënten zich moeten bewegen om economische zelfstandigheid te bereiken, af te leggen trajecten op de brug naar zelfredzaamheid. “De brug compenseert allereerst de beperkingen in het probleemoplossend vermogen van deelnemers. Later fungeert de brug als een belangrijk coachinginstrument en als instrument dat vooruitgang inzichtelijk maakt.” (pag. 27) Mogelijk moet de Brug naar Zelfredzaamheid worden aangepast aan de Nederlandse situatie: meer werken met beloning voor gewenst gedrag in plaats van straf voor ongewenst gedrag en niet de schadelastbeperking voor instanties centraal stellen, maar het langetermijnperspectief op economische zelfredzaamheid van de cliënt en diens huishouden. Mogelijk moeten dus enkele pijlers worden aangepast, maar de compenserende en sturende werking van de Brug naar Zelfredzaamheid blijft hetzelfde. “De brug is nadrukkelijk bedoeld als hulpmiddel voor de cliënt om geïntegreerde toekomstgerichte beslissingen te nemen. De cliënt kan zichzelf op de pijlers van de brug positioneren en het pad uitstippelen naar economische mobiliteit en onafhankelijkheid. Deelnemers omschrijven de Bridge to Self-Suffciency als hun ‘dashboard voor het leven’. Het stelt hen in staat om zelf de regie te nemen en is een hulpmiddel waarmee het beroep op de executieve functies wordt beperkt, omdat het de besluitvorming ondersteunt.” (pag. 69)
Armen moeten weer in beweging komen
Het blijven zitten waar je zit, het niet in beweging komen is een typisch gedrag van armen. Het eerste grondbeginsel van Mobility Mentoring is dat dit en ander typisch gedrag van armen niet de oorzaak is van hun armoede maar een gevolg. “In de reguliere armoedebestrijding worden beperkte zelfregulatie, een laag geloof in eigen kunnen en geringe motivatie vaak aangewezen als (mede)oorzaken van armoede. Naast eventuele levensgebeurtenissen, zoals een scheiding of werkloosheid waardoor mensen minder geld te besteden hebben, bieden ze een verklaring voor het verschijnsel dat mensen met financiële problemen vaak niet (voldoende) in beweging komen. In Mobility Mentoring worden deze cruciale zaken niet als oorzaken maar als gevolgen van armoede beschouwd. De redenering luidt dat armoede bijdraagt aan een typische manier van functioneren. Denk in dat kader onder meer aan de korte termijnfocus, moeite met doelen stellen en flexibel handelen of doorzetten. Het idee is dat de typische manier van handelen in armoede geleidelijk en in interactie ontstaat met stress en geldtekort. Voor de mentoren is dat de aanleiding om veel aandacht te besteden aan de impact die chronische stress heeft op gedrag.” (pag. 48) Voor cliënten is het van belang te onderkennen dat hun gedrag een gevolg is van stress die hun hersenen gijzelt en het goed functioneren ervan vermindert. “Deelnemers leren op deze manier hun eigen gedrag beter begrijpen. Daardoor ontstaat de ambitie om stress te beperken en (weer) succesvol te worden.” (pag. 10)
Mobility Mentoring is aantoonbaar effectiever
In Amerikaanse onderzoeken is Mobility Mentoring vergeleken met andere methodieken. De vergelijking vond plaats op 21 aspecten, waaronder financieel management, inkomensstabiliteit, woonstabiliteit, vertrouwen in ouderschapsvaardigheden, emotioneel welzijn, gezonde leefstijl, conflictmanagementvaardigheden en doelen stellen. Uit die vergelijking komt Mobility Mentoring als winnaar naar voren: deze methodiek is effectiever, levert op een periode van 5 jaar een aanzienlijke besparing op per deelnemer, en mede dankzij het werken met beloningen wordt meer uitstroom gerealiseerd en wordt een hoger inkomen bereikt.
