Participatiewet vergemeenschappelijken
Bijdrage IV thema basisinkomen
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
In het kader van de drie decentralisaties wordt in heel Nederland veel gesproken over ‘de transformatie’. Kernbegrippen daarbij zijn:
- Een duurzame samenleving van vitale burgers in vitale gemeenschappen waarin iedereen op basis van eigen kwaliteiten meetelt en meedoet aan het realiseren van een kwalitatief goed leven voor een ieder;
- Een overheid die, waar nodig, de aanwezige talenten van (groepen) burgers faciliteert en ondersteunt;
- Burgers in een kwetsbare positie maken deel uit van de gemeenschap, horen erbij, hebben geen uitzonderingspositie; burgers en gemeenschappen krijgen de ruimte van overheid en netwerkpartners om eigen oplossingen te zoeken.
Tot zover het (ideaal)beeld dat menigeen voor ogen staat als er gesproken wordt over trans-formatie in het sociaal domein en aanverwante maatschappelijke terreinen. Het gebied van het sociaal domein dat valt onder de participatiewet, blijft achter bij deze ontwikkeling. Om ook hier de transformatie in gang te zetten zou het goed zijn als de komende tijd initiatieven worden genomen om de participatiewet te vergemeenschappelijken. Deze initiatieven zouden genomen kunnen worden door (groepen) burgers en/of door buurt-, wijk- of dorpsgemeenschappen. De gemeente zou dergelijke initiatieven kunnen faciliteren en ondersteunen via een aanpassing van de uitvoeringsregels van de participatiewet. Als het inventief opzoeken van de grenzen van de wet en het oprekken van uitvoeringsregels niet volstaan, kan het ministerie van SZW verzocht worden om toepassing van het experimenteerartikel in de parti-cipatiewet (art. 83). Dit artikel wordt mogelijk in de toekomst ruimer ingevuld dan in de huidige formulering voorzien is. Een aantal gemeenten dringt daar op aan bij het kabinet.
1. Samen zorg dragen voor kwaliteit van leven
Er komen ontwikkelingen op ons af rond informatisering en robotisering en ontwikkelingen rond werk, zorg en zekerheid. Hoe ongewis de exacte gevolgen hiervan ook zullen zijn voor de toekomst, vast staat dat ons de komende tijd veel veranderingen te wachten staan. Die veranderingen zullen zich naar verwachting ook nog in een veel rapper tempo voltrekken dan tot nu toe het geval is geweest. Dat vooruitzicht noopt tot nadenken over geheel nieuwe denk- en doekaders. Ook op het terrein van de participatiewet, die erop is gericht om allen bestaanszekerheid te garanderen en een plek in de samenleving om mee te doen. Ondanks alle creativiteit en inspanning lukt dat steeds moeizamer: heel veel mensen blijven in onzekerheid werkloos aan de kant staan. Dat dwingt tot het scheppen van ruimte voor burgers om nieuwe onorthodoxe wegen te verkennen. Daarbij willen we geen afbreuk doen aan de overheidstaak om te zorgen voor werk en inkomen voor (groepen) medeburgers die deze levenscondities niet op eigen kracht kunnen realiseren. De overheid kan dit doel niet in haar eentje waarmaken en vasthouden. Het past in de huidige tijdgeest en het spoort geheel en al met het beleid van participatie om met de lokale gemeenschappen en/of groepen burgers in gesprek te gaan over het idee om een ieder in de samenleving een gerespecteerde plek te geven om mee te tellen en mee te doen. Afhankelijk van de uitkomsten zouden mogelijk enkele uitdagingen/problemen tegelijkertijd aangepakt kunnen worden. Talenten van medeburgers die nu aan de kant staan, kunnen worden opgespoord en ingezet om de kwaliteit van leven in een buurt, wijk of dorp te vergroten en te borgen. Dat is positief voor de burgers die nu werkloos aan de kant staan: ze krijgen een breder ontwikkelingsperspectief en creëren daarmee meer mogelijkheden voor zichzelf en hun omgeving. Het is ook positief voor de vele vrijwilligers die soms te veel taken onder handen hebben: vele handen maken licht werk. Ook het leefklimaat in de omgeving gaat erop vooruit, hetgeen ertoe kan bijdragen dat bedrijven zich graag vestigen in deze omgeving. Voor verenigingen en (sport)organisaties zou het mes ook aan twee kanten kunnen snijden: leden zouden zich kunnen ontwikkelen als ‘natuurlijke begeleiders’ en mensen die nu nog werkloos zijn zouden hun kennis en kunde in kunnen zetten ten behoeve van vereniging en organisatie. Het gemeentelijk beleid zou hierop kunnen inspelen: extra waardering bij het mee oppakken van deze nieuwe maatschappelijke uitdaging om de participatiewet te vergemeenschappelijken. De regels en de uitvoering van de participatiewet zouden ook op deze transformatie afgestemd kunnen worden: opereren vanuit een veel breder arbeidsbegrip, waarbij betaalde arbeid niet per definitie voorrang heeft op onbetaalde arbeid; mensen niet lastig vallen met sollicitatieplicht als ze reeds/liever zinvolle arbeid verrichten om gemeenschappen vitaal te maken en te houden, waarmee ze hun uitkering wellicht dubbel en dwars terugverdienen omdat de gemeenschap veel minder geld hoeft te besteden aan allerlei vormen van (gezondheidszorg; ruimere mogelijkheden tot bijverdienen en verbetering van de huidige regeling van onbelaste onkostenvergoeding.