De auteurs benadrukken dat mentor zijn iets anders is dan casemanager zijn of coach. Bij de casemanager gaat het vaak om het bereiken van doelen die de organisatie stelt. De coach is gericht op het behalen van een specifiek doel in een korte tijd. De mentor geeft begeleiding vanuit een breder perspectief gedurende een langere periode. “Het doel van de mentor is niet zozeer om de cliënt te helpen de doelen te bereiken, maar de cliënt te leren om zelf de doelen te bereiken en dit uiteindelijk zonder de mentor te kunnen. In het geval van Mobility Mentoring gaat het bijvoorbeeld om het aanleren van probleemoplossings -en doelbepalingsvaardigheden (executieve functies) die nodig zijn om succesvol te kunnen functioneren. (…) Mentoren zijn niet zozeer gericht op het oplossen van een probleem, maar veel meer op het aanleren van probleemoplossende vaardigheden.” (pag. 73) Mentoring vraagt daarom aparte training, aldus de auteurs.
Kanttekeningen
De hiervoor kort samengevatte methodiek van Mobility Mentoring kan worden voorzien van een aantal kanttekeningen: het maatschappelijk vraagstuk van verarming en verschulding wordt verindividualiseerd; de bevindingen over het gedrag van mensen met schulden zijn helemaal niet zo opzienbarend en nieuw; het is een kritiekloze vorm van hulp aan mensen, deels slachtoffers, om zich integraal te voegen in het gangbare bestel; de suggestie wordt gewekt dat mensen eigen doelen stellen, maar ze worden op een voorgeprogrammeerde route gezet; enige kritiek op de huidige consumentensamenleving ontbreekt; en er wordt geleund op een te eenzijdig verhaal over de ijzeren logica van de schaarste.
Individualisering van maatschappelijk vraagstuk
De ondertitel van dit boek over Mobility Mentoring luidt: Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak van armoede en schulden. Die aanduiding suggereert dat het armoede- en schulden-vraagstuk wordt aangepakt. Dat is echter niet het geval. Het maatschappelijk vraagstuk van armoede en schulden blijft als zodanig in stand. Wel wordt een deel van de mensen die met dit vraagstuk te maken hebben, geholpen om de problematische gevolgen ervan op individueel niveau op te lossen of ermee om te gaan of, als het meezit, zich eruit weg te werken. Mobility Mentoring is een hulpverleningsaanpak die het maatschappelijk vraagstuk van verarming en verschulding als zodanig niet aanpakt.
In dit verband is het verhelderend het boek De sociologische visie nog eens uit de boekenkast te halen. In deze studie, die 60 jaar geleden geschreven werd door de Amerikaanse cultuurcriticus C. Wright Mills, wordt onderscheid gemaakt tussen ‘persoonlijke moeilijkheden’ en ‘algemene vraagstukken van de sociale structuur’ (3). Moeilijkheden doen zich voor in de persoonlijkheid van het individu en de oplossing ervan ligt ook binnen het individu. Vraagstukken zijn veelomvattender. Ze hebben te maken met de structuur van de samenleving en vaak is er sprake van een crisis in institutionele regelingen. Volgens Mills is het onderscheid tussen moeilijkheden en vraagstukken “een essentieel werktuig van de sociologische verbeeldingskracht en een kenmerk van elk klassiek sociaal-wetenschappelijk werk.” (pag. 12) Hij verduidelijkt dit aan de hand van het volgende voorbeeld. “Als in een stad met honderdduizend inwoners slechts één man werkloos is, dan is dat zijn persoonlijke moeilijkheid en om deze moeilijkheid op te lossen, doen we er goed aan ’s mans karakter, zijn bekwaamheden en zijn directe kansen in aanmerking te nemen. Maar als op een bevolking van 50 miljoen werknemers er 15 miljoen werkloos zijn, dan is dat een vraagstuk en we mogen niet verwachten de oplossing ervan te vinden binnen de reeks van kansen die er voor iemand persoonlijk aanwezig zijn. Het is nu juist de structuur der kansen die ineen is gestort. Zowel de juiste afbakening van het probleem als de scala van mogelijke oplossingen dwingen ons de economische en politieke instellingen van de samenleving in beschouwing te nemen, en niet slechts de persoonlijke omstandigheden en het karakter van enkele los van elkaar staande individuen.” (pag, 13/14). In het boek over Mobility Mentoring en in de studie waarop deze methodiek stoelt, het boek over schaarste, ontbreekt iedere verwijzing naar de bredere context van de economische en politiek aard van de hedendaagse samenleving.
Divosa, de organisatie van de gemeentelijke sociale diensten, heeft onlangs een rapport uitgebracht met de voornaamste feiten en cijfers uit onderzoeken over armoede en schulden in Nederland (4). Daaruit blijkt dat 1,5 miljoen huishoudens – dat is 1 op iedere 5 huishoudens – risicovolle schulden heeft. De helft ervan, zo’n 7000.000 huishoudens, heeft ernstige problemen. Dan mag je niet verwachten dat hulpverlening aan individuele huishoudens die hierdoor in moeilijkheden zijn geraakt, een adequaat antwoord is op dit samenlevingsvraagstuk, ook al wordt die hulpverlening verbeterd met behulp van inzichten uit de hersenwetenschap. Dat geldt temeer als moet worden vastgesteld dat van de 700.000 huishoudens met ernstige schuldproblemen er slechts 95.000 zich gemeld hebben bij de schuldhulpverlening (5).
Niks nieuws onder de zon
Stress-sensitief werken is de nieuwste mode in het sociaal domein. Hulpverleners gaan naar prijzige congressen of volgen dure cursussen om zich bij te laten praten over de doorwerking die geldstress heeft op het gedrag van mensen en te leren wat geldzorgen doen met het functioneren van mensen. Stress-sensitief werken wordt verkocht als het hulpmiddel bij uitstek om mensen die leven in armoede echt verder te helpen. Als aanprijzer van het zoveelste congres waarin armoede en schulden worden doorgrond, wordt meegedeeld dat de afgelopen jaren steeds meer wetenschappelijke kennis beschikbaar is gekomen over de doorwerking van aanhoudende geldstress. Wat die kennis is wordt vervolgens als volgt omschreven: “Zo gaat men meer bij de dag leven en heeft meer moeite om emoties en verlangens te reguleren.” (6) De hersenwetenschap maakt duidelijk dat dit ligt aan de verminderde hersenontwikkeling vanwege het langdurig, vaak van kind af aan, bloot staan aan stress. Daardoor zijn mensen minder in staat om doelgericht te handelen. Er is dus geen sprake van onwil of ongemotiveerdheid; het is de andere hersenstructuur die mensen parten speelt. Tegelijk helpt de hersenwetenschap om helper en geholpene te laten ontdekken dat doelgericht handelen ook op oudere leeftijd nog aangeleerd kan worden.
Is dat zo’n baandoorbrekend inzicht? In de jaren 70/80 van de vorige eeuw kwamen overal in het land groepen mensen met een (te) laag inkomen bij elkaar om ervaringen uit te wisselen, elkaar te ondersteunen en actie te voeren voor een verbetering van hun situatie. Aan de hand van eigen dagelijkse ervaringen werd duidelijk gemaakt wat rondkomen met een minimaal inkomen met mensen doet, hoe dag in dag uit alle energie gestoken moet worden in het moeten rondkomen en hoe men alsmaar moet rekenen en rekenen en zit te zeiken over geld. Die ervaringen werden omschreven als ‘de obsessie van niks’ (7). Naast deze eigen ervaringen van mensen zijn rond de eeuwwisseling diverse studies verschenen over overlevings- en bestaansstrategieën van arme mensen. Een aantal van deze studies liet zien hoe arme mensen als aanvulling op het schraler wordende armoedebeleid eigen steunnetwerken van informele sociale zekerheid wisten op te bouwen (8). Naast het positieve beeld van ‘het redden ondanks alles’ en het ontwikkelen van ‘eigen sociaal kapitaal’ was er ook een studie waarin mensen aan het woord kwamen die dag in dag uit moesten ‘tobben’ om het hoofd boven water te houden en overeind te blijven in hun situatie van permanent geldgebrek (9). In het voorwoord van deze studie wordt de situatie van deze mensen als volgt omschreven: “Ook deze mensen ontwikkelen overlevingsstrategieën, niet uit creativiteit, maar uit pure ellende en noodzaak. Die uit nood geboren overlevingsstrategieën helpen lang niet altijd en zijn ook langt niet altijd positief. Het zijn vaak noodgrepen, eerste reacties op korte termijn; ze verlichten de acute armoedepijn van dat moment, maar nemen ze niet weg, integendeel bevestigen en versterken de pijn en ellende vaak nog.“