2. Mensen laten kiezen op basis van motivatie
De huidige participatiewet zet sterk in op dwang als instrument om mensen op het re-integratiespoor te zetten en te houden. In de dagelijkse werkelijkheid blijken negatieve prikkels minder effectief dan positieve. De positieve prikkel die het beste werkt is: motivatie. Als iemand perspectief ziet en gemotiveerd is, verloopt de participatie/reïntegratie meestal vlot en succesvol. Bij een experiment om de participatiewet te vergemeenschappelijken zouden uit-keringsgerechtigden een vrije keuze moeten krijgen uit drie mogelijkheden:
1. Meedoen volgens het huidige beleid: zo snel mogelijk een (ontwikkel)plek vinden op de arbeidsmarkt; goede begeleiding krijgen; scholing en goed toegerust duurzaam uitstromen naar betaalde arbeid. Voor heel veel werklozen is dat een prima perspectief. De gemeente blijft zich maximaal inzetten om dit te helpen realiseren, in nauwe samenwerking met werkgevers.
2. Meedoen in buurt-, wijk- of dorpscollectieven: gemeenschappen van groepen burgers in buurten, wijken of dorpen gaan het gesprek aan met buurt-, wijk- of dorpsgenoten die werkloos zijn om te polsen of ze interesse hebben in een meedoenplek om de gemeenschap vitaal te maken en te houden. De gemeente ondersteunt dergelijke gemeenschapscollectie-ven via gerichte ontwikkel-subsidies, via extra waarderingspunten bij algemene subsidies, via aanpassing van de uitvoeringsregels van de participatiewet (bv sollicitatieplicht, vrijwilligersvergoeding). Mensen die hiervoor kiezen kunnen zich voor de gemeenschap inzetten met behoud van uitkering en met een passende onkostenvergoeding.
3. Het opzetten van eigen (werk)collectieven: initiatieven van individuele burgers of groepen burgers om een eigen maatschappelijk bedrijf op te zetten. Zo’n initiatieven zijn niet zozeer gericht op het maken van winst, maar veeleer op het leveren van bijdragen aan de kwaliteit van leven van bepaalde groepen of de omgeving. Bepaalde groepen kunnen zich op deze wijze mogelijk uit een positie van armoede werken en zelf zorg dragen voor nieuw perspectief in hun leven. De gemeente kan dergelijke initiatieven van eigen-werk-bedrijven mogelijk ondersteunen via het beschikbaar stellen van een uitkering, een vrijstelling van de sollicitatieplicht en een aangepaste (tijdelijke) bijverdienregeling die sparen mogelijk maakt om enig (start)kapitaal voor het aanschaffen van gereedschap of voor het volgen van opleidingen te verwerven. In plaats van deze zaken te verstrekken uit het participatiebudget, wordt in dit voorstel ruimte geschapen om mensen te ondersteunen en te stimuleren dergelijke voorzieningen zelf voor elkaar te boksen. Ze worden daarvoor beloond met ruimte en faciliteiten om hun droom te verwerkelijken.
3. De uitdaging oppakken
Het moet niet zo zijn dat de gemeente een blauwdruk gaat maken voor de vergemeenschappelijking van de participatiewet. Vanuit de samenleving kunnen initiatieven ontstaan om deze uitdaging op te pakken. Hier en daar zijn zich mogelijk al initiatieven aan het ontwikkelen in deze richting. De gemeente kan meedenken om dergelijke initiatieven te realiseren. Als het nodig is dat daarvoor de bestaande uitvoeringsregels van de participatiewet worden aangepast, kan daartoe lokaal een voorstel gemaakt worden. Als de wettelijke regels zelf moeten worden aangepast, is het nodig om experimenteerruimte te krijgen van de landelijke overheid. In beide situaties is het verstandig dat het college van B&W concrete voorstellen ter fiattering voorlegt aan de gemeenteraad. Het is namelijk van belang om lokaal politiek draagvlak te krijgen voor vernieuwingsinitiatieven.
Raf Janssen, 31 januari 2016