In deze benadering klinkt de betrokkenheid, bewogenheid, de solidariteit en maatschappelijke kwaadheid door van een wetenschapper die in veel arme huishoudens aan de keukentafel heeft zitten luisteren, die zo’n vertrouwensband met deze mensen heeft weten op te bouwen dat ze haar inzicht hebben gegeven in hun geleefde dagelijkse werkelijkheid. Beter dan welke wetenschappelijke uiteenzetting over de verminderde werking van het brein is de weergave van deze dagelijkse pijn en moeite van mensen in staat om hulpverleners vertrouwd te maken met het overlevingsgedrag van arme mensen en sensitief voor de noodzaak om samen met hen te vechten voor volwaardig burgerschap voor àlle mensen. Waar tegenwoordig de inzichten van de hersenwetenschap vooral ingezet worden om stap voor stap het eigen gedrag van arme mensen te verbeteren, was twintig tot dertig jaar geleden het uitwisselen en opschrijven van de dagelijkse ervaringen van armen vooral bedoeld als ondersteuning van de strijd tegen het onrecht van het voortbestaan van armoede in een rijke samenleving. Niettemin waren ook de studies over het overlevingsgedrag van armen eerst en vooral bedoeld om mensen te helpen het hoofd boven water te houden en de inzet en energie op te blijven brengen die dit van hen vraagt.
Helpen zonder protest
Nadja Jungmann en Peter Wesdorp die Mobility Mentoring in Nederland geïntroduceerd hebben en hulpverleners bekend maken met deze aanpak, weten ook wel dat in veel gevallen maatschappelijke problemen mede oorzaak zijn van problematische schulden. Ze gaan echter niet in op die maatschappelijke problemen als vraagstukken waar de samenleving mee worstelt; ze volstaan met de constatering dat dergelijke problemen stress veroorzaken bij mensen en dat stress verhindert dat mensen adequaat met deze problemen om (kunnen) gaan. Een typerend citaat uit hun publicatie over Mobility Mentoring: “Een leven in armoede gaat gepaard met veel psychische problemen. Het gebrek aan geld veroorzaakt een noodzaak om de eindjes aan elkaar te knopen. Dit leidt tot het besef dat er in financieel opzicht geen ruimte is om fouten te maken. Naast de financiële stress gaat armoede vaak samen met andere risico-factoren die (chronische) stress veroorzaken, zoals een slechte woonomgeving, werkloosheid, instabiele gezinnen, slechtere gezondheid, huiselijk geweld en verhuizingen. Ook stressfactoren die leiden tot negatieve emoties (vijandigheid, angst, gebrek aan zelfvertrouwen, schaamte, verdriet, neerslachtigheid) kunnen ontstaan door financiële stress. Dit zijn factoren die al dan niet cumuleren.” (10) De aandacht gaat niet naar de omstandigheden die mensen in de stress brengen, maar de aandacht wordt gericht op de vraag hoe mensen met de stress omgaan teneinde zelf een beter persoonlijk antwoord te kunnen geven op de negatieve omstandigheden en als het kan eruit weg te springen. Dat de omstandigheden daarmee blijven voortbestaan is kennelijk geen punt van aandacht voor het proces van hulpverlening via Mobility Mentoring. Daarmee gebeurt precies wat de Duitse socioloog Ulrich Beck al in 1986 signaleerde: armoede wordt niet meer opgevangen in sociale structuren en politieke verbanden van bijvoorbeeld de arbeidersklasse; ze komt daar los van te staan, verdwijnt in individuele personen en neemt daar een verscherpte vorm aan. Daarmee zijn verarming en verschulding nog niet weg; integendeel, in deze verschijnselen komt tot uiting hoe massaal de bestaansonzekerheid is geworden in het kapitalisme van de verzorgingsstaat (11). Verarming en verschulding worden echter niet meer beleefd en benoemd als maatschappelijke vraagstukken; ze worden verpsychologiseerd.
Mobility Mentoring is helpen zonder protest. Daarmee verschilt het hemelsbreed van het helpen onder protest dat in de jaren tachtig door de Raad van Kerken en de Arme kant van Nederland werd gepropageerd en dat door hulpverleners van alle gezindten in praktijk werd gebracht. Dominee W.R. van der Zee, algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, vatte dat in 1987 kernachtig samen door te zeggen dat de kerken geen liefdadigheid willen, maar gerechtigheid. Armoede werd in niet mis te verstane bewoordingen openlijk aan de kaak gesteld als onrecht. Er werd op velerlei wijze hulp verleend aan armen en aan mensen met problematische schulden, maar daarbij werd nadrukkelijk gezegd dat het helpen plaatsvond onder protest. Het ging niet uitsluitend om individueel leed op te vangen en te verzachten. Ook de hulpverleners vonden dat er structurele oplossingen moesten komen en dat het een plicht was van de politiek om daarvoor te zorgen. De concrete noden en behoeften van arme mensen werden wetenschappelijk in verband gebracht met de economische wetmatigheden van de ‘totale markt’ en het armoedeprobleem werd maatschappelijk benoemd als een roep om gerechtigheid (12).
De praktische hulpverlening koppelen aan politiek en maatschappelijk verzet. Dat is een benadering die men bij Mobility Mentoring niet tegenkomt. Daar gaat het eerder om een therapeutische aanpak. Sociale problemen worden letterlijk in de mensen zelf geplaatst, in hun hoofd, hun hersenen.
Integrale aanpassing
Gezien de doelstelling van de hulpverleningsmethodiek Mobility Mentoring is er geen enkele aanleiding deze hulp te vergezellen van politieke of maatschappelijke protestverhalen. Het helpen middels Mobility Mentoring is er juist op gericht om mensen (weer) mee te laten doen in de huidige samenleving. Mensen worden begeleid om stap voor stap hun hersenstructuur weer een beetje op orde te brengen, opdat functies als impulsbeheersing, werkgeheugen en mentale flexibiliteit enigszins hersteld worden, want die “zijn cruciaal om succesvol te kunnen zijn in de huidige maatschappij.“ (pag. 14). Opgemerkt wordt dat deze dienstverlening aan cliënten het beste werkt als deze plaatsvindt in een stressverminderende omgeving. Het woord ‘omgeving’ slaat daarbij niet op betere arbeidsomstandigheden, een fatsoenlijk inkomen, een minder vochtige woning of een samenleving met meer rechtvaardige verhoudingen. Als bij Mobility Mentoring over ‘een stressverminderende omgeving’ wordt gesproken, gaat het over de inrichting van de spreekkamer (geen hoge balies en geen tl-verlichting) en over het tijdstip waarop het gesprek moet plaatsvinden (liefst in de ochtend, dan zijn mensen beter in staat lastige verbanden te doorzien). (pag. 9)
Het leggen van verbanden tussen verschillende levensdomeinen is een belangrijk onderdeel van de methodiek van Mobility Mentoring. De levensdomeinen grijpen in elkaar, hangen met elkaar samen en daarom moet in het hulpverleningsproces op elk van die domeinen afzonderlijk en op alle domeinen tezamen stappen worden gezet. Om dat voor elkaar te krijgen is een instrument ontworpen, namelijk de brug naar economische zelfredzaamheid. De samenhangende levensdomeinen zijn de pijlers die deze brug schragen. Dat zijn er vijf: familiestabiliteit (in het bijzonder huisvesting en zorg voor kinderen); welzijn (in het bijzonder psychische en fysieke gezondheid en sociale steunnetwerken); onderwijs en training; financieel management (in het bijzonder schulden en spaargeld); werk en carrièremanagement (in het bijzonder salarisniveau).
In het meten van de resultaten die met Mobility Mentoring worden geboekt, komen die levensdomeinen weer terug in de vorm van meetpunten als financieel management, inkomensstabiliteit, woonstabiliteit, volwasseneneducatie, ouderschapsvaardigheden, emotioneel welzijn, gezonde leefstijl. Dat zijn hoedanigheden en vaardigheden die nodig zijn om mee te komen en overeind te blijven in de huidige samenleving. In die zin is Mobility Mentoring een methodiek van integrale aanpassing in het bestaande economische model. En laat dat nu juist het model zijn waar veel van de te begeleiden mensen uitgevallen of uitgezet zijn. Het terugbrengen van mensen in het peloton, verandert niet de richting en het tempo van de af te leggen route. Onderkend wordt dat er ook in Nederland banen zijn waarmee geen fatsoenlijk inkomen verdiend kan worden. Het is prima dat de mentor mensen blijft begeleiden totdat ze een baan gevonden hebben waarmee ze wel voldoende inkomen kunnen verwerven. Maar die pulpbanen verdwijnen daarmee niet. Iemand helpen daaruit weg te springen is als het ware plaats maken voor iemand anders die onderbetaald kan worden. Mede dankzij zo’n puur individuele aanpassingshulp kan het bestaande bestel in stand blijven.
Zelf doelen stellen op een voorgeprogrammeerde route
Een centraal element in Mobility Mentoring is het stellen van doelen en het werken aan het bereiken van deze toekomstgerichte doelen. De aanprijzers van deze methodiek willen ons doen geloven dat de cliënt zijn/haar eigen doelen stelt. Tegelijk wordt gesteld dat professionals de regie voeren en dat het gaat om doelen die instanties aan cliënten opleggen. “Het sturen van reminders, maken van to-do-lijstjes en andere structurerende ondersteuning stellen mensen juist in staat om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Mobility Mentoring helpt professionals inzichtelijk te maken wie wel gemotiveerd is, maar niet kan voldoen aan datgene wat we vragen. De aanpak biedt ook mogelijkheden om te verkennen hoe (financiële) beloningen kunnen bijdragen aan de realisatie van de individuele doelen van deelnemers en beleidsdoelen die de begeleidende organisaties stellen.” (pag. 10). Het gaat erom succesvol te zijn in de huidige maatschappij (pag. 14). Vanuit dat overkoepelende doel is de brug naar economische zelfredzaamheid gebouwd en zijn de dragende pijlers onder deze brug geplaatst. Binnen die vastgezette kaders mag de client zelf doelen stellen. Die eigen gekozen doelen hebben betrekking op het verwerven van de middelen en vaardigheden en het realiseren van de gedragsveranderingen die noodzakelijk zijn om economisch zelfredzaam te worden en te blijven. (pag. 27) Let wel, het gaat om de middelen/vaardigheden en de gedragsveranderingen: de bestemming van de brug en de dragende pijlers ervan – gezinsstabiliteit, welzijn, financieel management, opleiding en carrière – liggen vast. Mobility Mentoring is een methodiek om een hersenstructuur die vanwege stress anders – lees: minder – ontwikkeld is, te compenseren, zodat cliënten toch mogelijkheden hebben om “het gevraagde gedrag te vertonen”. (pag. 67). Het gaat dus duidelijk om gevraagd gedrag.
De suggestie dat de client zelf doelen stelt past helemaal in de opkomst van de nieuwe verzorgingsstaat die mensen aanzet om zich via actieve zelfzorg en permanente mobiliteit te ontwikkelen tot markconforme subjecten die in staat zijn mee te komen in de huidige maatschappij, die overigens drijft op het maken van steeds meer schulden.
Hoe problematisch is het maken van schulden?
Na de Tweede Wereldoorlog is met behulp van de gevoerde geldpolitiek stap voor stap een consumentensamenleving opgebouwd. In eerste instantie werd die betaald met inflatie, naderhand met staatsverschulding en nog later met het verstrekken van privékredieten. We leven riant van geld dat eigenlijk niet voorhanden is en dat nog verdiend moet worden. Met het scheppen van geld werd groei- en welvaartsillusie geschapen. De Duitse socioloog Wolfgang Streeck wijst erop dat bij elk van deze ‘oplossingen’ de loonafhankelijken nederlagen hebben geleden en het proces van liberalisering verder kon worden doorgedrukt. Bij de inflatie boekte de vakbonden in aan macht, het stakingsrecht werd ingeperkt en er ontstond een blijvende werkloosheid. Door de staatsverschulding werden sociale burgerrechten aangetast en werden levensvoorzieningen geprivatiseerd. Dat proces van verslechteringen wordt verder doorgezet om gevolgen van het ‘op de pof gefinancierd consumentisme’ op te lossen. Streeck laat zien dat het proces van de verdeling van de welvaart steeds verder af komt te staan van de leefwereld van mensen: eerst ging het om loonconflicten in bedrijven, vervolgens om verkiezingen van landelijke politici, daarna om private krediet- en verzekeringsmarkten en tegenwoordig om de volledig op afstand staande internationale financiële diplomatie. Die ontwikkeling gaat gepaard met een toename van de verschillen tussen rijk en arm en een groei van het aantal huishoudens dat worstelt met problematische schulden. In het begin konden ongelijkheden in de verdeling van de welvaart nog worden verzacht door de overheid die via sociale politiek de markt ‘temde’, de scherpe kantjes ervan afhaalde. Dat is echter steeds minder het geval, omdat de politiek intussen ondergeschikt is gemaakt aan de markt (13).
De omvang van de schulden neemt wereldwijd toe. In de economieën van veel landen wordt het probleem van grote verschulding opgelost met het maken van nog grotere schulden. Dat wordt niet als een probleem ervaren. Schulden worden pas problematisch als er geen aflossingscapaciteit meer is, als het geldsysteem niet meer gevoed kan worden. Dan worden staten onder druk gezet om bezuinigingen door te voeren die diep ingrijpen in de leefwereld van mensen. Mobility Mentoring helpt mensen met problematische schulden om zich (weer) de hoedanigheden en vaardigheden eigen te maken die nodig zijn om zich te voegen naar het regime van de ‘losgeslagen markt’. Zolang dat niet het geval is blijven ze buitengesloten van de samenleving der consumenten en moeten ze een eigenschap leren die eigenlijk funest is voor het functioneren en het voortbestaan van de consumentensamenleving. Ze moeten zuinig leven met hetgeen ze hebben in plaats van constant nieuwe spullen te kopen waarvan gesuggereerd wordt dat ze je gelukkig maken. Maar nog voordat je ze goed en wel uitgepakt hebt, moeten die alweer vervangen worden door nog fraaiere en betere exemplaren, want die kunnen je pas echt het geluk brengen, hetgeen ook al de belofte was van de oude spullen.
Mobility Mentoring leidt mensen terug naar een samenleving waarin het hebben van onvervulbare behoeften tot levensnoodzaak is geworden, voor individuele mensen én voor de samenleving als geheel. Naast alle aandacht die nu – al dan niet met behulp van de hersenwetenschap – gericht wordt op het (her)opvoeden van mensen die in problematische schulden zijn gekomen, zouden er ook, meer dan thans gebeurt, vraagtekens geplaatst mogen worden bij de wenselijkheid en houdbaarheid van een systeem dat mensen verplicht tot kopen om mee te doen in de samenleving der consumenten: buy or die! In deze samenleving lijkt kopen meer vrijheid te geven dan kiezen en wat we doen in de winkel lijkt ons leven meer te bepalen dan onze activiteiten in de publieke sfeer (14).
Een ander verhaal over schaarste
Tenslotte nog een korte kanttekening bij het boek waarop de methodiek van Mobility Mentoring stoelt, te weten de Amerikaanse studie over schaarste van de econoom Sendhil Mullainathan en de psycholoog Eldar Shafir. Zij gaan uit van het idee dat de mens een onbeperkte hoeveelheid verlangens en behoeften heeft en dat de middelen om deze te bevredigen beperkt zijn. Dat tekort aan middelen voor onvervulde verlangens/behoeften neemt volledig bezit van je geest en als je daar langer mee te maken hebt gebeurt er iets in je hersenen. Dat is de ijzeren logica van de schaarste en mensen kunnen niet anders dan zich voegen naar die logica.
De vraag is of die logica zo dwingend is als de Amerikaanse studie ons wil doen geloven. Er zijn studies die een heel andere kijk op schaarste ontwikkelen (15). Het kennis nemen van deze studie zou de schuldhulpverlening kunnen behoeden voor de eenzijdigheid waarmee ze zich nu richt op het aanpassen van mensen aan het heersende marktbestel. Als aanvulling op deze aanpassende eenrichtingsweg zou er mogelijk ook ruimte gevonden worden voor de ondersteuning van groepen die zich proberen los te maken van het heersende marktsysteem en wegen zoeken naar systemen van zelfverzorging, naar productie voor eigen gebruik en naar directe uitwisseling van gebruiksgoederen zonder de omweg van de markt die beheerst wordt door de geldeconomie. Daarmee zou ook in de schuldhulpverlening niet langer sprake zijn van een totale fixatie op oplossingen binnen het systeem van de huidige markteconomie. Lang niet voor iedereen zal de strategie om weg te komen van het bestaande systeem en ‘het ernaast gaan staan’ een begaanbare route zijn, maar met name voor mensen die door het bestaande bestel aan de kant zijn gezet of die daarin niet kunnen of willen aarden, zou een alternatieve brug naar samenredzaamheid mogelijk een bevrijdend en opluchtend perspectief zijn.
Raf Janssen Panningen, 5 augustus 2019
Noten:
(1) https://www.researchgate.net/publication/332735867_Mobility_Mentoring_R/link/5cc70fb6299bf12097883ac6/download
(2) Sendhill Mullainathan & Eldar Shafir, Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen., Maven Publishing, Amsterdam 2013
(3) C. Wright Mills, The Sociological Imagination, New York 1959; In 1963 verscheen bij Het Spectrum een Nederlandse vertaling onder de titel De sociologische visie.
(4) https://www.kennisbundel.nl/rapport/armoede-en-schulden-nederland
(5) https://www.nibud.nl/beroepsmatig/financieel-problemen-rapport-2018/
(6) Aankondiging van het congres Armoede en schulden doorgrond. Stress-sensitief werken in het sociaal domein. https://www.movisie.nl/agenda/congres-armoede-schulden-doorgrond-0
(7) Raf Janssen (red), Minima 2000. Losse eindjes aan elkaar knopen, Commissie Oriënteringsdagen, Utrecht, 1987, pag. 26
(8) Annelou Ypeij & Erik Snel, Armoede en bestaansstrategieën: Formele en informele sociale zekerheid in Amsterdam-Zuidoost RISBO, Erasmus Universiteit Rotterdam 2002
(9) Ria van Nistelrooij, Regels die mensen blokkeren. Armoedemechanismen, overlevingsgedrag en het falen van regels.Stichting Sjakuus, Utrecht 2003
(10) Nadja Jungmann & Peter Wesdorp, Mobility Mentoring, 2016, pag. 21
(11) Ulrich Beck, Risikogesellschaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne. Suhrkamp Verlag , Frankfurt a.M. 1986, p. 152-153
(12) Ab Kerssies, Laurens Tuinema e.a., Wie armoe zaait zal verzet oogsten, J.H. Kok, Kampen, 1989
(13) Wolfgang Streeck, Gekaufte Zeit. Die vertagte Krise des demokratischen Kapitalismus. Suhrkamp, Berlin, 2013
(14) Zygmunt Bauman, Does Ethics have a Chance in a World of Consumers? Cambridge 2008; Benjamin R. Barber, Consumed. How Markets Corrupt Children, Infantilize Adults and Swallow Citizens Whole, New York/London 2007
(15) Hans Achterhuis, Het rijk van de schaarste. Ambo Baarn 1988; Marianne Gronemeyer, Die Macht der Bedürfnisse. Rowolt Reinbek 1988; Raf Janssen, Arbeid, tijd en geld ontschaarsen. Commissie Oriënteringsdagen Utrecht 1992
Klik hier om naar de startpagina van het thema-dossier Schulden en schaarste te gaan.